Arrêt Nº259512 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 24/08/2021

Judgment Date24 août 2021
CourtIXde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number259512
Procedure TypeAnnulation
RvV X - Pagina 1
nr. 259 512 van 24 augustus 2021
in de zaak RvV X / IX
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat B. VRIJENS
Kortrijksesteenweg 641
9000 GENT
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE WND. VOORZITTER VAN DE IXE KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Tunesische nationaliteit te zijn, op 19 mei 2021 heeft
ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de gemachtigde van de
staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 7 april 2021 tot weigering van verblijf van meer dan drie
maanden met bevel om het grondgebied te verlaten.
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2 van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 21 mei 2021 met refertenummer
X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 28 juni 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 27 juli 2021.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken N. MOONEN.
Gehoord de opmerkingen van advocaat M. KIWAKANA, die loco advocaat B. VRIJENS verschijnt voor
de verzoekende partij en van advocaat A. DE WILDE, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Op 22 oktober 2019 dient verzoeker een verklaring van inschrijving in. Op 11 december 2019 wordt door
de politie vastgesteld dat de Bulgaarse identiteitskaart, waarvan verzoeker gebruik maakt, vals is.
Op 21 januari 2020 neemt de gemachtigde de beslissing tot afgifte van een bevel om het grondgebied te
verlaten met vasthouding met het oog op verwijdering en een inreisverbod voor vier jaar. Op 2 maart
2020 wordt verzoeker vrijgesteld doch dient hij onmiddellijk gevolg te geven aan het bevel om het
grondgebied te verlaten.
RvV X - Pagina 2
Op 20 februari 2020 dient verzoeker een aanvraag voor gezinshereniging in als familielid van een
burger van de Unie, met name in zijn hoedanigheid van broer van dhr. Z.A., van Nederlandse
nationaliteit.
Op 18 augustus 2020 neemt de gemachtigde de beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie
maanden met bevel om het grondgebied te verlaten.
Op 30 september 2020 dient verzoeker opnieuw een aanvraag in voor gezinshereniging als familielid
van een burger van de Unie, in de hoedanigheid van broer van dhr. Z.A., van Nederlandse nationaliteit.
Op 7 april 2021 neemt de gemachtigde de beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie
maanden met bevel om het grondgebied te verlaten, aan verzoeker ter kennis gebracht op 20 april
2021. Dit is de bestreden beslissing waarvan de motivering luidt als volgt:
BESLISSING TOT WEIGERING VAN VERBLIJF VAN MEER DAN DRIE MAANDEN MET BEVEL OM
HET GRONDGEBIED TE VERLATEN
In uitvoering van artikel 52, §4, 5de lid gelezen in combinatie met artikel58 of 69terl van het koninklijk
besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, wordt de aanvraag van een verblijfskaart van een familielid van een
burger van de Unie, die op 30.09.2020 werd ingediend door
Naam: Z.
Vooma(a)m(en): A.
Nationaliteit: Tunesië
Geboortedatum: (…)1983
Geboorteplaats: Foussana
Identificatienummer in het Rijksregister: (…)
Verblijvende te/verklaart te verblijven te: (…)
om de volgende reden geweigerd:
□ De betrokkene voldoet niet aan de vereiste voorwaarden om te genieten van het recht op verblijf van
meer dan drie maanden in de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie of van een ander
familielid van een burger van de Unie.
Betrokkene vroeg op 30.09.2020 gezinshereniging aan met zijn broer, zijnde Z. A., van Nederlandse
nationaliteit, met rijksregisternummer (…).
Betrokkene vroeg de gezinshereniging aan op basis van artikel 47/1,2° van de wet van 15.12.1980: ‘de
niet in artikel 40bis, §2, bedoelde familieleden die, in het land van herkomst, ten laste zijn of deel
uitmaken van het gezin van de burger van de Unie;
Om deze aanvraag in overweging te kunnen nemen dient aan een ontvankelijkheidsvereiste voldaan te
worden Betrokkene moet vooreerst toegang hebben tot het grondgebied, er mag dus geen geldig
inreisverbod zijn. Voor zover er wel een geldig inreisverbod is, waarvan de geldigheidsduur niet
vertreken is, kan de aanvraag alsnog in aanmerking worden genomen voor zover er sprake zou zijn v an
een buitengewone afhankelijkheid van de referentiepersoon tegenover de aanvrager. In dat geval is een
afgeleid verblijfsrecht gerechtvaardigd ondanks het inreisverbod.
Uit nazicht van het dossier blijkt betrokkene voorwerp uit te maken van een inreisverbod (bijlage 13
sexies) genomen door de Belgische autoriteiten voor een periode van 4 jaar genomen op 31.01.2019
dewelke hem werd betekend op 21.02.2020.
Dit inreisverbod is nog steeds van kracht gezien nergens uit het dossier blijkt dat dit inreisverbod door
het bestuur is ingetrokken, dat het inreisverbod werd opgevolgd en/of dat betrokkene de opheffing van
het inreisverbod heeft bekomen in toepassing van artikel 74/12 van de wet van 15/12/1980.
Betrokkene werd door België ter fine van weigering van toegang gesignaleerd in de staten die partij zijn
bij de Uitvoeringsovereenkomst van het Akkoord van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990, hetzij

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT