Arrêt Nº297567 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 23/11/2023

Judgment Date23 novembre 2023
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number297567
CourtIVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 297 567 van 23 november 2023
in de zaak RvV X / IV
Inzake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat B. LOOS
Rotterdamstraat 53
2060 ANTWERPEN
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 31 maart 2023 heeft
ingediend tegen de bes lissing van de commissaris -generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
28 februari 2023 tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire
beschermingsstatus.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebi ed, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikki ng van 20 september 2023 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op
10 oktober 2023.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. DENIES.
Gehoord de opmerkingen van advocaat B. DHONDT, die loco advocaat B. LOOS verschij nt v oor de
verzoekende partij, en van attaché I. SNEYERS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. Verzoeker verklaart de Afghaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op 1 januari 1996.
1.2. Verzoeker dient op 25 november 2021 een verzoek om internationale bescherming in.
1.3. Verzoeker wordt op 26 januari 2023 gehoord op het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen
en de staatlozen (hierna: het CGVS).
1.4. De commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de commissaris -generaal)
neemt op 31 januari 2023 een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de
subsidiaire beschermingsstatus. Deze beslissing, die de bestreden beslissing uitmaakt, luidt als volgt:
RvV X - Pagina 2
A. Feitenrelaas
Volgens uw verklaringen bent u een Afghaans staatsburger, Pashtun en soennitisch moslim. U bent
geboren op 1 januari 1996 in Degan in het district Khogyani in de provincie Nangarhar waar u woonde tot
uw vertrek uit Afghanistan. U werkte als automechanicien samen met uw broer H. in uw eigen werkplaats.
Uw paternale neven G. en W.J. werkten ook als automecanicien in een nabijgelegen werkplaats.
Uw paternale oom B.B., ook gekend als S.J., werkte als directeur in de Milli Paiwastoon (Nationale
Solidariteitsorganisatie). U verklaarde dat deze oom ongeveer vijf à zeven jaar voor uw vertrek uit
Afghanistan omkwam in een gerichte aanval op zijn voertuig. In de jaren na de dood van uw paternale
oom repareerde u geregeld de v oertuigen van leden van de Afghan Local Police (ALP), die tevens
vrienden van uw paternale oom waren, en bracht u de ALP water. Volgens uw verklaringen zouden u en
uw familieleden de ALP gesteund hebben. De taliban bedreigden uw vader meermaals in die periode door
’s nachts langs te komen en eisten dat u en uw broer stopten met jullie s amenwerking voor het ALP. Uw
paternale neven kregen gelijkaardige bedreigingen. Ze bedreigden jullie ook door dreigbrieven ac hter te
laten waarin ze opriepen te stoppen de ALP te helpen. U verklaarde dat uw vader die brieven niet aan
jullie liet zien om te voorkomen dat julli e bang zouden worden en niet meer zouden gaan werken. Uw
vader heeft de brieven vernietigd toen u uw land verliet.
Eén of anderhalf jaar voor uw vertrek uit Afghanistan werd uw paternale neef W.J door de Taliban ontvoerd
aan zijn werkplaats. Uw andere paternale neef, G., wist te ontsnappen en bereikte u en uw broer. Samen
gingen jullie naar uw vader, waar jullie besloten de werkplaatsen te sluiten en niet meer te gaan werken.
Na de ontvoering van W.J., lichtte uw vader u in over de dreigbrieven. U hebt verder nooit iets over uw
ontvoerde neef gehoord. Eén of anderhalf jaar na de ontvoering van uw neef vertrok u samen met uw
broers M. en H., en uw paternale neef G..
Daarnaast verklaarde u dat uw broer M. in de madrasa, waar hij les volgde, door de mullah gevraagd werd
zich bij de Taliban aan te sluiten, en dat hij daar lessen kreeg over zelfmoordaanslagen. U verklaarde dat
de Taliban via uw vader ook aan u vroegen om u aan te sluiten bij de Taliban.
Omwille van bovenstaande redenen verliet u Afghanistan in oktober 2020 samen met uw broers M.B.
([…]) en H.B. en uw neef G.B. ([…]). Uw broer H. is omgekomen in Iran. U kwam aan in België op 22
november 2021 en diende hier op 25 november 2021 een verzoek om internationale bescherming in.
Na uw vertrek uit Afghanistan heeft de Taliban uw vader nog enkele keren bezocht om naar u, uw broers
en neef te vragen. Daarbij hebben ze ook het huis van uw vader doorzocht.
In het kader van uw verzoek om internationale bescherming legt u de volgende documenten neer: (1 -2)
documenten over de aanslag op uw paternale oom, (3-9) documenten over het werk van uw paternale
oom voor de Milli Paiwastoon, (10) de taskara van uw paterna le neef G.B., en (11) de taskara van uw
paternale oom B.B.. U legt tijdens uw persoonlijk onderhoud op het CGVS nog docum enten van uw neef
G. voor. Deze blijken echter dezelfde documenten te zijn als degene die u al voorlegd e omtrent het werk
van uw paternale oom, de aanslag op uw paternale oom, de taskara van G en de taskara van uw paternale
oom (1-11).
B. Motivering
Na grondige analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst worden
vastgesteld dat u geen elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere procedurele noden
kunnen blijken, en dat het Commissariaat-generaal evenmin dergelijke noden in uw hoofde heeft kunnen
vaststellen.
U haalt tijdens uw persoonlijk onderhoud op het CGVS op een bepaald moment wel aan dat uw geheugen
en denken verstoord zouden zijn door wat er gebeurde met uw broer in Iran (CGVS, p. 22-23). In een mail
van 27 januari 2023, na afloop van uw persoonlijk onderhoud op het CGVS, haalt ook uw advocaat aan
dat u erg getraumatiseerd zou zijn en moeite zou hebben met tijdsperiodes (CGVS, p. 22 -23). Vooreerst
moet hierover benadrukt worden dat indien u daadwerkelijk cognitieve of geheugenproblemen zou hebben
die van dien aard zijn dat zij uw deelname aan het standaard procedureverloop verhi nderen, u deze
problemen ook zou attesteren. U legt echter geen enkel attest ter ondersteuning van dergelijke problemen
voor. U maakte bovendien op de “Vragenlijst Bijzondere Procedure Noden” bij de Dienst
Vreemdelingenzaken (DVZ) geen enkele melding van dergelijke problemen. Indien u daarenboven niet in
RvV X - Pagina 3
staat zou zijn om bepaalde tijdsperiodes aan te geven, kan verwacht worden dat u dit ook zo zou aangeven
wanneer u hiernaar gevraagd wordt tijdens uw persoonlijk onde rhoud op het CGVS. Dat u doorheen uw
persoonlijk onderhoud wel melding geeft van verschillende tijdsperiodes en indicaties geeft over wanneer
bepaalde incidenten voorvielen, al dan niet strijdig met elkaar, ondergraaft de geloofwaardigheid van een
cognitief probleem of het ontbreken van bepaalde vaardigheden in dit verband. Er werd u bovendien bij
aanvang van uw persoonlijk onderhoud benadrukt dat u het steeds kon zeggen indien u het antwoord op
bepaalde zaken niet zou weten (CGVS, p. 5). Hierdoor kan de louter post factum verklaring dat u moeite
zou hebben met tijdsaanduidingen niet volstaan om incoherenties in uw verklaringen op vlak van situering
in de tijd te verschonen. Omwille van bovenstaande kan het CGVS dan ook niet aannemen dat u wel
degelijk bepaalde cognitieve of geheugenproblemen zou hebben die uw deelname aan de procedure
bemoeilijkten.
Derhalve werden er u geen specifieke steunmaatregelen verleend, aangezien er in het kader van
onderhavige procedure redelijkerwijze kan worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden
en dat u in de gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.
Na grondig onderzoek v an de door u aangehaalde feiten en alle elementen aanwezig in het
administratieve dossier dient er te worden vastgesteld dat u er niet in geslaagd bent om een vrees voor
vervolging in de zin van de Vluchtelingenconventie aannemelijk te maken en evenmin om zwaarwegende
gronden aannemelijk te maken dat u een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van art. 48/4, §2,
a of b van de Vreemdelingenwet.
Bij een terugkeer naar Afghanistan vreest u gedood te worden door de taliban. Onwaarschijnlijkheden,
vaagheden en incoherenties maken echter dat er geen geloofwaardigheid kan worden gehecht aan het
relaas waarop u uw vrees baseert.
Vooreerst kan er geen geloof gehecht worden aan uw perso onlijke problemen met de taliban die
u aanhaalt ten gevolge van de werkzaamheden van uw paternale oom bij de Milli Paiwastoon
(Nationale Solidariteitsorganisatie) en de samenwerking die u, uw broers en neven zouden gehad
hebben met de Afghan Local Police (ALP).
U verklaart dat uw paternale oom, B.B. of S.J., een leidinggevende functie had in de Milli Paiwastoon
(Nationale Solidariteitsorganisatie) (CGVS, p. 12-14). Deze oom zou ongeveer vijf tot zeven jaar voordat
u Afghanistan verliet omgekomen zijn in een aanslag (CGVS, p.18). Voor zover hier geloof aan wordt
gehecht, wijst dit niet automatisch op een persoonlijke vrees voor vervolging in uw hoofde. Elk verzoek
om i nternationale bes cherming wordt immers individueel onderzocht en beoordeeld op eigen merites.
Omwille van verschillende vaagheden en inconsistenties kan u niet aannemelijk maken dat uit dit incident
ook een persoonlijke vrees in uw hoofde zou vastgesteld kunnen worden. Zo was u bijvoorbeeld erg vaag
wat betreft de omstandigheden van de aanslag op uw paternale oom. Wat de tijdsbepaling betreft,
verklaarde u dat de aanslag “ongeveer vijf tot zeven jaar” voordat u Afghanistan verliet, gebeurde (CGVS,
p. 18) en wanneer u werd gevraagd of u het iemand precies hebt gevraagd, stelde u dat “er geen man is
die ons kan vertellen dat het op dit moment gebeurd is” (CGVS p. 18). En dit terwijl u zelf wel twee video’s
van nieuwsberichten aanhaalde om de aanslag op uw oom te staven. Daarnaast verklaarde uw broer M.
dat de periode tussen de aanslag op uw paternale oom en de ontvoering van uw paternale neef acht jaar
duurde (zie administratief dossier, blauwe map, CGVS M., p. 17). Dit wijst erop dat hij dus wel informatie
zou hebben over het tijdstip van deze aanslag. Het feit dat u het niemand hebt gevraagd en het ook niet
met uw broer met wie u samen in het opvangcentrum van Arendonk verblijft, hebt besproken, toont aan
dat u zelf geen pogingen hebt ondernomen om op de hoogte te zijn over een incident dat volgens uw
eigen verklaringen rechts treeks verbonden zou zijn aan de redenen waarom u uw land van herkomst
verliet (CGVS, p. 17-20). Wat de daders van de aanslag betreft, verklaarde u dat het niet bekend was wie
ze waren maar dat ze u wel bedreigden (CGVS, p. 18). Gevraagd wie deze dreigementen gaf, kon u wel
zeggen dat het de taliban waren (CGVS, p. 19). Dat u niet zou weten wie deze aanslag pleegde, hoewe l
dezelfde mensen u zouden bedreigd hebben, tart bovendien alle logica. Verder legde u wel documenten
voor die het werk van uw paternale oom voor de Milli Paiwastoon (administratief dossier, groene map,
documenten 3-9) en de aanslag op hem moeten aantonen (administratief dossier, groene map,
documenten 1-2), maar gevraagd om te duiden wat er in die documenten staat, komt u niet verder dan te
stellen dat u het schrift niet begrijpt en geen onderwijs hebt gehad (CGVS, p. 6). U legde echter identiek
dezelfde documenten voor als uw neef G, met wie u samen in het opvangcentrum van Arendonk verblijft
(CGVS, p. 6). Daarnaast legde uw broer M., met wie u ook in het opv angcentrum van Arendonk woont,
eveneens documenten 1-5 en 11, over de aanslag op en het werk van uw paternale oom, neer (zie
administratief dossier, blauwe en groene map). Er kan dus redelijkerwijs verwacht worden dat u de inhoud

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT