Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage), 2023-04-20

Judgment Date20 avril 2023
ECLIECLI:BE:GHCC:2023:ARR.067
Docket Number67/2023
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.067
CourtGrondwettelijk Hof (Arbitragehof)
Grondwettelijk Hof Arrest nr. 67/2023 van 20 april 2023 Rolnummer : 7865 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 38, § 1, eerste lid, 12°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (zoals van toepassing vóór de wetswijziging van 1 maart 2019), gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent Het Grondwettelijk Hof samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen wijst na beraad het volgende arrest I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 15 september 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 september 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 38, § 1, eerste lid, 12°, WIB ’92, zoals van toepassing vóór de wetswijziging van 1 maart 2019, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat de in deze bepaling bedoelde vrijstelling enkel de vergoedingen betreft van de vrijwilligers die een taak uitoefenen als ambulancier hulpverlener in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening in de zin van de wet van 8 juli 1964 en die kwalificeren als operationeel personeel van een hulpverleningszone, maar niet van de vrijwilligers die dezelfde taak als ambulancier-hulpverlener uitoefenen in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening (en derhalve eveneens gebrevetteerd zijn in de zin van artikel 12 van het koninklijk besluit van 13 februari 1998) doch bij een private ambulancedienst ? ». Memories zijn ingediend door : 2 - Christiane Verborgt en Danny Boon, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. T. Lauwers, advocaat bij de balie te Gent; - de Ministerraad, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. G. Leyns, advocaat bij de balie te Gent. Christiane Verborgt en Danny Boon hebben ook een memorie van antwoord ingediend. Bij beschikking van 15 februari 2023 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers W. Verrijdt en T. Detienne te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 1 maart 2023 en de zaak in beraad zal worden genomen. Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 1 maart 2023 in beraad genomen. De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil Een van de eisers in het bodemgeschil heeft gedurende het inkomstenjaar 2016 als vrijwillig hulpverlener-ambulancier prestaties van dringende geneeskundige hulpverlening verstrekt bij een ambulancedienst met een privaatrechtelijke rechtsvorm. Bij het indienen van de gezamenlijke aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2017 zijn de eisers ervan uitgegaan dat zij, wat de door de ambulancedienst uitbetaalde vergoedingen betreft, aanspraak konden maken op de belastingvrijstelling van artikel 38, § 1, eerste lid, 12°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : het WIB 1992), zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij de wet van 1 maart 2019 « tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, teneinde ten behoeve van de vrijwilligers bij de korpsen van de openbare brandweer en bij de civiele bescherming het fiscaal vrijgesteld bedrag te verhogen » (hierna : de wet van 1 maart 2019). De belastingadministratie is evenwel van mening dat die vrijstelling slechts geldt voor vrijwillige hulpverleners-ambulanciers werkzaam bij een hulpverleningszone, en niet voor vrijwillige hulpverleners-ambulanciers werkzaam bij een private ambulancedienst. Zij heeft daarom een aanvullende aanslag gevestigd. Tegen die aanvullende aanslag hebben de eisers in het bodemgeschil een bezwaar ingediend, dat werd verworpen. Zij hebben vervolgens een beroep ingesteld bij het verwijzende rechtscollege, dat de voormelde prejudiciële vraag heeft gesteld. III. In rechte -A– A.1.1. De Ministerraad is van mening dat artikel 38, § 1, eerste lid, 12°, van het WIB 1992, in de versie van toepassing op het bodemgeschil, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. 3 A.1.2. De Ministerraad zet uiteen dat de in het geding zijnde bepaling werd gewijzigd bij de wet van 1 maart 2019. Als gevolg van die wijziging kunnen ook de vrijwillige hulpverleners-ambulanciers werkzaam bij een private ambulancedienst aanspraak maken op een belastingvrijstelling, met betrekking tot de vergoedingen betaald of toegekend vanaf 1 januari 2019. Die wetswijziging leidt evenwel niet tot de conclusie dat de in het geding zijnde bepaling niet bestaanbaar is met het beginsel van gelijkheid en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT