11 AUGUSTUS 2017. - Wet houdende invoeging van het Boek XX 'Insolventie van ondernemingen', in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wetboek van economisch recht

Art. 2. In boek I, titel 2, van het Wetboek van economisch recht, wordt een hoofdstuk 14 ingevoegd, luidende:

"Hoofdstuk 14. Definities eigen aan boek XX

Art. I.22. Voor de toepassing van boek XX gelden de volgende definities:

  1. "insolventieprocedure": een procedure van gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord of door een collectief akkoord of door overdracht onder gerechtelijk gezag of van faillissement;

  2. "hoofdinsolventieprocedure": hoofdprocedure zoals bepaald in artikel 3 van de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures;

  3. "beslissing tot opening van een insolventieprocedure": de beslissing van een rechterlijke instantie tot opening van een insolventieprocedure of tot bevestiging van de opening van een dergelijke procedure;

  4. "insolventierechtbank": de rechtbank van koophandel bevoegd om een insolventieprocedure te openen, of die ze geopend heeft;

  5. "tijdstip waarop de procedure is geopend": het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een insolventieprocedure rechtsgevolgen heeft, onafhankelijk van de vraag of de beslissing nog voor rechtsmiddelen vatbaar is;

  6. "register": het Centraal Register Solvabiliteit is de geïnformatiseerde gegevensbank waar de dossiers betreffende de minnelijke akkoorden, de procedures van gerechtelijke reorganisatie of faillissement worden opgeslagen en bewaard;

  7. "insolventiefunctionaris": elke persoon of instantie waarvan de taak, mede op tussentijdse basis, erin bestaat, een of meer van de volgende taken te vervullen:

    i) de in het kader van een insolventieprocedure ingediende vorderingen te verifiëren en te aanvaarden;

    ii) het collectieve belang van de schuldeisers te behartigen;

    iii) het geheel of een deel van de goederen waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking werd ontzegd, te beheren;

    iv) de onder iii) bedoelde goederen te vereffenen en in voorkomend geval de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers; of

    v) toe te zien op het beheer van de onderneming van de schuldenaar;

  8. "schuldenaar": de onderneming in de zin van artikel XX.1 van dit boek;

  9. "schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt": een schuldenaar ten aanzien van wie een insolventieprocedure is geopend, waarbij niet noodzakelijkerwijs een insolventiefunctionaris wordt aangewezen of waarbij de rechten en plichten aangaande het beheer van de goederen van de schuldenaar niet volledig aan een insolventiefunctionaris worden overgedragen, en waarbij de schuldenaar derhalve volledig of tenminste gedeeltelijk de zeggenschap over zijn goederen of zijn activiteiten behoudt;

  10. "beoefenaar van een vrij beroep": de onderneming in de zin van artikel I.1.14° van dit boek;

  11. "schuldvorderingen in de opschorting": de schuldvorderingen ontstaan voor het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie opent of die uit het verzoekschrift of gerechtelijke beslissing genomen in het kader van de procedure volgen;

  12. "gewone schuldvorderingen in de opschorting": de schuldvorderingen in de opschorting andere dan de buitengewone schuldvorderingen in de opschorting;

  13. "gewone schuldeiser in de opschorting": de persoon die titularis is van een gewone schuldvordering in de opschorting;

  14. "buitengewone schuldvorderingen in de opschorting": de schuldvorderingen in de opschorting die gewaarborgd zijn op het ogenblik van de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, door een zakelijke zekerheid, en de schuldvorderingen van de schuldeisers-eigenaars; de schuldvordering is slechts buitengewoon ten belope van het bedrag waarvoor, op de dag van de opening van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, een inschrijving of registratie is genomen, of wanneer geen inschrijving of registratie is genomen, ten belope van de realisatiewaarde in going concern van het goed of indien het onderpand betrekking heeft op specifieke verpande schuldvorderingen, de boekhoudkundige waarde; de hiervoor omschreven beperking is slechts van toepassing met het oog op de uitwerking en stemming van het reorganisatieplan, zoals bedoeld in de artikelen XX.72 tot XX.83;

  15. "buitengewone schuldeiser in de opschorting": de persoon die titularis is van een buitengewone schuldvordering in de opschorting;

  16. "schuldeiser-eigenaar": de schuldeiser die tot zekerheid van zijn schuldvordering eigenaar is van goederen in handen van de schuldenaar, op de dag van de opening van een insolventieprocedure;

  17. "centrum van de voornaamste belangen": de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden herkenbaar is;

  18. "vestiging": elke plaats van handeling waar een schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit die niet van tijdelijke aard is, uitoefent of heeft uitgeoefend in de periode van drie maanden voorafgaand aan het aanvragen van de hoofdinsolventieprocedure;

  19. "maatschappelijke zetel": de statutaire zetel;

  20. "opschorting": het door de rechtbank aan de schuldenaar toegekend moratorium teneinde een gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord of door een collectief akkoord of door overdracht onder gerechtelijk gezag te realiseren;

  21. "reorganisatieplan": het door de schuldenaar in de loop van de opschorting opgesteld plan, bedoeld in de artikelen XX.70 en volgende;

  22. "restschulden": de schulden die onbetaald zijn gebleven bij het einde van de insolventieprocedure;

  23. "Insolventieverordening": de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures;

  24. "moedervennootschap": een vennootschap die rechtstreeks of onrechtstreeks controle uitoefent over een of meer vennootschappen; een vennootschap die geconsolideerde financiële overzichten opstelt overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad wordt geacht een moedervennootschap te zijn;

  25. "vennootschapsgroep": een moedervennootschap en al haar dochtervennootschappen;

  26. "verbonden ondernemingen": ondernemingen waartussen een relatie van verbondenheid bestaat in de zin van artikel 11, 1°, van het Wetboek van vennootschappen;

  27. "elektronische ondertekening": een gekwalificeerde elektronische handtekening of een gekwalificeerd elektronisch zegel, bedoeld in respectievelijk artikel 3.12. en 3.27. van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, of door een andere elektronische handtekening die voldoet aan de criteria die de Koning kan bepalen ten einde de identiteit van de partijen en hun instemming met de inhoud van de akte te verzekeren.

    Art. 3. In hetzelfde Wetboek wordt een boek XX ingevoegd dat luidt als volgt "Insolventie van ondernemingen":

    "Titel 1. Algemene beginselen

    Hoofdstuk 1. - Toepassingsgebied

    Art. XX.1. § 1. Voor de toepassing van dit boek zijn ondernemingen:

    (a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;

    (b) iedere rechtspersoon;

    (c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.

    Voor toepassing van dit boek zijn, in afwijking van het eerste lid, geen ondernemingen:

    (a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk heeft en die ook in feite geen uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die een beslissende invloed uitoefenen op het beleid van de organisatie;

    (b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon;

    (c) de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones, de prezones, de Brusselse Agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

    Het openen van een insolventieprocedure ten aanzien van een onderneming waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, houdt hierdoor niet noodzakelijk de opening van een insolventieprocedure ten aanzien van haar onbeperkt aansprakelijke vennoten in.

    De Koning bepaalt de nadere toepassingsregels van dit boek voor de vrije beroepen en hun verenigingen.

    § 2. De bepalingen van dit boek gelden onverminderd het bijzondere recht dat de gereglementeerde vrije beroepen of de ministeriële ambtenaren en notarissen betreft, met inbegrip van de toegang tot het beroep, de beperkingen aan het beheer en de overgang van het vermogen en de eerbiediging van het beroepsgeheim.

    De bepalingen van dit boek mogen niet derwijze worden uitgelegd dat zij een beperking inhouden van de plicht tot het bewaren van het beroepsgeheim of de vrije keuze van de patiënt of cliënt van de beoefenaar van een vrij beroep.

    § 3. De bepalingen van de titels II, III, IV en V van dit boek zijn niet van toepassing op de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de beleggingsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de verrekenings- en vereffeningsinstellingen en gelijkgestelde instellingen, de herverzekeringsondernemingen, de financiële holdings en de gemengde financiële holdings.

    § 4. In geval van twijfel betreffende de verenigbaarheid van een bepaling van dit boek met een verplichting volgend uit het wettelijk statuut van de ondernemingen bedoeld in paragraaf 2 kunnen de rechtbank, de gedelegeerd rechter, de rechter-commissaris, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van elke partij in de insolventieprocedure, het advies vragen van de Ordes of Instituten waarvan de beroepsbeoefenaar deel uitmaakt. Dit advies moet...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT