Arrêt Nº279959 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 10/11/2022

Judgment Date10 novembre 2022
Procedure TypePlein contentieux
Judgement Number279959
CourtIVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 279 959 van 10 november 2022
in de zaak RvV X / IV
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat B. SOENEN
Vaderlandstraat 32
9000 GENT
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Afghaanse nationaliteit te zijn, op 1 juli 2022 heeft
ingediend tegen de beslissing van de commissaris -generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van
17 juni 2022 tot niet-ontvankelijkheid van een volgend verzoek om internationale bescherming.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 21 september 2022 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op
13 oktober 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. DENIES.
Gehoord de opmerkingen van advocaat H. VAN NIJVERSEEL, die loco advocaat B. SOENEN verschijnt
voor de verzoekende partij, en van attaché E. VANMECHELEN, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
1.1. Verzoeker verklaart de Afghaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op 1 augustus 1993.
1.2. Verzoeker dient op 4 oktober 2015 een verzoek om internationale bescherming in. De commissaris-
generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de commissaris-generaal) neemt op 18 mei 2017
een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire
beschermingsstatus. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad) bevestigt deze
beslissing bij arrest met nummer X van 22 januari 2018.
1.3. Verzoeker dient op 20 maart 2018 een tweede verzoek om internationale bescherming in. De
commissaris-generaal neemt op 24 april een beslissing tot niet-ontvankelijkheid van een volgend verzoek
om internationale bescherming.
RvV X - Pagina 2
1.4. Verzoeker dient op 16 mei 2018 een derde verzoek om internationale bescherming in. De
commissaris-generaal neemt op 19 juni 2018 een beslissing tot niet-ontvankelijkheid van een volgend
verzoek om internationale bescherming.
1.5. Verzoeker dient op 19 juli 2018 een vierde verzoek om internationale bescherming in. De
commissaris-generaal neemt op 30 augustus 2018 een beslissing tot niet-ontvankelijkheid van een
volgend verzoek om internationale bescherming.
1.6. Verzoeker dient op 17 september 2018 een vijfde verzoek om internationale bescherming in. De
commissaris-generaal neemt op 11 juni 2019 een beslissing tot niet-ontvankelijkheid van een volgend
verzoek om internationale bescherming. Deze beslissing wordt door de Raad bij arrest met nummer X
van 1 maart 2021 bevestigd.
1.7. Verzoeker dient op 6 juli 2021 een zesde verzoek om internationale bescherming in.
1.8. Verzoeker wordt op 6 april 2022 geïnterviewd bij de dienst Vreemdelingenzaken (hierna: DVZ),
waarbij de verklaringen worden opgemaakt in een “verklaring volgend verzoek”.
1.9. De commissaris-generaal neemt op 20 juni 2022 een beslissing tot niet-ontvankelijkheid van een
volgend verzoek om internationale bescherming. Deze beslissing, die de bestreden beslissing uitmaakt,
luidt als volgt:
A. Feitenrelaas
Op 18 mei 2017 nam het CGVS een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van
de subsidiaire beschermingsstatus omdat er geen geloof kon gehecht worden aan de problemen die u en
uw vader zouden hebben gekend met de Taliban. Het CGVS was verder van mening dat u in de stad
Jalalabad over een volwaardig intern vluchtalternatief beschikt. In haar arrest van 22 januari 2018 nam de
RvV een gelijkaardige beslissing. U diende geen cassatieberoep in.
Op 20 maart 2018 diende u een tweede verzoek om internationale bescherming in. Zo’n zes tot zeven
maanden voor uw tweede verzoek verliet u België en trok u naar Frankrijk. Daar verbleef u vijf of zes
maanden in Parijs. Op 23 oktober 2017 werden in Frankrijk uw vingerafdrukken genomen. In het kader
van de Dublinprocedure hebben de Franse autoriteiten u naar België teruggeleid. U diende een nieuw
verzoek in omdat u over nieuwe documenten zou beschikken die de problemen bevestigen die u tijdens
uw eerste verzoek uiteenzette. Daarnaast verklaarde u dat de Taliban nog vijf of zes keer naar uw huis
kwamen op zoek naar u. Verder zou uw oom een natuurlijke dood zijn gestorven. Gezien uw moeder nu
werkelijk niemand meer had om op terug te vallen, vroeg ze een dorpsgenoot om de documenten op te
gaan halen bij het districtshuis. Omdat hij uw moeder hielp, werd deze dorpsgenoot twee dagen voor uw
persoonlijk onderhoud bij de DVZ vermoord door de Taliban. U verklaarde verder dat u niet in Jalalabad
kan gaan wonen omdat u er niemand heeft. Ter staving van uw tweede verzoek legde u volgende
documenten neer: foto’s van uw vader en van uw oom, twee brieven van het districtshuis en een
enveloppe waarmee voorgaande documenten werden verstuurd. Op 24 april 2018 nam het CGVS in het
kader van dit tweede verzoek een beslissing tot niet-ontvankelijkheid. U diende geen beroep in tegen deze
beslissing.
U verliet het Belgische grondgebied niet en diende op 16 mei 2018 een derde verzoek om
internationale bescherming in. U hield vast aan uw eerdere problemen met de Taliban. Daarnaast stelde
u dat u na enkele jaren verblijf in België geïntegreerd was en hierom niet meer naar Afghanistan kon
terugkeren. U legde geen nieuwe documenten neer. Op 19 juni 2018 verklaarde het CGVS ook dit derde
verzoek niet-ontvankelijk. U diende opnieuw geen beroep in tegen deze beslissing.
U verliet het Belgische grondgebied niet en diende een maand later, op 19 juli 2018 , alweer een nieuw
verzoek om internationale bescherming in. In het kader van dit vierde verzoek om internationale
bescherming verklaarde u niet terug te kunnen naar Afghanistan omdat, zo zegt u, wanneer men eenmaal
geviseerd werd in Afghanistan dit levenslang zo zal blijven. Mensen zouden ginder naar u komen vragen
zijn. Verder verwees u naar de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan en in het bijzonder naar die in
de provincie Nangarhar. U legde geen bewijsstukken neer ter staving van dat verzoek. Op 30 augustus
RvV X - Pagina 3
2018 verklaarde het CGVS ook dit verzoek nietontvankelijk. U diende ook tegen deze beslissing geen
beroep in.
Zonder het Belgische grondgebied te verlaten diende u op 17 september 2018 een vijfde verzoek
tot internationale bescherming in. U verklaarde dat u ditmaal de volledige waarheid ging vertellen, en dat
u eerder had gelogen over uw familiesamenstelling, geboorteplaats, eerdere verblijfplaatsen en
burgerlijke staat. U bent in werkelijkheid geboren in het vluchtelingenkamp Kacha Garay in Pakistan, en
woonde in Pakistan tot u gedwongen werd gerepatrieerd naar Afghanistan. Dat was ongeveer 1 jaar en 8
maanden voor uw vertrek uit Qala Naw, district Surkhrod, in de Afghaanse provincie Nangarhar. U hebt
eigenlijk zeven broers, en twee zussen. Zij wonen allen in Qalanaw, Afghanistan. U bent al sinds voor uw
vertrek uit Afghanistan verloofd met S.K.R. die ook in Qala Naw in Afghanistan woont. U hebt Afghanistan
verlaten omwille van de problemen die u tijdens uw eerste asielaanvraag hebt uiteengezet, en vreest door
de taliban te zullen worden gedood bij terugkeer. Ter ondersteuning van uw vijfde verzoek hebt u volgende
documenten neergelegd: een Pakistaanse vluchtelingenkaart, de verkiezingskaart van uw vader, uw
diploma middelbaar en bijhorende schoolrapporten en de enveloppes waarmee deze documenten naar u
werden verstuurd.
Op 11 juni 2020 verklaarde het CGVS uw vijfde asielaanvraag niet -ontvankelijk. U tekende beroep aan
tegen deze beslissing. Deze beslissing werd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bevestigd in
het arrest met nummer 250224 van 1 maart 2021. U ging niet in Cassatieberoep tegen het arrest van de
RvV.
Zonder België te verlaten diende u op 6 juli 2021 een zesde verzoek tot internationale bescherming in. U
baseert zich daarbij op dezelfde vrees die u tijdens uw vorige verzoeken reeds hebt uiteengezet, namelijk
dat u vreest door de taliban te zullen worden gedood omwille van uw problemen met deze groepering, die
u in het verleden reeds hebt toegelicht.
Ter ondersteuning van uw huidige verzoek hebt geen bijkomende documenten neergelegd.
B. Motivering
Wat betreft de beoordeling in toepassing van artikel 48/9 van de Vreemdelingenwet, moet vooreerst
worden opgemerkt dat het Commissariaat-generaal naar aanleiding van uw eerste, tweede, derde, vierde
en vijfde verzoek om internationale bescherming géén bijzondere procedurele noden in uw hoofde heeft
kunnen vaststellen die het nemen van bepaalde specifieke steunmaatregelen rechtvaardigen.
Op grond van het geheel van de gegevens die actueel in uw administratief dossier voorhanden zijn, kan
worden vastgesteld dat er zich géén bijkomende elementen aandienen noch door u worden aangereikt
die hier een ander licht op werpen.
Bijgevolg blijft de vorige beoordeling onverkort gelden en kan er in het kader van onderhavige
procedure redelijkerwijze worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden en dat u in de
gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.
Uit het administratief dossier blijkt duidelijk dat uw verklaringen inhoudelijk geen enkel nieuw element in
de zin van artikel 57/6/2 van de Vreemdelingenwet bevatten en dat u blijft verwijzen naar wat u in het
verleden reeds hebt uiteengezet, namelijk dat u vreest te zullen worden gedood door de taliban omwille
van zogenaamde problemen die met deze groepering zou hebben gekend (DVZ, Verklaring volgend
verzoek, Vraag 16 & 19). Vooreerst dient te worden benadrukt dat er in het kader van uw vorige verzoeken
om internationale bescherming reeds door het CGVS werd vastgesteld dat er geen enkel geloof kon
worden gehecht aan de door u beweerde asielmotieven en uw daaruit voortvloeiende vrees, en dat deze
motieven al twee keer door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) werden bevestigd. Een
eerste keer wat betreft uw eerste asielaanvraag bij arrest met nummer X van 22 januari 2018. Uw tweede,
derde en vierde asielaanvraag werden vervolgens door het CGVS niet-ontvankelijk verklaard. U ging niet
in beroep tegen deze beslissingen. Ook uw vijfde verzoek om internationale bescherming werd afgesloten
met een niet-ontvankelijkheidsbeslissing. Uw beroep tegen deze beslissing werd verworpen door de RvV
in het arrest met nummer X van 1 maart 2021. U ging niet in Cassatieberoep tegen dit arrest en bijgevolg
geniet dit arrest kracht van gewijsde waardoor de erin vermelde argumenten niet kunnen worden
betwist. Bijgevolg resten er u geen beroepsmogelijkheden meer met betrekking tot uw vorige verzoeken
om internationale bescherming en staat de beoordeling ervan vast, behoudens voor zover er, wat u
betreft, kan worden vastgesteld dat er een nieuw element of feit in de zin van artikel 57/6/2 van de

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT