Arrêt Nº280094 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 14/11/2022

Judgment Date14 novembre 2022
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number280094
CourtIVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 280 094 van 14 november 2022
in de zaak RvV X / IV
In zake: X
Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat F. GELEYN
Henri Jasparlaan 109
1060 BRUSSEL
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 6 juli 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
13 juni 2022.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 13 september 2022 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op
5 oktober 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van advocaat A. DUCHEZ, die loco advocaat F. GELEYN verschijnt voor de
verzoekende partij en van attaché K. ALLYNS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
De verzoekende partij verklaart de Afghaanse nationaliteit te bezitten en geboren te zijn in 1994.
De verzoekende partij verklaart het Rijk te zijn binnengekomen op 12 november 2020. Op 13 november
2020 dient de verzoekende partij een verzoek om internationale bescherming in.
Op 17 februari 2022 wordt de verzoekende partij gehoord op het Commissariaat-generaal voor de
vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het CGVS).
Op 13 juni 2022 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen een beslissing
waarbij zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire beschermingsstatus worden geweigerd. Dit is de
bestreden beslissing, die luidt als volgt:
RvV X - Pagina 2
“A. Feitenrelaas
U verklaart de Afghaanse nationaliteit te bezitten en afkomstig te zijn uit het dorp Lachapur in het district
Batikot, gelegen in de provincie Nangarhar. U bent Pashtoen van etnische origine en u hangt het
soennitische geloof aan. U ging in het eerste leerjaar naar school maar stopte na drie à vier maanden
omdat u de school niet fijn vond. Daarna begon u ongeveer zeven à acht jaar geleden met religieuze
lessen in de madrassa van de (…) moskee in uw dorp. Op een donderdag in de vierde maand van het
jaar 1397 (omgezet naar de westerse kalender een donderdag in juni of juli 2018) werd u na de religieuze
les in de madrassa door qari Lawang van de madrassa gevraagd om later die namiddag terug te komen
naar de moskee om iets voor hem te doen. Toen u rond 16 uur in de namiddag terugging naar de moskee,
waren uw beste vriend H. en twee andere volwassen personen ook aanwezig in de moskee. Jullie
moesten meegaan naar de olijfgaard waar nog vier personen klaarstonden met wapens en bijlen. Jullie
werden gevraagd de boomstronken in stukken te hakken en deze op de weg te leggen. Na deze klus
keerden jullie terug naar huis, onderweg naar huis hoorden jullie schoten. Eenmaal thuis gekomen
vertelde u uw vader dat u naar de moskee was gegaan om te bidden omdat u bang was hem de waarheid
te vertellen. De volgende dag rond half tien ‘s avonds kwamen de taliban naar uw huis en vertelden ze
uw vader dat zijn zoon geholpen had met een klus en daarna tegen de soldaten hierover verteld had. Ze
zeiden hem dat door zijn zoon drie talibanleden gedood waren. Ze vroegen uw vader waar u was maar
uw vader zei dat u niet thuis was. Diezelfde avond nog bent u met uw vader en moeder naar het huis van
uw zus en schoonbroer in uw dorp gegaan. De dag nadien is uw vader terug naar huis gekeerd en kwamen
de taliban opnieuw langs en waren ze heel boos. Uw schoonbroer en ouders brachten u de volgende
ochtend naar een smokkelaar die u naar Turkije stuurde. U verbleef tien maanden in Turkije waar u tevens
een tijdje werkte. Na Turkije ging u naar Bulgarije, Servië, Bosnië, Kroatië, Slovenië Italië, Frankrijk en
kwam u aan in België op 12 november 2020. Op 13 november 2020 diende een verzoek om internationale
bescherming in België in. Bij terugkeer naar Afghanistan vreest u gedood te worden door de taliban. Ter
staving van uw verzoek bezorgt u een kopie van de taskara van uw vader.
B. Motivering
Na grondige analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst worden
vastgesteld dat u géén elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere procedurele noden
kunnen blijken, en dat het Commissariaat-generaal evenmin dergelijke noden in uw hoofde heeft kunnen
vaststellen. Ten eerste merkt het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
(CGVS) op dat uw algemene geloofwaardigheid reeds wordt aangetast door uw bewering dat u
minderjarig was bij het indienen van uw verzoek om internationale bescherming. Het CGVS stelt immers
vast dat er geen geloof kan worden gehecht aan uw beweerde leeftijd. U verklaarde ten overstaan van de
Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) dat u op het moment van uw aankomst in België ongeveer 16 jaar en
elf maanden oud was (CGVS, p. 5). Bij de registratie van uw verzoek om Internationale Bescherming werd
de geboortedatum van 13/10/1383 opgetekend, wat omgezet werd naar de geboortedatum 3 januari 2005
(Registratie Verzoek om Internationale Bescherming, 13 november 2020). Op basis van een
leeftijdsonderzoek uitgevoerd door het Universitair Ziekenhuis te Antwerpen werd uw leeftijd echter
vastgesteld op 26,7 jaar met een standaarddeviatie van 2,5 jaar. Rekening houdende met de
standaarddeviatie wil dit zeggen dat u op de datum waarop het leeftijdsonderzoek werd uitgevoerd, dus
op op 4 december 2020, minstens 18 jaar oud was en u bijgevolg ook op het moment van uw aankomst
in België, op 12 november 2020, niet minderjarig was. Bij confrontatie met de vaststelling van uw
meerderjarigheid, stelt u bij DVZ gezegd te hebben dat u ongeveer 16 jaar was en dat u zich gebaseerd
had op uw taskara maar dat de politie in Kroatië u deze heeft afgenomen. Op de logische vraag wat er
dan wel op uw taskara stond, weet u evenwel geen antwoord te geven (Verklaring DVZ, punt 4, 6 januari
2021). U legt in verband met uw taskara overigens ook een tegenstrijdige verklaring af: zo heeft u bij de
registratie van uw verzoek verklaard dat uw taskara in het land gebleven was (Registratie Verzoek om
Internationale Bescherming, 13 november 2020) en later beweert u dat uw taskara in uw jas zat en dat de
Kroatische politie uw jas uitgedaan en verbrand heeft (CGVS, p. 5). Dat uw geboortej aarop basis van de
test dermate drastisch aangepast werd van het jaar 2005 naar 1994, dus wel elf jaar verschil uitm akenen
dat uw verklaringen over uw taskara tegenstrijdig zijn, zijn bijzondere negatieve indicaties voor uw
algehele geloofwaardigheid. Daar u niet als minderjarige kan worden beschouwd, kan de Internationale
Conventie voor de rechten van het kind op u niet worden toegepast. Bijgevolg oordeelt het CGVS dat er
in uw hoofde geen steunmaatregelen verleend dienen te worden omwille van de door u verklaarde
minderjarigheid aangezien uit het voornoemde leeftijdsonderzoek blijkt dat u niet langer minderjarig was
op het moment van uw aankomst en verzoek om internationale bescherming in België. Voor het overige
heeft u géén elementen kenbaar gemaakt waaruit eventuele bijzondere procedurele noden kunnen
blijken, noch heeft het Commissariaat-generaal dergelijke noden in uw hoofde kunnen vaststellen. Er dien t
RvV X - Pagina 3
te worden vastgesteld dat u doorheen uw verklaringen een persoonlijke vrees voor vervolging zoals
bedoeld in de Vluchtelingenconventie van Genève of een reëel risico op het lijden van ernstige schade
zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming niet aannemelijk heeft gemaakt. U bent er
immers niet in geslaagd het Commissariaat-generaal te overtuigen van uw problemen met de taliban. Uw
verklaringen met betrekking tot de gebeurtenissen die de rechtstreekse aanleiding zouden gevormd
hebben tot uw vertrek uit Afghanistan zijn weinig overtuigend en uw relaas wordt gekenmerkt door
doorslaggevende onwaarsczijnlijkheden en ongeloofwaardigheden waardoor het CGVS geen geloof kan
hechten aan de door u voorgehouden vrees en problemen met de taliban. Vooreerst kan er geen geloof
worden gehecht aan de taliban die u zou gerekruteerd hebben om een klus voor hen te uit te voeren. U
dacht dat de qari u gevraagd had om terug te komen naar de moskee om deze proper te maken voor het
vrijdaggebed de volgende dag. Het zou namelijk de gebruikelijke gang van zaken geweest zijn dat twee
à drie jongens de moskee moesten proper maken op donderdagnamiddag voor het vrijdaggebed. Op de
vraag waarom de qari dan enkel u verzocht om terug te komen en niet anderen, blijft u eerst heel vaag.
Wanneer u dan tot drie maal toe gevraagd wordt of u het niet raar vond dat de qari dit enkel aan u vroeg
en niet aan andere jongens, geeft u uiteindelijk te kennen dat zij ook aan een andere jongen gezegd zou
hebben om terug te komen. Gevraagd wie die andere jongen dan was, beweert u plots dat dit uw beste
vriend H. was (CGVS, p. 19). Nochtans verklaarde u bij DVZ dat de qari u vertelde om terug te komen om
vier uur en toen u terugging naar de moskee zou u samen met twee andere personen naar de olijfgaard
zijn gegaan. Over uw beste vriend repte u met geen woord bij DVZ (Vragenlijst CGVS). Wanneer u met
deze lacune geconfronteerd wordt, stelt u dat ze u bij DVZ vroegen uw eigen problemen te vertellen en u
meer wilde vertellen maar ze u zeiden het kort te houden (CGVS, p. 20). Dat u het kort diende te houden,
daar waar u enkel had kunnen toevoegen dat uw beste vriend ook gevraagd was voor de klus en u ‘we’
i.p.v. ‘ik’ had kunnen gebruiken, biedt dan ook onvoldoende verschoning. Bovendien kan u geen verklari ng
geven waarom het net uw beste vriend en u waren die deze klus voor de taliban moesten verrichten terwijl
er meer dan tweehonderd jongens naar de madrassa gingen. U stelt dat u het niet weet en het de taliban
ook niet uitmaakt. Als ze iemand nodig hadden, namen ze de persoon mee die ze op dat moment
tegenkwamen. U oppert dat jullie misschien toevallig aan de beurt waren (CGVS, p. 20). Dat u geen weet
heeft over eerdere gelijkaardige klusjes die jongens in uw dorp zouden moeten doen hebben voor de
taliban en dit dus de eerste keer zou zijn dat de taliban jongens vroegen om iets voor hen te doen is weini g
geloofwaardig. Temeer u zelf stelt dat er meestal op het einde van de les in de madrassa tien à vijftien
minuten werd gesproken over de jihad door de qari’s en de taliban ook rondliepen in de madrassa en de
moskee (CGVS, p. 16-17). Voorts legt u tijdens het persoonlijk onderhoud tegenstrijdige verklaringen af
inzake het bezoek van de taliban aan uw huis. Eerst claimt u dat de taliban de dag nadien rond half tien
’s avonds bij jullie huis zouden zijn langsgekomen om u te zoeken. Uw vader zou de deur opengedaan
hebben terwijl u in het huis bleef. Ze vertelden uw vader dat u een spion voor de overheid was en door
uw schuld drie leden van de taliban waren vermoord door de overheid. Na hun vertrek, diezelfde avond
nog, bent u samen met uw ouders naar het huis van uw zus gegaan. De volgende dag bent u dan het
land ontvlucht (CGVS, p. 17-18). Later in het persoonlijk onderhoud beweert u dan weer tot tweemaal toe
dat de dag dat u het klusje voor de taliban deed, de taliban ’s avonds is langsgekomen naar uw huis
(CGVS, p. 21 en 23). U spreekt zichzelf met andere woorden tegen over het moment waarop de taliban
nu precies langskwamen. Uit uw verklaringen tijdens het persoonlijk onderhoud, blijkt tevens dat de taliban
twee keer bij uw vader thuis op bezoek zouden zijn gekomen (CGVS, p. 21 en 23). Bij DVZ sprak u
evenwel maar over één keer dat de taliban waren langs geweest en dit enkel op de dag nadat u de klus
voor hen had gedaan (Vragenlijst CGVS). Daarenboven slaagt u er niet in op een bevattelijke wijze uiteen
te zetten waarom men u zou verdenken van spionage voor de overheid. U veronderstelt dat ze jullie
verdachten omdat het gevecht losbrak toen jullie vertrokken waren van de plaats waar de klus plaatsvond.
Er zou niet ver daar vandaan een controlepostgelegen hebben van de overheid waar jullie informatie
zouden gegeven hebben (CGVS, p. 22-23). Dit zijn echter speculaties van uw kant die niet kunnen
overtuigen: u was zelfs nog onderweg toen u al schoten hoorde, hoe u dan überhaupt de tijd zou gehad
hebben de overheid te kunnen informeren, is onduidelijk (CGVS, p. 21). Dat de overheid die informatie
zou nodig gehad hebben om tot een gevecht met de taliban te komen, is ook niet plausibel aangezien ze
eigenlijk “altijd in uw dorp rondliepen en overal waren” (CGVS, p. 17). Tot slot heeft u geen weet of de
taliban ook bij uw beste vriend thuis zijn langs geweest. Uw moeder zou u verteld hebben dat ook zij zou
weggevlucht zijn, maar naar waar weet u niet. U heeft geen enkel contact meer met hem gehad en weet
ook niets over hem via zijn vader of iemand anders uit het dorp. Dat u zo weinig weet over hem, terwijl zij
uw beste vriend was die in dezelfde straat als u woonde en waarmee u samen in de madrassa studeerde,
is hoogst eigenaardig. Temeer ook zij samen met u de klus voor de taliban moest uitvoeren en ook zij
beschuldigd werd van spionage (CGVS, p. 22). Omwille van bovenstaande redenen slaagt u er niet in uw
problemen met de taliban aannemelijk te maken. Bijgevolg kan in uw hoofde niet besloten worden tot het
bestaan van een gegronde vrees voor vervolging. Het enige door u neergelegde document ka deze
appreciatie van het CGVS niet wijzigen. Zo bezorgt u enkel een kopie van de taskara van uw vader, die

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT