Conclusie van het Openbaar Ministerie, Hof van Cassatie van België, 2020-03-24

JurisdictionBélgica
Judgment Date24 mars 2020
ECLIECLI:BE:CASS:2020:CONC.20200324.1N.1
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:CASS:2020:CONC.20200324.1N.1
CourtHof van Cassatie van België
Docket NumberP.19.0571.N
P.19.0571.N Conclusie van advocaat-generaal De Smet 1. Voorafgaande opmerkingen (1) De Belgische Staat, burgerlijke partij, eiser XIII, deed afstand van zijn cassatieberoep, bij akte van 26 juli 2019, zonder berusting. Uw Hof kan die afstand verlenen Eisers I.1., I.2., II, X.1, X.2, XIX.1 en XII.2. hebben cassatieberoep ingesteld tegen onderdelen van het bestreden arrest waarbij zij werden vrijgesproken, Op die punten is hun cassatieberoep niet-ontvankelijk, bij gebrek aan belang In zoverre eisers opkomen tegen onderdelen van tenlastelegging F.I en F.II waarbij de strafvordering niet-ontvankelijk is verklaard, is hun cassatieberoep niet-ontvankelijk, bij gebrek aan belang In de tijdig ingediende memories van eisers I tot en met X.II. worden middelen in cassatie aangevoerd die betrekking hebben op volgende rechtsproblemen: 1°Raming van het illegaal vermogensvoordeel van transacties die niet in de boekhouding zijn verwerkt (artikelen 42, 3° en 43bis Sw.). Betreft 3e middel van eisers II, II, IV, V, VI, 4e middel van eiser VIII en 2e middel van eiseres X. 2°Verbeurdverklaring van activa van een criminele organisatie bij gedeeltelijke vrijspraak wegens witwassen (artikelen 42 en 43quater Sw.). Betreft 3e middel van eiser II 3°Verjaring van de strafvordering van het misdrijf gebruik van valse stukken (artikelen 193, 196, 197, 213 en 214 Sw. en art. 21 V.T. Sv.). Betreft 1e middel van eisers I en XII. 4°Het aannemen van periodes van schorsing van de verjaring van de strafvordering buiten de oorspronkelijke termijn van verjaring, in een termijn van stuiting van de verjaring (artikelen 21, 22 en 24 V.T. Sv.). Betreft 1e middel van eisers XII. 5°De verenigbaarheid met het recht op een eerlijk proces van een beslissing van de raadkamer tot verwijzing van een deel van de zaak naar het vonnisgerecht en het voortzetten van het onderzoek voor andere feiten waarvoor de onderzoeksrechter is gelast (art. 6 EVRM, artikelen 127 en 130 Sv.). Betreft 1e middel van eisers II en XI. 6°De toelaatbaarheid van samenwerking tussen leden van de federale politie en de douaneadministratie bij het verzamelen van bewijs onder leiding van de onderzoeksrechter (artikelen 9 en 55 Sv. en 186 en 327 AWDA KB 18 juli 1977). Betreft 1e middel van eiser VI 7°Toelaarbaarheid als bewijs van een verhoor van een niet-aangehouden verdachte afgenomen voor de Salduz-Wetten van 13 augustus 2011 en 24 november 2016 (art. 6.3. EVRM en 47bis Sv.). Betreft 2e middel eisers I 8°Het recht op vertaling van stukken die relevant zijn voor het verweer en de beoordelingsmarge van de strafrechter (art. 6.3. EVRM en EU-Richtlijn 2010/64). Betreft 1e middel van eisers III, IV, V, en VII. 9°Toelaatbaarheid als bewijs van gegevens van telecom-operatoren verstrekt op bevel van de onderzoeksrechter toen er nog geen regels bestonden over dataretentie (art. 6 en 8 EVRM, 88bis Sv. en 126 Wet 13 juni 2005, gewijzigd door art. 4 Wet 29 mei 2016). Betreft 2e middel van eisers II, IV, X en XI. 2. Middelen van eisers I.1. Multifuture BVBA en I.2. P. S. In een eerste middel wordt aangevoerd dat voor het van valsheid betichte stuk E. II de appelrechters aannamen dat het gebruik ervan in fiscalibus zich uitstrekte zolang de bevoegde belastingadministratie misleid wordt en in de onmogelijkheid blijft de misleiding recht te zetten. Het enkele feit dat een bijkomende vestiging van de belasting mogelijk is op grond van artikel 358 Wetboek Inkomstenbelasting betekent niet dat er nog sprake is van een nuttig effect. Volgens eisers hebben de appelrechters aan de term ‘nuttig gebruik van een vals stuk' een te ruime interpretatie gegeven, die een bijna onverjaarbaarheid van de strafvordering inhoudt voor de misdaad gebruik van valse stukken, gemeenrechtelijk en in fiscale zaken, in strijd met de artikelen 194 tot 197 Strafwetboek, de artikelen 449 en 450 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 en artikel 20. Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering over de verjaring. Volgens eisers loopt de verjaring vanaf de vestiging van de definitieve belasting. Beoordeling. Het is vaststaande rechtspraak dat bij een vervolging van valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken, de verjaring van de strafvordering loopt vanaf het laatste gebruik(2). Dit gebruik duurt voort, zelfs zonder een nieuwe handeling van gebruik, zolang het doel beoogd door de beklaagde niet is verwezenlijkt en zolang de oorspronkelijke handeling het nuttig gevolg heeft dat hij ervan verwachtte, zonder verzet van zijn kant(3), zoals terecht is geoordeeld door de appelrechters (p. 236 en 240). In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. De feitenrechter stelt onaantastbaar vast welk het doel was van de dader die gebruik maakte van een vals stuk en waarin dit gebruik heeft bestaan. Het Hof van Cassatie gaat enkel na of de feitenrechter uit zijn vaststellingen over het nuttig gevolg wettig heeft afgeleid wanneer de valsheid ophield, en de verjaring van de strafvordering een aanvang nam(4). Uw Hof toetst dus of de feitelijke vaststellingen die de rechter ter zake maakt, zijn oordeel over het doel en gebruik van een vals stuk naar recht kunnen verantwoorden(5). In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. Het bestreden arrest oordeelt op bladzijden 236 en 237 dat het gebruik van valse stukken in fiscale zaken als doel had te ontsnappen aan een juiste aangifte van de vennootschapsbelasting. De appelrechters namen aan dat de verjaring van de strafvordering bij gebruik van deze valse stukken aanvangt bij betaling van de belastingschuld of de onmogelijkheid tot het aanvullend taxeren. Vermits er van algehele betaling van de belastingschuld geen sprake is, strekt het nuttig effect van het gebruik van vals stuk E.II zich uit zolang de belastingadministratie misleid wordt en in de onmogelijkheid blijft aan die misleiding te remediëren. De appelrechters verwezen ook naar de mogelijkheid van een bijzondere aanslagtermijn van 12 maanden en de schorsing van de verjaring van de fiscale vordering in geval van een strafonderzoek, zoals bepaald in respectievelijk artikelen 358§2 en 443ter Wetboek Inkomstenbelasting 1992. Op grond van deze overwegingen konden de appelrechters wettig beslissen dat het gebruik van valse stukken (tenlastelegging E) nuttige uitwerking behield tot de beschikking van verwijzing naar de correctionele rechtbank. Hiermee is artikel 450 Wetboek Inkomstenbelasting niet geschonden. In fiscale zaken kan het gebruik van valse stukken immers voortduren zolang de administratie misleid wordt en in de mogelijkheid blijft aan de misleiding te remediëren, uiterlijk tot de definitieve vestiging van de belasting, de uitspraak over het bezwaar tegen de aanslag of zelfs de volledige en onvoorwaardelijke betaling van de verschuldigde belasting(6). Uw Hof oordeelde dat het voortduren van het nuttig gebruik van een vals belastingstuk kan worden afgeleid uit elk gebruik dat de van valsheid betichte stukken wordt gemaakt met het opzet de belastingadministratie te misleiden(7). Met al deze redenen is het bestreden arrest naar recht verantwoord. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. Het tweede middel komt op tegen het oordeel van de appelrechters dat het verhoor van eiser I.2. als zaakvoeder zonder bijstand van een advocaat, niet in strijd is met de artikelen 6.1. en 6.3. EVRM. De toenmalige verplichte mededelingen aan een niet-aangehouden verdachte hielden geen uitdrukkelijke vermelding in van het zwijgrecht. Ook oordeelden de appelrechters ten onrechte dat latere tegenspraak in de strafprocedure, en de mogelijkheid om verklaringen zonder bijstand van de advocaat in te trekken, volstaan om miskenning van het recht op bijstand van een advocaat te compenseren. Volgens eiser hebben de tekortkomingen inzake mededeling van het zwijgrecht en recht op bijstand van een advocaat in het verhoor, het recht op een eerlijk proces van meet af aan aangetast, en is de veroordeling van eiser dus in strijd met artikel 6 EVRM. Beoordeling. Het afleggen van een verklaring van een verdachte zonder bijstand van een advocaat en miskenning van de plicht te wijzen op het zwijgrecht (cautieplicht) leidt niet tot onontvankelijkheid van de strafvordering, enkel tot mogelijke uitsluiting van die verklaring als bewijs à charge(8). Het recht de strafvordering uit te oefenen ontstaat immers door het plegen van het als misdrijf omschreven feit, ongeacht de wijze waarop ze verder wordt uitgeoefend en onafhankelijk van de wijze waarop de bewijsgaring verloopt, zoals aangenomen door uw Hof(9). In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. Zelfs als een bijzonder kwetsbare verdachte is verhoord zonder bijstand van een advocaat betekent dit niet meteen stopzetting van de strafprocedure. In zoverre dit middel, gesteund op artikel 47bis §6 Wetboek van Strafvordering, uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. Het algemeen recht van bijstand van een advocaat bij elk verhoor van een verdachte, ingeschreven in art. 47bis Sv. ingevolge de Wet van 21 november 2016 (BS 24 november 2016) kan overigens niet ‘retro-actief' worden toegepast op alle verhoren afgenomen van een niet-aangehouden verdachte zonder bijstand van een advocaat, afgelegd voor inwerkingtreding van deze Wet(10). In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. Het staat aan de rechter om aan de hand van concrete gegevens uit te maken of de beklaagde zich tijdens zijn verhoor in een bijzondere kwetsbare positie(11) bevond en, zo ja, of het gebruik van verklaringen afgelegd zonder bijstand van een advocaat leidt tot miskenning van het recht op een eerlijk proces in zijn geheel(12). De strafrechter kan oordelen dat een verklaring van een verdachte afgelegd zonder bijstand van een advocaat, in de loop van het strafonderzoek, als bewijs in aanmerking komt zonder dat daardoor het recht op een eerlijk proces in zijn...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT