Arrêt Nº298090 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/11/2023

Judgment Date30 novembre 2023
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number298090
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
X Pagina 1
nr. 298 090 van 30 november 2023
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat P. STAES
Amerikalei 122/14
2000 ANTWERPEN
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Ecuadoraanse nationaliteit te zijn, op 11 april 2023 heeft
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing
van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 1 maart 2023 tot afgifte van een
bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 13).
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 12 april 2023 met refertenummer X
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 25 september 2023, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 20 oktober
2023.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. VERMANDER.
Gehoord de opmerkingen van advocaat N. KELCHTERMANS, die loco advocaat P. STAES verschijnt
voor de verzoekende partij, en van advocaat T. BRICOUT, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Op 18 september 2013 dient de verzoekende partij een aanvraag in voor een verblijfskaart van een
familielid van een burger van de Unie, in functie van haar Belgische echtgenote, B.E.M.M.
1.2. Op 17 april 2014 wordt de verzoekende partij in het bezit gesteld van een F-kaart.
1.3. Op 20 mei 2020 neemt de gemachtigde van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en
van Asiel en Migratie een beslissing die een einde stelt aan het recht op verblijf van meer dan drie
X Pagina 2
maanden zonder bevel om het grondgebied te verlaten. Tegen voormelde beslissing dient de
verzoekende partij een beroep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad).
1.4. Bij arrest nr. 244 757 van 24 november 2020 verwerpt de Raad het beroep vermeld in punt 1.3.
1.5. Op 7 januari 2021 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie een
beslissing houdende een bevel om het grondgebied te verlaten met vasthouding met het oog op
verwijdering.
1.6. Op 7 januari 2021 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie een
beslissing houdende een inreisverbod.
1.7. Op 16 maart 2021 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie een
beslissing tot vasthouding in een welbepaalde plaats met het oog op verwijdering en terugleiding
naar/vaststelling van de grens.
1.8. Op 6 september 2022 dient de verzoekende partij een aanvraag in voor een verblijfskaart van een
familielid van een burger van de Unie, in functie van haar minderjarig Belgisch kind.
1.9. Op 1 maart 2023 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie een beslissing
houdende een bevel om het grondgebied te verlaten. Dit is de bestreden beslissing waarvan de motieven
luiden als volgt:
De heer, die verklaart te heten(1)
Naam: L.C. (…)
Voornaam: F.D. (…)
Geboortedatum: (…)1982
Geboorteplaats: Q. (…)
Nationaliteit: Ecuador
wordt het bevel gegeven het grondgebied van België te verlaten, evenals het grondgebied van de staten
die het Schengenacquis ten voile toepassen(2>' tenzij hij beschikt over de documenten die vereist zijn om
zich er naar toe te begeven, binnen 30 dagen na de kennisgeving.
REDEN VAN DE BESLISSING:
Het bevel om het grondgebied te verlaten wordt afgegeven in toepassing van artikel 7, eerste lid, 1“ van
de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en
de verwijdering van vreemdelingen, gelet betrokkene in het Rijk verblijft zonder houder te zijn van de bij
artikel 2 vereiste documenten, alsook In toepassing van artikel 7, eerste lid, 11° eh 12° van voormelde
wet gelet betrokkene sedert minder dan tien jaar uit het Rijk werd teruggewezen of uitgezet en hij tot op
heden het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod dat noch opgeschort noch opgeheven is.
MOTIVATIE IN FEITE:
Overwegende dat betrokkene het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod genomen op 07.01.2021 voor
een duur van 10 jaar, hetwelke aan betrokkene betekend werd op 08.01.2021. Betrokkene ging niet in
beroep tegen dit inreisverbod, waardoor het heden definitief is.
Overwegende dat niet kan blijken dat betrokkene het inreisverbod heeft gerespecteerd, noch kan blijken
dat hij de opheffing van het inreisverbod zou hebben bekomen. Bijgevolg dient betrokkene gevolg te geven
aan voormeld inreisverbod en dient hij de Schengenzone te verlaten, minstens tot op het moment dat de
opheffing van het inreisverbod zou worden bekomen of dat de termijn van het Inreisverbod werd
gerespecteerd en betrokkene legaal kan terugkeren. In deze dient ook worden opgemerkt dal het
inreisverbod bestaat en bindende kracht heeft met de betekening ervan, en dat de termijn van een
inreisverbod bovendien pas begint te lopen vanaf de datum waarop betrokkene effectief het grondgebied
van België heeft verlaten (arrest Ouhrami Hof van Justitie - C- 225/16 van 26.07.2017).
Overwegende dat, volgens de algemene hiërarchie der, rechtsnormen, een individuele beslissing van een
ondergeschikte administratieve autoriteit niet de overhand kan krijgen op een maatregel die genomen
werd door een supérieure administratieve autoriteit, in casu een beslissing genomen door de bevoegde

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT