Arrêt Nº297919 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 29/11/2023

Judgment Date29 novembre 2023
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number297919
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
X
X - Pagina 1
nr. 297 919 van 29 november 2023
in de zaken RvV X en X / II
Inzake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat M. NDIKUMASABO
Guldenvlieslaan 77
1060 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien de verzoekschriften die X, die verklaart van Burundese nationaliteit te zijn, op 20 januari 2023
(RvV X) en 8 februari 2023 (RvV X) heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de
nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie van 10 januari 2023 tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten.
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende
de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen (in de zaak RvV X) en het administratief dossier.
Gelet op de beschikkingen van 20 september 2023 en 29 september 2023, waarbij de terechtzitting wordt
bepaald op 24 november 2023.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken S. DE MUYLDER.
Gehoord de opmerkingen van advocaat T. REIGNS NTEKEDI, die loco advocaat M. NDIKUMASABO
verschijnt voor de verzoekende partij en van advocaat M. DUBOIS, die loco advocaat E. MATTERNE
verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Verzoekende partij dient op 15 december 2022 een verzoek om internationale bescherming in in
België.
1.2. Vingerafdrukkenonderzoek leert dat verzoekende partij reeds een verzoek om internationale
bescherming indiende op 25 november 2022 in Kroatië.
X
X - Pagina 2
1.3. Op 19 december 2022 wordt een terugnameverzoek in toepassing van de Verordening nr. 604/2013
(hierna: de Dublin III-Verordening) gericht aan de Kroatische autoriteiten. Op 2 januari 2023 wordt de
terugname van verzoekende partij door de Kroatische autoriteiten aanvaard.
1.4. Op 10 januari 2023 wordt beslist tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten.
Dit is de bestreden beslissing, die luidt als volgt:
BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF MET BEVEL OM HET GRONDGEBIED TE VERLATEN
In uitvoering van artikel 51/5, § 4, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aan de heer /
mevrouw, die verklaart te heten:
naam: N. (..)
voornaam: J. D. (..)
geboortedatum: (..)
geboorteplaats: Bujumbura
nationaliteit: Burundi
die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, het verblijf in het Rijk geweigerd.
REDEN VAN DE BESLISSING :
België is niet verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming dat
aan Kroatië toekomt, met toepassing van artikel 51/5 van de wet van 15 december 1980 betreffende de
toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van artikel
20 (5) van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad (EU) nr. 604/2013 van 26 juni 2013.
Meneer N., J. D. (..), verder de betrokkene, die verklaart staatsburger van Burundi te zijn, bood zich op
15.12.2022 bij onze diensten aan waarbij hij de wens uitdrukte een verzoek voor internationale
bescherming in te dienen. Hij diende op 15.12.2022 een formeel verzoek voor internationale bescherming
in, tezamen met zijn zus N., S. (..) (OV-nummer xxxxxxx). Tijdens zijn gehoor op 19.12.2022 legde hij een
kopie van zijn geboorteakte (afgegeven op 24/08/2007 in Bujumbura) voor. Hij verklaarde dat hij zijn
origineel paspoort is verloren, maar hij herinnerde zich niet meer waar.
Onderzoek van zijn vingerafdrukken leidde tot een treffer in het kader van Eurodac ten gevolge van een
vergelijking met de krachtens artikel 9 van Verordening 603/2013 verzamelde vingerafdrukken.
Deze treffer toont aan dat de betrokkene op 25.11.2022 een verzoek voor internationale bescherming
indiende in Kroatië.
De betrokkene werd in het kader van zijn verzoek voor internationale bescherming gehoord op
19.12.2022. Hij verklaarde ongehuwd te zijn en geen kinderen te hebben. De betrokkene verklaarde met
zijn zus (N., S. (..)) in het opvangcentrum te verblijven en dat hij een tante in België heeft. Hij verklaarde
niet te weten of hij nog familie heeft in een ander Europees land.
Op basis van het voorgaande is een behandeling van het verzoek om internationale bescherming van
betrokkene in België op basis van art. 6, art. 8, art. 9, art. 10, art. 11 of art. 16 van de Dublin-III-Verordening
derhalve niet aan de orde.
De betrokkene verklaarde Burundi met het vliegtuig te hebben verlaten, maar kon zich geen exacte datum
en geen bestemming herinneren. Hij verklaarde dat hij daarna ergens in Kroatië werd opgesloten. De
betrokkene verklaarde met de trein door onbekende landen en Frankrijk te hebben gereisd om minder
dan 1 week voor zijn gehoor op 19.12.2022 het Belgisch grondgebied te betreden.
De betrokkene stelde dat hij besloot om een verzoek voor internationale bescherming in te dienen in
België omdat hij iemand kent in België: zijn tante Delphine (de betrokkene herinnerde zich de familienaam
van zijn tante niet meer).
Hij uitte verzet tegen een overdracht aan Kroatië omdat hij er werd geslagen en geen eten kreeg.
Op 19.12.2022 werd een terugnameverzoek gericht aan de Kroatische instanties. Het verzoek aan de
Kroatische instanties werd 02.01.2023 conform artikel 20 (5) van Verordening 604/2013 aanvaard.
De terugnameverzoek voor zijn zus N., S. (..) werd eveneens op 19.12.2022 aan de Kroatische instanties
gericht, en op 02.01.2023 conform artikel 20 (5) van Verordening 604/2013 aanvaard.
De Kroatische instanties verzoeken de betrokkene over te dragen via de luchthaven van Zagreb.
In de zaak C-63/15 dd. 07.06.2016 (Ghezelbash) stelde het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna
HvJEU) dat een verzoeker in het kader van een rechtsmiddel kan aanvoeren dat een
verantwoordelijkheidscriterium van Verordening verkeerd werd toegepast. In de zaak C-155/15 dd.
07.06.2016 stelde het HvJ-EU, met verwijzing naar de zaak “Ghezelbash” dat een verzoeker middels een
rechtsmiddel de verantwoordelijkheid van een lidstaat kan aanvechten.
De betrokkene stelt dat hij geen internationale bescherming vroeg in Kroatië en dat zijn vingerafdrukken
enkel in België werden geregistreerd. Hieromtrent merken we op dat het vingerafdrukkenonderzoek een

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT