Arrêt Nº298088 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/11/2023

Judgment Date30 novembre 2023
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number298088
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
X - Pagina 1
nr. 298 088 van 30 november 2023
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat P. ROELS
Graanmarkt 17
9300 AALST
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Marokkaanse nationaliteit te zijn, op 25 april 2023 heeft
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing
van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 26 maart 2023 tot afgifte van een
bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 13).
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 25 september 2023, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 20 oktober
2023.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. VERMANDER.
Gehoord de opmerkingen van advocaat A. HAEGEMAN, die loco advocaat P. ROELS verschijnt voor de
verzoekende partij, en van advocaat A. DE WILDE, die loco advocaat S. VAN ROMPAEY verschijnt voor
de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Op 26 maart 2023 neemt de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie een beslissing
houdende een bevel om het grondgebied te verlaten. Dit is de bestreden beslissing waarvan de motieven
luiden als volgt:
Betrokkene werd gehoord door PZ Antwerpen op 25.03.2023 en in deze beslissing werd rekening
gehouden met haar verklaringen.
Aan de Mevrouw, die verklaart te heten:
(…)
X - Pagina 2
In voorkomend geval, alias: S.E. (…) (…)1989 Marokko, E.S. (…) (…)1989 Marokko, S.I. (…) (…)1989
Marokko.
wordt het bevel gegeven het grondgebied van België te verlaten, evenals het grondgebied van de staten
die het Schengenacquis ten volle toepassen,
- tenzij zij beschikt over de documenten die vereist zijn om er zich naar toe te begeven,
- tenzij er actueel een asielaanvraag hangende is in een van deze staten,
binnen 10 dagen na de kennisgeving.
REDEN VAN DE BESLISSING:
Het bevel om het grondgebied te verlaten wordt afgegeven in toepassing van de artikel(en) van de wet
van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen (hierna ‘de wet’) en volgende feiten:
Artikel 7, alinea 1, van de wet:
X 1° wanneer hij in het Rijk verblijft zonder houder te zijn van de bij artikel 2, van de wet vereiste
documenten. De betrokkene is niet in het bezit van een geldig paspoort en niet van een geldig
visum/verblijfstitel op het moment van haar arrestatie.
Betrokkene verklaart bij PZ Antwerpen op 25.03.2023 sedert 2013 in België te verblijven. De betrokkene
is doelbewust op illegale wijze op het grondgebied verbleven. Dit was betrokkenes eigen keuze, wat maakt
dat zij zelf de nadelige situatie gecreëerd heeft, waarin hij/zij zich nu bevindt en die hij nu inroept (Raad
van State, arrest nr. 132.221 van 09.06.2004). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde
in het arrest Nnyanzi t. het Verenigd Koninkrijk, na te hebben vastgesteld dat de verzoekende partij geen
gevestigde vreemdeling was en dat zij nooit een definitieve toelating had gekregen om in de betrokken
lidstaat te verblijven, dat eender welk privéleven dat de verzoekende partij had opgebouwd tijdens haar
verblijf in het Verenigd Koninkrijk, bij het afwegen van het legitieme publieke belang in een effectieve
immigratiecontrole, niet tot gevolg zou hebben dat de uitwijzing een disproportionele inmenging in haar
privéleven uitmaakte. In casu is geen sprake van een gebrek aan eerbiediging van het privéleven in de
zin van artikel 8 van het EVRM (RW, nr. 123.945 van 15 mei 2014).
Betrokkene verblijft op het grondgebied met haar kind. Het kind van betrokkene moet haar moeder volgen.
Ze moeten zich houden aan het verwijderingsbesluit. Betrokkene toont niet aan dat een terugkeer naar
het land van herkomst van betrokkene, wat een scheiding van hun vertrouwde omgeving impliceert, een
verstorend effect zou hebben op haar kind en dat dit tegen haar belangen zou ingaan. Gelet op het precair
verblijf van betrokkene in België dringt de vaststelling zich ook op dat het verblijf in België zelf niet als
stabiel is te beschouwen. Het is kennelijk in het hoger belang van het kind om niet te worden gescheiden
van haar ouders, die op eigen risico, ondanks hun precaire verblijfssituatie, een gezinsleven hebben
uitgebouwd. Dit impliceert dat wanneer ouders in België niet tot een verblijf zijn toegelaten of gemachtigd
en zij het Rijk dienen te verlaten, zij zich hierbij dienen te laten vergezellen door hun jonge kinderen
teneinde de belangen van deze kinderen en de gezinseenheid niet te schaden. Bij gevolg kan geen
schending van artikel 8 van het EVRM worden ingeroepen. In het land van herkomst kan het hele gezin
samen een nieuwe toekomst opbouwen. Het hele gezin zal België moeten verlaten. Het feit dat het kind
van betrokkene in België geboren is, opent niet zonder meer het recht op verblijf. Uit het administratieve
dossier blijkt niet dat betrokkene sinds de geboorte van haar kind stappen heeft ondernomen om haar
verblijf in het Rijk te regulariseren. Betrokkene dient terug te keren naar haar land van herkomst om een
aanvraag tot verblijf in te dienen. De zeer jonge leeftijd van een kind maakt zo net dat dit kind zich
gemakkelijker zal kunnen aanpassen aan een gewijzigde omgeving. Er liggen verder geen concrete
elementen voor dat de kind niet in een stabiele en veilige omgeving, in de nabijheid van zijn ouders,
kunnen opgroeien in zijn land van herkomst. Gelet op het precair verblijf van verzoekers in België dringt
de vaststelling zich ook op dat het verblijf in België zelf niet als stabiel is te beschouwen. Er moet ook
worden benadrukt dat hoewel het belang van het kind een primordiaal karakter heeft, het daarom nog
geen absoluut karakter heeft. Bij de afweging van de verschillende op het spel staande belangen, neemt
het belang van het kind een bijzondere plaats in. Die bijzondere plaats maakt het evenwel niet onmogelijk
om eveneens rekening te houden met andere belangen (GwH, arrest nr. 30/2013 van 07.03.2013; RW,
arrest nr. 152.980 van 21.09.2015; EHRM, arrest nr. 54131/10, § 90, van 12.07.2012).

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT