11 DECEMBER 2015. - DECREET tot wijziging van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren tegen verontreiniging en het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, wat betreft de aanpassing van de aanrekening van de kosten voor publieke drinkwatervoorziening en de kosten voor gemeentelijke en bovengemeentelijke sanering (1)

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

DECREET tot wijziging van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren tegen verontreiniging en het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, wat betreft de aanpassing van de aanrekening van de kosten voor publieke drinkwatervoorziening en de kosten voor gemeentelijke en bovengemeentelijke sanering

Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2. In artikel 35ter van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van oppervlaktewateren tegen verontreiniging, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in paragraaf 3, 2°, wordt de bepaling "B = de som van de bijdrage, zoals bedoeld in artikel 16bis, § 1, van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, aangerekend op het water verbruikt of geloosd in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar voor de bovengemeentelijke sanering, exclusief btw, en de vergoeding, zoals bedoeld in artikel 16quinquies, § 1, van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, aangerekend op het water verbruikt of geloosd in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar voor de bovengemeentelijke sanering, exclusief btw." vervangen door de bepaling "B = de som van de bijdrage en de vergoeding, aangerekend aan de abonnee of de titularis van een private waterwinning, vermeld in artikel 16quater/2 van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, op het water, verbruikt of geloosd in het jaar dat voorafgaat aan het heffingsjaar voor de bovengemeentelijke sanering, exclusief btw.";

  2. in paragraaf 5, eerste lid, wordt de zinsnede "Elke heffingsplichtige, vermeld in artikel 35quater, § 1, wordt vrijgesteld van de verplichting tot betaling van de heffing vermeld in § 1" vervangen door de zinsnede "Elke heffingsplichtige, vermeld in artikel 35quater, § 1, wordt voor 80% vrijgesteld van de verplichting tot betaling van de heffing, vermeld in paragraaf 1";

  3. in paragraaf 6, achtste lid, wordt de zinsnede "Het bedrag van de compensatie wordt als volgt bepaald:

    P= M x T x Q x 0,025"; vervangen door de zinsnede "Het bedrag van de compensatie wordt als volgt bepaald:

    P= M x T x Q x 0,025 x 0,80;";

  4. in paragraaf 6, negende lid, wordt de zinsnede "in de bovengemeentelijke bijdrage of de vergoeding, als vermeld in artikel 16bis, respectievelijk 16quinquies van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending" vervangen door de zinsnede "in de bovengemeentelijke bijdrage of de vergoeding, vermeld in artikel 16bis, 16quater/1 en 16quater/2 van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending";

  5. in paragraaf 7, 2°, wordt de zinsnede "in de bovengemeentelijke bijdrage of de vergoeding, als vermeld in artikel 16bis, respectievelijk 16quinquies van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending" vervangen door de zinsnede "in de bovengemeentelijke bijdrage of de vergoeding, vermeld in artikel 16bis, 16quater/1 en 16quater/2 van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending".

    Art. 3. In artikel 2 van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  6. aan punt 10° worden de woorden "en voor de sanering ervan" toegevoegd;

  7. er wordt een punt 33° toegevoegd, dat luidt als volgt:

    "33° wooneenheid: elke eenheid in een woongebouw die ontworpen of aangepast is om afzonderlijk te worden gebruikt en die minstens over de volgende woonvoorzieningen beschikt: een woonruimte in combinatie met een toilet, een douche of bad en een keuken of kitchenette.".

    Art. 4. In artikel 6bis, § 2, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004 en gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005, 13 juli 2012 en 21 december 2012, worden het tweede tot en met het vierde lid opgeheven.

    Art. 5. In artikel 8, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt punt 9° opgeheven.

    Art. 6. In hoofdstuk V van hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, wordt het opschrift van afdeling IV vervangen door wat volgt:

    "Afdeling 4. Berekening van de bijdrage en vergoeding voor kleinverbruikers".

    Art. 7. In hoofdstuk V, afdeling 4, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004 en gewijzigd bij de decreten van 21 december 2007 en 18 december 2009, wordt vóór artikel 16bis een onderafdeling 1 ingevoegd, die luidt als volgt:

    "Onderafdeling 1. Aanrekenen van een bijdrage voor het water dat geleverd wordt door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk".

    Art. 8. Artikel 16bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004 en gewijzigd bij de decreten van 21 december 2007 en 18 december 2009, wordt vervangen door wat volgt:

    "Art. 16bis. § 1. In deze onderafdeling wordt verstaan onder abonnee: onder voorbehoud van de toepassing van artikel 35quater, § 2 en § 3, van de wet van 26 maart 1971 een klant is een heffingsplichtige als vermeld in artikel 35quater, § 1, 1° en 3°, van de wet van 26 maart 1971.

    De exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk kunnen een bijdrage in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting aanrekenen aan hun abonnees.

    § 2. De bijdragen in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting op gemeentelijk en bovengemeentelijk vlak worden als onderdeel van de integrale prijs voor het leveren van water via het openbare waterdistributienetwerk opgenomen in de waterfactuur.

    De bijdragen in de kostprijs van de opgelegde saneringsverplichting op gemeentelijk en bovengemeentelijk vlak bestaan uit een vastrecht en een variabele prijs.

    De bijdrage voor de sanering op gemeentelijk vlak is bestemd voor de financiering van de gemeentelijke saneringsverplichting.

    De bijdrage voor de sanering op bovengemeentelijk vlak is bestemd voor de financiering van de bovengemeentelijke saneringsverplichting.

    § 3. De exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk bepaalt onder toezicht van de economische toezichthouder het tarief voor de berekening van de variabele prijs op basis van de kosten die hij moet dragen om zijn saneringsverplichting op gemeentelijk en bovengemeentelijk vlak na te komen.

    Het tarief is een prijs per vervuilingseenheid. Bij het bepalen van het bovengemeentelijke en gemeentelijke tarief wordt minstens rekening gehouden met de volgende elementen:

  8. de vervuiling die de abonnee veroorzaakt, conform het `de vervuiler betaalt'- beginsel;

  9. de collectieve respectievelijk individuele saneringskosten per m® water;

  10. een aandeel van de niet-inbare bijdragen;

  11. een aandeel voor de opgelegde vrijstellingen of sociale correcties en de openbare dienstverplichtingen;

  12. de door de gemeente of het Vlaamse Gewest toegekende tegemoetkoming in de financiering;

  13. het aandeel van de kosten, veroorzaakt door het lozen van water dat niet afkomstig is van een openbaar waterdistributienetwerk;

  14. het aandeel van de inkomsten van het vastrecht voor de gemeentelijke of de bovengemeentelijke bijdrage.

    In het kader van het algemeen belang kan door het Vlaamse Gewest aan de exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk een tussenkomst in de financiering van de bovengemeentelijke collectieve sanering toegekend worden in de vorm van een algemene werkingstoelage. De uitgekeerde werkingstoelage moet worden aangewend voor de invulling van de bovengemeentelijke saneringsverplichting. De Vlaamse Regering kan nadere regels vastleggen met betrekking tot de toekenning en de uitbetaling van de algemene werkingstoelage aan de exploitanten.

    De exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk, onder toezicht van de economische toezichthouder, of de economische toezichthouder kan om economische, ecologische en sociale redenen beperkingen opleggen aan de bijdrage die aan de abonnees wordt aangerekend.

    De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen en regels vaststellen met betrekking tot de methode voor tariefbepaling en de tariefstructuur van de variabele prijs.

    § 4. De exploitanten van een openbaar waterdistributienetwerk stellen op eenvoudig verzoek van de economische toezichthouder kosteloos alle gegevens en inlichtingen ter beschikking die de economische toezichthouder nodig heeft om zijn taken uit te voeren.

    De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaronder de informatie, vermeld in het eerste lid, ter beschikking wordt gesteld.".

    Art. 9. Artikel 16ter van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 december 2004 en gewijzigd bij het decreet van 21 december 2007, wordt vervangen door wat volgt:

    "Art. 16ter. § 1. Jaarlijks wordt een vastrecht aangerekend aan de abonnee.

    Het bovengemeentelijke tarief van het vastrecht bedraagt 20 euro per wooneenheid, verminderd met 4 euro per gedomicilieerde. Het vastrecht kan niet negatief worden.

    Het gemeentelijke tarief van het vastrecht voor de collectieve sanering bedraagt 30 euro per wooneenheid, verminderd met 6 euro per gedomicilieerde. Het vastrecht kan niet negatief worden.

    Het gemeentelijke tarief van het vastrecht voor de individuele sanering bedraagt 50 euro per wooneenheid, verminderd met 10 euro per gedomicilieerde. Het vastrecht kan niet negatief worden.

    In geval de watermeter water meet dat niet geleverd wordt ten behoeve van één of meerdere wooneenheden kan het vastrecht daarnaast per watermeter aangerekend worden.

    Het bovengemeentelijk tarief van het vastrecht bedraagt 20 euro per watermeter. Het gemeentelijk tarief van het vastrecht bedraagt 30 euro per watermeter.

    § 2. De variabele prijs wordt berekend op de volgende wijze:

    B = Tkv x N en N = 0,025 x...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT