Vonnis/arrest, Hof van Cassatie van België, 2021-04-23

JurisdictionBélgica
Judgment Date23 avril 2021
ECLIECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210423.1N.3
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:CASS:2021:ARR.20210423.1N.3
CourtHof van Cassatie van België
Docket NumberC.20.0122.N
Nr. C.20.0122.N M. G eiser vertegenwoordigd door mr. Martin Lebbe, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1060 Brussel, Jourdanstraat 31, waar de eiser woonplaats kiest tegen 1. J. S 2. J. S., 3. SEGO bv, met zetel te 2520 Ranst (Broechem), Oelegemsesteenweg 31 A, ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0445.577.616, verweerders, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187/302, waar de verweerders woonplaats kiezen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 14 oktober 2019, op verwijzing gewezen na arrest van het Hof van 19 november 2015. Raadsheer Sven Mosselmans heeft verslag uitgebracht. Eerste advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDELEN De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, vier middelen aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Het gezag van het rechterlijk gewijsde strekt zich uit tot wat de rechter over een geschilpunt heeft beslist en tot wat, gelet op het geschil dat voor de rechter is gebracht en waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, de noodzakelijke of impliciete grondslag van zijn beslissing vormt. Uit het feit dat het voorwerp en de oorzaak van een vordering waarover definitief is beslist niet dezelfde zijn als die van een latere vordering tussen dezelfde partijen, volgt niet noodzakelijk dat geen enkele aanspraak of betwisting die een partij in een van beide gedingen opwerpt identiek kan zijn en evenmin dat de rechter een aanspraak kan aannemen waarvan de grondslag onverenigbaar is met het eerdere gewijsde. 2. Uit de stukken waarop het Hof kan acht slaan, blijkt dat: - de rechtbank van koophandel te Antwerpen bij niet-beroepen vonnissen van 5 juni 1997 en 17 juni 1999 zoals in kort geding uitspraak doet over een vordering tot gedwongen aandelenoverdracht gelet op een geschil tussen enerzijds de eiser en anderzijds de eerste en tweede verweerders als vennoten van de derde verweerster; - de rechtbank bij vonnis van 5 juni 1997 een deskundigenonderzoek beveelt omtrent de beweerdelijk onmogelijk geworden samenwerking tussen de vennoten met schending van het vennootschapsbelang; - de rechtbank bij vonnis van 17 juni 1999 onder meer vaststelt dat uit het deskundigenverslag blijkt dat de vennootschap aan de eiser nog belangrijke vergoedingen moet betalen en meer...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT