12 MEI 2015. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningscriteria van de vereniging of organisatie bedoeld in de artikelen VI.114 en XIV.81 van het Wetboek van economisch recht

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

De wijzigingen die de wet van 10 juli 2012 houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie heeft aangebracht aan de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC), beogen een einde te stellen aan praktijken die door veel telefoonabonnees als hinderlijk worden ervaren.

Het gaat om praktijken waarbij zij op elk gepast en ongepast ogenblik telefonisch worden gecontacteerd om promotionele redenen. In deze context moet "promotioneel" ruim worden begrepen en niet worden verengd tot zuiver commerciële doelstellingen waarbij het de bedoeling is de verkoop van producten te bevorderen of tot stand te brengen. Evengoed worden bedoeld de oproepen door of namens organisaties met een niet commercieel oogmerk, bijvoorbeeld met het oog op ledenwerving of financiële ondersteuning.

Ondertussen werd de wet van 21 december 2013 aangenomen waarbij boek VI "Marktpraktijken en consumentenbescherming" werd ingevoegd in het Wetboek van economisch recht (hierna WER). Dit boek herneemt precies de hiervoor geciteerde bepalingen. In hetzelfde Wetboek werd bij wet van 15 mei 2014 ook een boek XIV "Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende de beoefenaars van een vrij beroep" ingevoegd. Dit boek XIV herneemt tekstueel de bepalingen inzake telefonische marketing van boek VI. Beide boeken zijn op 31 mei 2014 in werking getreden.

De bepalingen beogen de bescherming van "telefoonabonnees". Dit begrip is gedefinieerd in de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, meer bepaald in artikel 2, 15°, en omvat niet enkel de consumenten zoals bepaald in het WER, maar evengoed ondernemingen.

Het begrip "direct marketing" is niet specifiek omschreven in de wet zelf, niet in het WER, noch in de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.

Dit begrip is echter wel ruimer dan het begrip "reclame" dat we terugvinden in het WER. De Commissie tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer verwoordt het als volgt op haar website in de rubriek FAQ : "Direct marketing is ruimer dan hetgeen in België onder "reclame" wordt verstaan. Ook niet-commerciële boodschappen of politieke propaganda vallen bijvoorbeeld onder het begrip." Deze ruime zienswijze wordt ook onderschreven in haar Aanbeveling nr. 02/2013 van 30 januari 2013 en sluit aan bij de Aanbeveling nr. (85) 20 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 25 oktober 1985 inzake de bescherming van persoonsgegevens aangewend voor direct marketing. Hierin wordt direct marketing als volgt omschreven: "alle activiteiten die het mogelijk maken om goederen en diensten aan te bieden of andere boodschappen te verzenden aan een deel van de bevolking via de post, de telefoon of andere middelen, gericht op het informeren van of het uitlokken van een reactie van de betrokkene alsmede enige daarmee verband houdende dienst".

In toepassing van de wetsbepalingen moet elke telecomoperator ervoor zorgen dat zijn abonnees hem kunnen mededelen geen telefonische oproepen meer te willen ontvangen om redenen van direct marketing. Elke operator verwerkt deze informatie in een gegevensbestand, dat hij kosteloos ter beschikking stelt van de ondernemingen of organisaties die aan direct marketing doen of aan de ondernemingen die voor rekening van andere ondernemingen of organisaties aan direct marketing doen.

De operator kan dit volledig zelf doen of dit laten doen door een derde partij die dit in zijn naam en voor zijn rekening doet.

Een andere mogelijkheid die de wet openlaat, is een unieke databank waarbij alle telecomoperatoren zich moeten aansluiten en die door een derde partij wordt beheerd. Een dergelijk uniek systeem biedt evidente voordelen, zowel voor de abonnees die zich steeds naar hetzelfde punt kunnen richten, ongeacht de operator die ze contracteren, als voor zij die via telefoon aan direct marketing willen doen en die zich bij één enkel punt kunnen informeren over de telefoonnummers waarnaar niet mag worden gebeld.

De erkenning van een organisatie of vereniging doet in hoofde van alle Belgische telefoonoperatoren de verplichting ontstaan om uitsluitend via deze vereniging of organisatie aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Zij zullen hun abonnees hiervan op de hoogte stellen en abonnees die geen oproepen voor redenen van direct marketing willen ontvangen, naar deze vereniging of organisatie verwijzen. Deze verplichting brengt ook mee dat de telefoonoperatoren kosten van de erkende vereniging of organisatie vergoeden. Zij nemen alle kosten ten laste, met uitzondering van de kosten die het gevolg zijn van de nodige investeringen voor de raadpleging van de gegevens van de geregistreerde abonnees door de ondernemingen die aan direct marketing doen. Tevens zullen de operatoren de nodige gegevens aan de vereniging of organisatie moeten verstrekken opdat de gegevensbank accuraat blijft; het gaat hier in het bijzonder om mededeling van telefoonnummers die buiten gebruik worden gesteld.

De ondernemingen die aan telefonische marketing willen doen, zullen dus ook een bijdrage moeten betalen voor de raadpleging van de gegevens van de vereniging in het kader van de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van het WER.

Het voorliggende koninklijk besluit heeft tot doel het kader te scheppen met de precieze voorwaarden waaraan moet zijn voldaan opdat een vereniging of organisatie zou kunnen worden erkend als uniek contactpunt.

Daartoe worden de eisen die door de artikelen VI.114 en XIV.81 WER worden voorgeschreven, verder geëxpliciteerd.

De bepalingen van het besluit werden aangepast aan het advies dat de Raad van State heeft uitgebracht.

Zodoende werd de tekst opgesplitst in twee hoofdstukken. Het eerste stelt de voorwaarden vast die gelden voor de erkenning van de vereniging of organisatie die zal instaan voor het beheer van de unieke gegevensbank. Het tweede hoofdstuk omvat de verplichtingen voor de telefoonoperatoren. De Raad van State merkt onder punt 2 van zijn advies terecht op dat verplichtingen die aan derde personen worden opgelegd, niet thuishoren onder de erkenningsvoorwaarden van de vereniging of organisatie.

In artikel 1 zijn de erkenningsvoorwaarden opgenomen. Ze slaan op het gebruiksgemak, de afwezigheid van een winstgevend doel, de toegang tot de gegevens voor ondernemingen die aan direct marketing doen en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Het gebruiksgemak voor de abonnee vereist eerst en vooral dat er slechts één enkel contactpunt is. De vraag bij welke operator hij zijn abonnement heeft, speelt dus geen enkele rol. Dit gaat gepaard met de verplichting voor de operatoren, uitsluitend op deze erkende organisatie of vereniging beroep te doen om hun wettelijke verplichtingen te vervullen. Deze verplichting vinden we terug in het tweede hoofdstuk.

Om de hiervoor reeds uiteengezette reden en om gevolg te geven aan het advies van de Raad van State werd als erkenningscriterium geschrapt de voorwaarde dat de operatoren wijzigingen in verband met een oproepnummer moeten mededelen. Deze verplichting voor de telefoonoperatoren werd ondergebracht in hoofdstuk 2.

In het geval dat de toekenning van een nummer aan een welbepaalde abonnee een einde neemt of in geval een oproepnummer niet meer actief is, geeft de operator daarvan tijdig kennis aan de vereniging of de organisatie.

De abonnee moet zonder kosten en via diverse kanalen van het systeem gebruik kunnen maken voor inschrijving, wijziging en raadpleging van zijn gegevens en uitschrijving.

Zoals ook door de wetsbepalingen voorzien wordt, ontvangt de abonnee die zich inschrijft, binnen de vijf werkdagen een bevestiging. Dit geldt ook bij uitschrijving of wijziging van een inschrijving. Er is voorzien dat deze bevestiging onder meer de zgn. prioriteitsregel toelicht.

In tegenstelling tot wat de Raad van State stelt in zijn advies, vindt deze bepaling zijn juridische grond in de wet zelf. De wet stelt immers een algemeen recht van verzet in tegen gelijk welke oproep om redenen van telefonische marketing en stelt dat van zodra dit verzet is geregistreerd, ondernemingen dit nummer voor deze redenen niet meer mogen oproepen.

Een algemeen recht op verzet heeft maar zin, wanneer dit verzet een einde stelt aan elke andere vroegere toelating, ook al is die op contractuele basis gegeven. Omgekeerd is het zo dat dit verzet niet zal gelden ten aanzien van een welbepaalde onderneming, wanneer deze van de abonnee een individuele toelating heeft gekregen op een latere datum dan die van zijn algemeen verzet.

De inschrijving heeft een onbepaalde geldigheidsduur. Uitschrijving, het niet langer toegekend zijn van een oproepnummer of het niet meer actief zijn van een oproepnummer maken een einde aan de inschrijving.

Het beheer van een centrale databank mag geen winstgevende activiteit vormen. Daartoe is vereist dat de vereniging of organisatie die wordt erkend, zo kostenefficiënt mogelijk werkt en zodoende slechts een verantwoorde kost doorrekent, verdeeld over de telecomoperatoren en zij die de databank willen raadplegen in het kader van telefonische direct marketing.

Commerciële exploitatie van de opgeslagen gegevens is uit den boze. Het enige gebruik van deze gegevens is dat dat voortvloeit uit het WER.

Om te voldoen aan de bemerkingen van de Raad van State met betrekking tot de bepalingen over de ontbinding van de erkende vereniging of organisatie, wordt voorzien dat de gegevens die ze bezit en haar netto-actief worden overgedragen aan ofwel een nieuw erkende vereniging of organisatie ofwel aan de telefoonoperatoren. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de vrijwillige of andere ontbinding.

Eveneens als gevolg van het advies van de Raad van State werd het algemeen verbod tot deelname in andere...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT