Arrêt Nº276353 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 23/08/2022

Judgment Date23 août 2022
Procedure TypeAnnulation
Judgement Number276353
CourtIXde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
RvV X - Pagina 1
nr. 276 353 van 23 augustus 2022
in de zaak RvV X / IX
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat N. MALANDA
Dieudonné Lefèvrestraat 17
1020 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IXde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Albanese nationaliteit te zijn, op 2 november 2021
heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de
beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 22 september 2021
tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden zonder bevel om het grondgebied te verlaten.
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 8 november 2021 met
refertenummer X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op het arrest nr. 272 191 van 2 mei 2022 houdende heropening van de debatten en oproeping van
de partijen voor de terechtzitting van 19 mei 2022.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken A. WIJNANTS.
Gehoord de opmerkingen van advocaat N. MALANDA, die verschijnt voor de verzoekende partij en van
advocaat M. DUBOIS, die loco advocaten C. DECORDIER en T. BRICOUT verschijnt voor de
verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Verzoeker diende op 20 april 2020 een aanvraag in met het oog op de gezinsherenging met zijn
Belgisch minderjarig kind. Deze aanvraag resulteerde op 22 september 2020 in een beslissing tot
weigering van verblijf van meer dan drie maanden zonder bevel om het grondgebied te verlaten. Het
beroep dat verzoeker tegen deze beslissing indiende werd door de Raad verworpen bij arrest nr. 249
198 van 16 februari 2021.
RvV X - Pagina 2
Op 19 april 2021 diende verzoeker een nieuwe aanvraag in met het oog op de gezinshereniging met zijn
Belgisch minderjarig kind.
Op 22 september 2021 nam de verwerende partij een beslissing tot weigering van verblijf van meer dan
drie maanden zonder bevel om het grondgebied te verlaten. Dit is de bestreden beslissing, die luidt als
volgt:
In uitvoering van artikel 52, §4, 5de lid van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de
toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt de
aanvraag van een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie, die op 19.04.2021 werd
ingediend door:
[…]
om de volgende reden geweigerd:
De betrokkene voldoet niet aan de vereiste voorwaarden om te genieten van het recht op verblijf van
meer dan drie maanden in de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie of van ander
familielid van een burger van de Unie.
Betrokkene diende een aanvraag tot gezinshereniging met zijn minderjarig kind van Belgische
nationaliteit, K. A. (RR: ) in, in toepassing van artikel 40ter van de wet van 15.12.1980.
Er dient, naast de voorwaarden conform art. 40ter, ook aan nog andere voorwaarden voldaan te
worden: enerzijds mag er op betrokkenes naam geen inreisverbod gelden, anderzijds mag er geen
sprake zijn van een afhankelijkheidsrelatie van de referentiepersoon ten op zichte van de aanvrager in
die zin dat het een afgeleid verblijfsrecht zou rechtvaardigen.
Uit nazicht van het dossier blijkt betrokkene op het moment van indiening van de aanvraag tot
gezinshereniging het voorwerp uitmaakte van een inreisverbod genomen door de Zweedse én Noorse
autoriteiten. Hij staat geseind als ontoegankelijk op het Schengengrondgebied (Art. 24 S.I.S. Il), en dit
met een initiële duurtijd tot 02.07.2022. Betrokkene werd door enerzijds door Zweden
(S000000002656900001) en anderzijds door Noorwegen (N00003036972970000001) ter fine van
weigering van toegang gesignaleerd tot respectievelijk 02.07.2022 en 14.03.2022 in de staten die partij
zijn bij de Uitvoeringsovereenkomst van het Akkoord van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990, hetzij
omdat zijn aanwezigheid een gevaar uitmaakt voor de openbare orde of de nationale veiligheid, hetzij
omdat hij het voorwerp heeft uitgemaakt van een verwijderingsmaatregel die noch ingetrokken noch
opgeschort werd en die een verbod van toegang behelst wegens overtreding van de nationale
bepalingen inzake de binnenkomst of het verblijf van de vreemdelingen.
Betrokkene heeft zich schuldig gemaakt aan verkeersinbreuken, rijden onder invloed, zware feiten van
drugssmokkel en ernstige drugsfeiten in Zweden. Hij werd hiervoor veroordeeld en kreeg een
gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden. Ten gevolge van deze ernstige feiten werd hem een
inreisverbod van 8 jaar opgelegd en werd hij SIS-geseind. In Noorwegen werd er op 04.02.2014 een
DNA Hit vastgesteld op zijn naam voor een seksuele misdaad (verkrachting). Hij werd tevens
veroordeeld tot gevangenschap voor het smokkelen van drugs (180 kg cannabis) en werd voor deze
feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 8 jaar en 6 maanden.
Er kan uit het dossier niet blijken dat betrokkene het inreisverbod heeft gerespecteerd, noch kan blijken
dat hij de opheffing van het inreisverbod zou hebben bekomen. Bijgevolg dient betrokkene gevolg te
geven aan voormeld inreisverbod en dient hij de Schengenzone te verlaten, minstens tot op het moment
dat de opheffing van het inreisverbod zou worden bekomen of dat de termijn van het inreisverbod werd
gerespecteerd en betrokkene legaal kan terugkeren. In deze dient ook worden opgemerkt dat het
inreisverbod bestaat en bindende kracht heeft met de betekening ervan, en dat de termijn van een
inreisverbod bovendien pas begint te lopen vanaf de datum waarop betrokkene effectief het
grondgebied van België heeft verlaten (arrest Ouhrami Hof van Justitie - C- 225/16 van 26.07.2017).
Uit het administratief dossier blijkt dat betrokkene vader is van een Belgisch minderjarig kind, K . Ad.
(RR: *). Dit geeft hem echter niet automatisch recht op een verblijf.
Overeenkomstig het Arrest van Hof van Justitie in de zaak C-82/16 van 8 mei 2018, dient beoordeeld te
worden of er een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen betrokkene en zijn kind bestaat dat deze

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT