Arrêt Nº281656 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 09/12/2022

Judgment Date09 décembre 2022
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number281656
CourtIVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 281 656 van 9 december 2022
in de zaak RvV X / IV
In zake: X
Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat M. LYS
Berckmansstraat 89
1060 BRUSSEL
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 16 augustus 2022
heeft ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
van 12 juli 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 5 oktober 2022, waarbij de terechtzitti ng wordt bepaald op 24 oktober 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat P. HEYVAERT loco advocaat M.
LYS en van attaché E. GUSSÉ, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
De verzoekende partij verklaart de Afghaanse nationaliteit te bezitten en geboren te zijn in 1998.
De verzoekende partij verklaart het Rijk te zijn binnengekomen op 10 oktober 2019. Op 11 oktober 2019
dient de verzoekende partij een verzoek om internationale bescherming in.
Op 26 mei 2021 wordt de verzoekende partij gehoord op het Commissariaat-generaal voor de
vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het CGVS).
Op 12 juli 2022 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de
commissaris-generaal) een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de
subsidiaire beschermingsstatus. Dit is de bestreden beslissing:
RvV X - Pagina 2
“A. Feitenrelaas
U verklaart de Afghaanse nationaliteit te bezitten en afkomstig te zijn uit het dorp Kamal Poor in het district
Qarghayi, gelegen in de provincie Laghman. U bent Pasjtoen van etnische origine en u hangt het
soennitische geloof aan. U ging naar school tot de vijfde graad en volgde religieuze lessen in de madrassa.
U volgde koranlessen in de madrassa, gelegen in de hoofdmoskee van Kamal Poor. De taliban kwam
vaak langs om te vertellen over de jihad. De taliban koos op een dag vijf jongens die les volgden aan de
madrassa uit om zich bij hen aan te sluiten, en deelde deze keuze mee aan de mullah. U was één van
die jongens. De mullah moest dit discreet houden, anders zou zijn leven in gevaar zijn. De mullah vroeg
aan u en de andere uitgekozen jongens om de vaders de volgende dag naar de moskee te laten komen
omdat hij een belangrijke boodschap had.
Toen uw vader en de vaders van de andere uitgekozen jongens in de moskee waren, zei de mullah dat
de taliban u en de andere jongens wou meenemen om jullie op te leiden voor de jihad. De vaders hielden
vervolgens een vergadering. U en de andere jongens werden naar een groot oud huis gebracht, waar
jullie en de vaders de nacht doorbrachten. De volgende ochtend kwam een onbekend persoon u en de
andere jongens ophalen. Deze persoon bracht u naar Nimroz, waar u in een voertuig gezet werd richting
Iran. Toen u in Servië was, hoorde u dat uw vader vier à vijf nachten vastgehouden en gemarteld werd
door de taliban.
U vertrok in de zomer van 2018. U reisde via Turkije, Griekenland, Bulgarije, Servië, Bosnië, Italië en
Frankrijk naar België. U kwam op 10 oktober 2019 aan in België, vervolgens diende u op 11 oktober 2019
uw verzoek om internationale bescherming in.
Ter staving van uw verzoek dient u uw taskara, een bewijs van de vijfde graad van uw school en de
enveloppe waarin deze documenten verzonden zijn in.
B. Motivering
Na grondige analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst worden
vastgesteld dat u géén elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere procedurele noden
kunnen blijken, en dat het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS)
evenmin dergelijke noden in uw hoofde heeft kunnen vaststellen.
Vooreerst wordt uw algemene geloofwaardigheid aangetast door uw verklaringen over uw leeftijd. U
verklaarde ten overstaan van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) dat u op het moment van uw
aankomst in België minderjarig was. U gaf daar aan dat u 16,6 jaar oud was, wat overeenstemt met een
geboortedatum op 30 april 2003 (Zie registratie verzoek om internationale bescherming). Op basis van
een leeftijdsonderzoek uitgevoerd door het Universitair Ziekenhuis St-Rafaël (KU Leuven) werd uw leeftijd
echter vastgesteld op 21,5 jaar met een standaarddeviatie van twee jaar. Rekening houdende met de
standaarddeviatie wil dit zeggen dat u minstens 19,5 jaar oud was op 11 oktober 2019 (de datum waarop
het leeftijdsonderzoek werd uitgevoerd) en u bijgevolg ook op het moment van uw aankoms t in België, op
10 oktober 2019, niet langer minderjarig was. Tijdens uw persoonlijk onderhoud bij het CGVS op 19 mei
2021 beweert u dat u 16,5 jaar oud bent. Op de vraag hoe oud u was bij uw verzoek om internationale
bescherming, zegt u opnieuw 16,5 jaar, terwijl de asielaanvraag meer dan anderhalf jaar eerder werd
ingediend. Wanneer u gewezen wordt op het leeftijdsonderzoek en het feit dat u in de periode tussen de
registratie van uw verzoek om internationale bescherming en uw persoonlijk onderhoud bij het CGVS
ouder moet geworden zijn, oppert u dat u nu dan 18, 19 of 20 jaar oud moet zijn, maar gaat u niet akkoord
met de resultaten van het leeftijdsonderzoek (CGVS, p. 6). Echter, ten tijde van uw persoonlijk onderhoud
bij het CGVS zou u voortgaande op de resultaten van het leeftijdsonderzoek reeds 23,1 jaar oud zijn. Het
is erg onwaarschijnlijk dat u zich meer dan zes jaar van leeftijd zou vergissen. Op uw taskara die u indient
om uw verzoek om internationale bescherming te staven, is dan weer sprake van een andere
geboortedatum. Volgens dit document is uw geboortedatum 14 hamal 1380 of 3 april 2001 volgens de
Gregoriaanse kalender. Dit zou u dan 18,5 jaar maken bij de registratie van uw verzoek om internati onale
bescherming bij de Dienst Vreemdelingenzaken en 20,1 jaar op het moment van uw persoonlijk
onderhoud bij het CGVS. Overigens beweert u dat u de taskara zelf bent gaan ophalen met uw vader,
enkele weken voor uw vertrek en kreeg u die taskara meteen mee (CGVS, p. 8, 15). Wat er ook van zij,
volgens het leeftijdsonderzoek uitgevoerd door het Universitair Ziekenhuis St-Rafaël (KU Leuven) op 21
oktober 2019 werd uw leeftijd vastgesteld op 21,5 jaar oud met een standaarddeviatie van twee jaar. Dat
u bij aankomst in België 16,6 jaar oud zou zijn geweest, blijkt bijgevolg totaal niet aannemelijk en dat u
zowat anderhalf jaar later nog steeds maar 16,5 jaar oud zou zijn daar waar u op basis van
wetenschappelijke bevindingen in realiteit 23 jaar geschat wordt op het moment van uw persoonlijk
onderhoud is uiteraard geheel ongeloofwaardig. De resultaten van het leeftijdsonderzoek en de
vaststelling dat uw eigen verklaringen omtrent uw leeftijd tegenstrijdig zijn met het document dat u neerlegt
RvV X - Pagina 3
om uw identiteit te staven, doen het CGVS concluderen dat u bewust valse verklaringen heeft afgelegd
over uw leeftijd. Het hoeft weinig betoog dat deze bewuste poging de Belgische asielautoriteiten te
misleiden uw algemene geloofwaardigheid ernstig ondermijnt. In het verzoekschrift stelt u dat het CGVS
niet in het minste rekening heeft gehouden met het feit dat veel Afghanen die geboren zijn in
conflictgebieden hun exacte geboortedatum, noch hun exacte leeftijd kennen. Om dit te staven legt u twee
nieuwsartikels voor die een fenomeen beschrijven waarbij veel Afghanen die hun exacte geboortedatum
niet kennen 1 januari kiezen als officiële geboortedag. Dit fenomeen kan allerminst verklaren waarom u
verklaart 16,6 jaar oud te zijn bij registratie van uw verzoek om internationale bescherming, terwijl een
wetenschappelijke leeftijdstest heeft uitgewezen dat u 21,5 jaar bent, met een standaarddeviatie van twee
jaar. Zelfs in het uiterste geval is er bijgevolg een verschil van drie jaar tussen uw beweerde leeftijd en het
resultaat van de wetenschappelijke leeftijdstest en biedt het zeker geen verklaring voor de vas tstelling dat
u gedurende anderhalf jaar verklaart 16,5 jaar oud te zijn. (CGVS, p. 6). Op het moment van het gehoor
voor het CGVS in mei 2021 verklaart u zich dus nog een maand jonger dan bij uw aankomst hier in oktober
2019 toen u poneerde 16,6 jaar oud te zijn. Zelfs indien men er rekening mee houdt dat iemand zijn exacte
geboortedatum niet zou kennen, is dit niet meer ernstig te noemen en gezien uw geboortejaar op basis
van de test dermate drastisch aangepast werd van het jaar 2003 naar 1998, Het geheel aan bov enstaande
vaststellingen over uw leeftijd doet het CGVS besluiten dat u wel degelijk een bewuste poging heeft
ondernomen om de Belgische asielautoriteiten te misleiden.
Daar u niet als minderjarige kan worden beschouwd, kan de Internationale Conventie voor de rechten van
het kind op u niet worden toegepast. Bijgevolg oordeelt het CGVS dat er in uw hoofde geen
steunmaatregelen verleend dienen te worden omwille van de door u verklaarde minderjarigheid aangezien
uit het voornoemde leeftijdsonderzoek blijkt dat u niet langer minderjarig was op het moment van uw
aankomst en verzoek om internationale bescherming in België. Voor het overige heeft u géén elementen
kenbaar gemaakt waaruit eventuele bijzondere procedurele noden kunnen blijken, noch heeft het
Commissariaat-generaal dergelijke noden in uw hoofde kunnen vaststellen.
Bijgevolg werden er geen specifieke steunmaatregelen verleend aangezien er in het kader van
onderhavige procedure redelijkerwijze kan worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden
en dat u in de gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.
Er dient te worden vastgesteld dat u doorheen uw verklaringen een persoonlijke vrees voor vervolging
zoals bedoeld in de Vluchtelingenconventie van Genève of een reëel risico op het lijden van ernstige
schade zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming niet aannemelijk heeft gemaakt.
Het CGVS benadrukt vooreerst dat de bewijslast inzake de gegrondheid van een verzoek om
internationale bescherming in beginsel op de verzoeker zelf rust. Dit basisprincipe is wettelijk verankerd
in artikel 48/6, eerste lid Vw. en wordt uitdrukkelijk erkend door het UNHCR (zie: UNHCR, Guide des
procédures et critères à appliquer pour déterminer le statut de réfugié, Genève, december 2011, § 196),
het Hof van Justitie (HvJ, C-465/07, Elgafaji t. Staatssecretaris van Justitie, 2009 en HvJ, C-277/11, M.M.
t. Ierland, 2012) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, Saadi t. Italië, nr. 37201/06,
28 februari 2008, § 129 en EHRM, NA t. Verenigd Koninkrijk, nr. 25904/07, 17 juli 2008, § 111). Het is
derhalve in de eerste plaats uw verantwoordelijkheid en plicht om de gegevens te verstrekken die nodig
zijn voor een correcte beoordeling van de feiten en omstandigheden waarop u zich beroept. Dit neemt
niet weg dat de commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen voor de bepaling van de
relevante elementen van dat verzoek met de verzoeker dient samen te werken.
Deze samenwerkingsplicht in hoofde van het CGVS bestaat er in de eerste plaats in dat het CGVS
nauwkeurig een actuele informatie verzamelt over de algemene omstandigheden in het land van herkomst
(HvJ, C-277/11, M.M. t. Ierland, 2012, §§ 65-68; EHRM, J.K. e.a. t. Zweden, nr. 59166/12, 23 augustus
2016, § 98). Dit vloeit logischerwijze voort uit het feit dat het doel van de procedure voor de toekenning
van internationale bescherming er in bestaat na te gaan of een verzoeker al dan niet nood heeft aan
internationale bescherming, en bij de beoordeling van deze beschermingsnood niet alleen rekening moet
worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, maar ook met algemene
omstandigheden in het land van oorsprong op het tijdstip waarop een beslissing wordt genomen (artikel
48/6, § 5 Vw.).
Wat de persoonlijke omstandigheden betreft, spreekt het voor zich en wijst ook het EHRM er op dat een
verzoeker in wezen de enige partij is die in staat is om informatie over zijn persoonlijke omstandigheden
te verschaffen. Bijgevolg rust de bewijslast, voor wat de individuele omstandigheden betreft, in beginsel
op de schouders van de verzoeker, die zo spoedig mogelijk alle elementen ter staving van zijn verzoek
om internationale bescherming dient neer te leggen (EHRM, J.K. e.a. t. Zweden, nr. 59166/12, 23
augustus 2016, § 96).
In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 48/6, § 1, eerste lid Vw. bent u derhalve verplicht
om van bij aanvang van de procedure uw volle medewerking te verlenen bij het verschaffen van informatie
over uw verzoek om internationale bescherming, waarbij het aan u is om de nodige feiten en relevante
elementen aan te brengen bij de Commissaris-generaal, zodat deze kan beslissen over het verzoek om

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT