1 JUIN 2016. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 17 juli 2013 betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

De wet van 17 juli 2013 betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop (hierna: de valsemunterijwet) bepaalt in artikel 4 dat de Koning, op voorstel van de Nationale Bank en de Koninklijke Munt, de regels vastlegt die de aan de valsemunterijwet onderworpen instellingen dienen na te leven met het oog op haar toepassing en de toepassing van de relevante regelgeving van de Europese Unie.

Dit ontwerp van koninklijk besluit beoogt uitvoering te geven aan artikel 4 van de valsemunterijwet (hierna: het ontwerp-KB). De door de instellingen na te leven regels zijn deels overgenomen uit het koninklijk besluit van 5 april 2006 tot uitvoering van de inmiddels opgeheven wet van 12 mei 2004 betreffende de bescherming tegen valsemunterij (hierna: het KB van 2006). Daarnaast bevat het ontwerp-KB een aantal nieuwe regels.

Artikel 1 van het ontwerp-KB bevat enkele definities, waaronder de verwijzing naar de valsemunterijwet en naar de bij de Gerechtelijke Politie opgerichte centrale dienst ter beteugeling van de valsemunterij. Eveneens aan bod komt de definitie van wat moet verstaan worden onder "biljetten en muntstukken die ongeschikt zijn voor circulatie". Dit begrip behoeft geen nadere toelichting. Alle andere in het ontwerp-KB gehanteerde begrippen zijn ontleend aan de valsemunterijwet of aan de relevante regelgeving van de Europese unie, zodat zij niet nader hoeven gedefinieerd te worden in het ontwerp-KB.

Niettemin wordt ter verduidelijking ook een definitie toegevoegd van "biljettenautomaat" aangezien dit begrip wel voorkomt in de valsemunterijwet maar er niet nader gepreciseerd wordt. Het betreft de bankbiljettensorteermachines zoals bedoeld in het Besluit van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (meer bepaald in de bijlagen bij dit Besluit). Ter herinnering, het betreft door cliënten of personeelsleden bediende machines. Wat de door cliënten bediende machines betreft onderscheidt het besluit verschillende types. Een eerste type zijn de Cash-in machines (CIM's ) waarbij cliënten met een bankkaart of met eurobankbiljetten geld op hun bankrekeningen kunnen storten. Deze CIM's hebben geen gelduitgiftefunctie in tegenstelling tot het tweede type, de Cash-recycling machines (CRM's) waarbij deze laatste machines desgevallend bankbiljetten welke eerdere cliënten afgestort hebben, na controle hergebruiken. Een derde type zijn de Combined cash-in machines (CCM's) die vergelijkbaar zijn met de CRM's met dat verschil dat ze geen biljetten hergebruiken van eerdere afstortingen. Ten slotte zijn er nog de Cash-out machines (COM's) welke enkel dienen voor de uitgifte van bankbiljetten aan klanten.

Wat de door personeelsleden bediende machines betreft, zijn er vooreerst de Bankbiljettendetectiemachines (Banknote authentication machines, BAM's) die eurobankbiljetten enkel controleren op echtheid daar waar de Bankbiljettenverwerkingsmachines (BPM's) ook controleren op geschiktheid. Ten derde zijn er de Teller assistant recycling machines (TARM's) die dienen voor het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten na uitvoering van een controle op echtheid en geschiktheid. Ten slotte zijn er ook de door baliepersoneel bediende automaten (TAM's) die eurobankbiljetten controleren op echtheid.

Voor alle duidelijkheid vallen de zogenaamde Self Check-Out Terminals (SCoTs) en Valutawisselautomaten eveneens onder de definitie.

Door te verwijzen naar het ECB-besluit wordt aldus verzekerd dat zowel de valsemunterijwet als het ontwerp-KB op consistente wijze uitvoering geven aan de Europese regelgeving bedoeld in artikel 2 van de valsemunterijwet, zonder het toepassingsgebied uit te breiden tot andere biljettenautomaten maar ook dat eventuele latere wijzigingen en uitbreidingen aan het ECB-besluit qua biljettenautomaten onmiddellijk van toepassing zullen zijn.

Er wordt ook aan herinnerd dat het toepassingsgebied van de valsemunterijwet nader werd toegelicht in de memorie van toelichting bij artikel 3 van die wet (Wetsontwerp betreffende de bescherming tegen valsemunterij en de handhaving van de kwaliteit van de geldomloop, Parl.St. Kamer, 53 2271/001, 6-7).

Voor alle duidelijkheid wordt in herinnering gebracht welke instellingen nu precies onder het toepassingsgebied van de valsemunterijwet en het ontwerp-KB vallen. Het betreft:

- de kredietinstellingen;

- binnen de grenzen van hun betalingsactiviteit, de overige betalingsdienstaanbieders;

- iedere andere economische operator die deelneemt aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten en munten, met inbegrip van:

- de instellingen waarvan de activiteit bestaat in het wisselen van biljetten of munten van diverse valuta's, zoals de wisselkantoren;

- geldvervoerders;

- de overige economische operatoren, zoals handelaars en casino's, voor zover ze als bijkomstige activiteit deelnemen aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten middels geldautomaten en binnen de grenzen van deze bijkomstige activiteiten.

Geldtelcentra zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 3°, c) van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid vallen bijgevolg onder dat toepassingsgebied.

Men dient daarnaast op te merken dat de Belgische autoriteiten de valsemunterijwet in de praktijk zodanig toepassen dat de verplichting tot detectie van valse en geneutraliseerde biljetten ook geldt wanneer de instellingen niet de intentie hebben om de biljetten die zij hebben ontvangen opnieuw in omloop te brengen. Dit houdt verband met de nood om in een maximaal aantal gevallen de traceerbaarheid van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten te verzekeren, zoals ook blijkt uit artikel 4 van het ontwerp-KB. Economische operatoren, zoals handelaars en casino's, die als bijkomstige activiteit deelnemen aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten via geldautomaten, dienen evenwel enkel een controle op de aanwezigheid van valse en vermoedelijk geneutraliseerde biljetten uit te voeren wanneer zij de ontvangen biljetten effectief opnieuw in omloop zullen brengen via geldautomaten.

Tot slot wordt artikel 1, § 1, 3°, d) van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid in herinnering gebracht. Volgens dit artikel dient de activiteit van het bevoorraden van biljettenautomaten beschouwd te worden als een bewakingsactiviteit, met als gevolg dat de bevoorrading enkel mag uitgevoerd worden door erkende bewakingsagenten. Een uitzondering geldt voor de bevoorrading van biljettenautomaten die zijn opgesteld in bemande kantoren van kredietinstellingen of Bpost. Eén en ander impliceert dat handelaars en casino's in België niet zelf mogen overgaan tot het bevoorraden van biljettenautomaten met de biljetten die zij ontvangen hebben en dat zij hiervoor beroep moeten doen op een conform de wet van 1990 erkende cash handler of waardenvervoerder. Het betreft een beperking die niet voorzien is in de regelgeving van de Europese Unie zoals bedoeld in artikel 2 van de valsemunterijwet, maar die om redenen van publieke veiligheid desalniettemin werd ingevoerd in de Belgische wetgeving. De Nationale Bank kan in de uitoefening van haar bevoegdheid tot controle van de correcte naleving van de valsemunterijwet, zelf niet rechtstreeks optreden tegen inbreuken die zouden vastgesteld worden op het bovenvermelde artikel van de wet van 1990. De Bank kan de bevoegde diensten van de Minister van Binnenlandse Zaken wel op de hoogte brengen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT