1 MEI 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 1971 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de zeelieden

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd beoogt een aantal wijzigingen aan te brengen aan het koninklijk besluit van 28 december 1971 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 op de zeelieden en de in bij dat koninklijk besluit gevoegde bijlagen.

De ontworpen wijzigingen hebben betrekking op het indexeringsmechanisme van de forfaitaire basislonen zeelieden, het basisloon scheepsjongeren voor de sector van de zeevisserij, de basislonen shortsea en commercial yachting voor de sector van de koopvaardij en de automatische aanpassing van de forfaitaire basislonen zeelieden aan het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen.

Voor wat betreft het indexeringsmechanisme van de forfaitaire basislonen van de zeelieden strekken de bepalingen in het koninklijk besluit ertoe om de reglementaire basis in overeenstemming te brengen met de gangbare praktijk.

Momenteel voorziet het koninklijk besluit van 28 december 1971 dat de forfaitaire basislonen voor de zeelieden worden gekoppeld aan de index op dezelfde manier als het maximum basisloon zoals bepaald bij artikel 39 van de arbeidsongevallenwet.

De forfaitaire basislonen zeelieden die het maximum basisloon arbeidsongevallen bereiken nemen in de praktijk dit plafondloon over. Het plafondloon arbeidsongevallen wordt echter niet alleen aangepast aan de index, maar ook aan de welvaart. Momenteel is er conform art. 2 van het koninklijk besluit van 28 december 1971 enkel een reglementaire basis om de forfaitaire basislonen zeelieden aan te passen aan de index. Daarom wordt voorgesteld om in art. 2 van het koninklijk besluit van 28 december 1971 een bepaling toe te voegen dat voorziet dat de basislonen aangeduid met een "*" in de bijlagen van dit koninklijk besluit, het plafondloon van artikel 39 arbeidsongevallenwet overnemen.

Het koninklijk besluit dat ter ondertekening voorligt, strekt er eveneens toe om wijzigingen aan te brengen aan de forfaitaire basislonen van de scheepsjongeren.

Het merendeel van de in het koninklijk besluit opgenomen bepalingen aangaande de basislonen van de scheepsjongeren, waren reeds voorzien vóór 1 januari 2020 door samenlezing van het ondertussen gewijzigd art. 80 arbeidsongevallenwet en het koninklijk besluit van 27 mei 2014 tot gelijkschakeling van de scheepsjongeren met de leerlingen van artikel 80 arbeidsongevallenwet.

Immers, ingeval de scheepsjongere tijdens de periode van ongeschiktheid de leeftijd van 20 jaar bereikte, werd de vergoeding van tijdelijke arbeidsongeschiktheid vanaf deze datum reeds berekend op basis van het basisloon dat overeenstemt met de beroepscategorie waartoe de getroffene zou behoord hebben vanaf het bereiken van de leeftijd van 20 jaar.

Ook was reeds voorzien dat wanneer het ongeval een blijvende arbeidsongeschiktheid of het overlijden van de scheepsjongere veroorzaakt, de vergoedingen berekend worden op het basisloon dat overeenstemt met de beroepscategorie waartoe de scheepsjongere zou behoord hebben vanaf het bereiken van de leeftijd van 20 jaar aan boord van een schip van dezelfde categorie als dat waarop de scheepsjongere aangemonsterd was.

Dit vergoedingssysteem voor de scheepsjongeren werd destijds gecreëerd om een maximaal parallellisme te creëren met de leerlingen van artikel 38 van de arbeidsongevallenwet.

Door de wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken werd getracht om een globaal en samenhangend juridisch kader te creëren voor de personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid.

In het kader hiervan werd een nieuw art. 38/1 in de arbeidsongevallenwet ingevoegd dat voor leerlingen en de personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid regels voorziet ter bepaling van het basisloon voor de berekening van de vergoedingen tijdelijke arbeidsongeschiktheid, blijvende arbeidsongeschiktheid en vergoedingen bij overlijden.

De wet van 21 december 2018 schrapte elke verwijzing naar leerling in artikel 80 van de arbeidsongevallenwet. Hierdoor werd het bovenvermeld koninklijk besluit van 27 mei 2014 tot gelijkschakeling van de scheepsjongeren met de leerlingen van artikel 80 arbeidsongevallenwet zonder voorwerp.

De doelstelling van deze schrapping wordt in de artikelsgewijze bespreking bij de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, (Kamer, DOC 54 3355/001, p.88) verduidelijkt door te stellen dat hierdoor de bepaling van het basisloon voor leerlingen in de zeevisserij in overeenstemming wordt gebracht met het nieuwe artikel 38/1 van de arbeidsongevallenwet.

In het voorliggend koninklijk besluit wordt een vergoedingssysteem voor de scheepsjongeren gecreëerd dat overeenstemt met wat reeds voorzien was voor hen, en dat hen minstens dezelfde waarborgen verleent zoals deze ingevoerd zijn voor de personen die onder de toepassing vallen van artikel 38/1 van de arbeidsongevallenwet.

Daarom werd in het koninklijk besluit een apart forfaitair basisloon opgenomen voor de meerderjarige scheepsjongeren dat gelijk is aan 12 maal het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen van een 19 jarige werknemer met 6 maanden anciënniteit. Er wordt een nieuw artikel aan het koninklijk besluit van 28 december 1971 gevoegd dat bepaalt dat, indien de scheepsjongere meerderjarig wordt tijdens de periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, de vergoedingen voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid berekend worden op het basisloon tijdelijke arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld voor een meerderjarige scheepsjongere.

Ten aanzien van de opmerking van de Raad van State, geformuleerd in zijn advies nr. 71.003/1 van 11 maart 2022 in punt 9, betreffende de onduidelijkheid waarom wordt geopteerd voor een leeftijdsgrens van 20 jaar, kunnen verschillende zaken worden opgemerkt.

Zoals hierboven opgemerkt, is het opteren voor een leeftijdsgrens van 20 jaar voor de scheepsjongeren niet nieuw. Het koninklijk besluit van 27 mei 2014 voorziet dat voor de toepassing van art. 80 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 de scheepsjongeren die geen 20 jaar oud zijn en die ten laste zijn van het Fonds voor scheepsjongeren met leerlingen worden gelijkgesteld.

Omdat door de wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken elke verwijzing naar leerling in art. 80 van de arbeidsongevallenwet werd geschrapt, diende een nieuwe reglementaire basis gecreëerd te worden ter bepaling van de forfaitaire basislonen van de scheepsjongeren.

Destijds werd hierbij een maximale gelijkschakeling met de leerlingen van artikel 38 van de arbeidsongevallenwet nagestreefd. In het koninklijk besluit dat voorligt werd rekening gehouden met de waarborgen voorzien voor de personen die vallen onder het toepassingsgebied van artikel 38/1 van de arbeidsongevallenwet.

Het Fonds voor Scheepsjongeren werd...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT