Arrêt Nº259453 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 20/08/2021

Judgment Date20 août 2021
CourtIVe KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number259453
Procedure TypePlein contentieux
RvV X en RvV X - Pagina 1
nr. 259 453 van 20 augustus 2021
in de zaken RvV X / IV en RvV X / IV
In zake:
1. X
2. X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat A. LOOBUYCK
Langestraat 46/1
8000 BRUGGE
tegen:
de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen
DE WND. VOORZITTER VAN DE IVE KAMER,
Gezien de verzoekschriften die X en X, die verklaren van Venezolaanse nationaliteit te zijn, op 4 maart
2021 hebben ingediend tegen de beslissingen van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en
de staatlozen van 29 januari 2021.
Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota’s met opmerkingen en de administratieve dossiers.
Gelet op de beschikking van 11 juni 2021 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 7 juli 2021.
Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. RYCKASEYS.
Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partijen en hun advocaat H. VAN NIJVERSEEL loco
advocaat A. LOOBUYCK en van attaché K. ALLYNS, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Over de gegevens van de zaak
De verzoekende partijen verklaren de Venezolaanse nationaliteit te bezitten. Eerste verzoekende partij
verklaart geboren te zijn op X. Tweede verzoekende partij verklaart geboren te zijn op X.
De verzoekende partijen verklaren het Rijk te zijn binnengekomen op 21 april 2019. Op 26 april 2019
dienen de verzoekende partijen een verzoek om internationale bescherming in.
Op 14 september 2020 wordt de eerste verzoekende partij gehoord op het Commissariaat-generaal
voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het CGVS). Op 26 oktober 2020 wordt de tweede
verzoekende partij gehoord op het CGVS.
RvV X en RvV X - Pagina 2
Op 29 januari 2021 neemt de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen de
beslissingen waarbij zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire beschermingsstatus wordt
geweigerd. Dit zijn de bestreden beslissing, die luiden als volgt:
1.1. Ten aanzien van de eerste verzoekende partij, de heer D.C.J.A. (hierna: verzoeker):
A. Feitenrelaas
U verklaart de Venezolaanse nationaliteit te bezitten en op 17 mei 1982 in Barquisimeto (Lara) in
Venezuela geboren te zijn. U bent getrouwd met C.Y.V.P. (CGVS X, OV X). U hebt twee kinderen uit
een vorige relatie. Zij verblijven bij hun moeder. Uw laatste woonplaats in Venezuela was een
appartement in Cabudare (Lara). U woonde er alleen.
Samen met uw oom Jh.O.C.G. (CGVS X, OV X) en J.R.A. was u vennoot van een zaak in
airconditioning. U werkte er in het atelier. Het was uw full time bezigheid. De zaak draaide goed.
U was ingeschreven bij de partij Primero Justicia. U werkte voor L.P., een persoon die rechtstreeks
verbonden is aan de partij. L. hield zich bezig met humanitaire aangelegenheden. U hielp hem daarmee
door bijvoorbeeld medicijnen te halen en vervoeren. U had geen politieke activiteiten.
Op 12 mei 2017 werd u samen met uw oom tegengehouden aan een checkpoint. Ze vonden medicijnen
in jullie auto en namen jullie mee naar het commissariaat. Jullie werden afgeperst, voor 10.000 dollar
zouden ze jullie vrijlaten. Jullie betaalden 3000 dollar en mochten gaan, op voorwaarde dat jullie een
maand later nog 7000 dollar zouden betalen. Dat deden jullie niet.
Op 5 september 2017 werd u opgepakt in San Antonio (Táchira) door de CICPC. Een rechtbank in
Valencia had u laten seinen vanwege drugsfeiten. Uiteindelijk werd u overgeplaatst naar Valencia. Uw
advocaat zei dat u opgepakt was omdat u de 7000 dollar nog niet betaald had. Ze gebruikten een echte
drugszaak om in een andere staat om u onder druk te kunnen zetten. Na 8000 dollar te hebben betaald,
werd u voorwaardelijk vrijgelaten door een rechter die betrokken was bij de afpersing.
Op 23 januari 2019 kwamen twee mannen van de CICPC naar de zaak, uw oom was daar aanwezig. Ze
vroegen waar u was en namen gereedschap mee. Ze bedreigden hem. Ze stopten hem in een
bestelwagen en namen hem mee. Ze zeiden dat ze hem gingen doden maar lieten hem uiteindelijk
ergens achter en reden weg. Hij belde uw vrouw en waarschuwde jullie.
Op 24 januari vertrok u uit Venezuela, u ging naar Colombia. Op 21 april 2019 kwam u in België aan,
hier diende u op 26 april 2019 een verzoek om internationale bescherming in.
Ter staving van uw verzoek legt u verschillende documenten neer. Uw paspoort, identiteitskaart en
geboorteakte. Jullie huwelijksakte. Uw brief van Primero Justicia. Uw profiel in het systeem van de
CICPC. Uw vrijlatingsbrief uit november 2019. Een bevel om u uit het systeem van gezochte personen
te halen. De notulen van de rechtszitting van 15 mei 2017. Enkele mails met betrekking tot een donatie
van medicijnen aan een ziekenhuis en een zending.
B. Motivering
Na grondige analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst
worden vastgesteld dat u géén elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere
procedurele noden kunnen blijken, en dat het Commissariaat-generaal evenmin dergelijke noden in uw
hoofde heeft kunnen vaststellen.
Bijgevolg werden er u geen specifieke steunmaatregelen verleend, aangezien er in het kader van
onderhavige procedure redelijkerwijze kan worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden
en dat u in de gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.
Uit uw verklaringen blijkt dat u niet aannemelijk hebt gemaakt dat u Venezuela diende te verlaten en/of
er niet naar terug zou kunnen keren uit een gegronde vrees voor vervolging in de zin van de Conventie
van Genève of dat u er een reëel risico loopt op het lijden van ernstige schade zoals bepaald in artikel
48/4 van de Vreemdelingenwet.
U beroept zich in het kader van uw verzoek op dezelfde motieven als uw oom Jh.O.C.G. (CGVS X, OV
X). In het kader van zijn verzoek werd besloten tot een weigering van de vluchtelingenstatus en de
subsidiaire beschermingsstatus. De beslissing luidt als volgt:
“Uit uw verklaringen blijkt dat u niet aannemelijk hebt gemaakt dat u Venezuela diende te verlaten en/of
er niet naar terug zou kunnen keren uit een gegronde vrees voor vervolging in de zin van de Conventie
van Genève of dat u er een reëel risico loopt op het lijden van ernstige schade zoals bepaald in artikel
48/4 van de Vreemdelingenwet. U vreest dat de CICPC u opnieuw zal vinden en u zal vermoorden
(CGVS, p. 12, punt 120).
Vooreerst dient te worden opgemerkt dat er geen geloof kan gehecht worden aan de gebeurtenissen
van mei 2017, september-november 2017 en 23 januari 2019, en het verband tussen die
gebeurtenissen, zoals zij door u, uw neef J.A.D.C. (CGVS X, OV X) en zijn vrouw C.Y.V.P. (CGVS X,
OV X) worden voorgesteld. Dit zou immers, volgens jullie verklaringen, het werk zijn de nationale CICPC
in zijn geheel in samenwerking met de Venezolaanse justitie. Jullie werden in mei 2017 aangehouden in
RvV X en RvV X - Pagina 3
de buurt van een manifestatie wanneer jullie geneesmiddelen in het land brachten. Zij lieten jullie terug
gaan na betaling van 3000 dollar met de afspraak dat jullie de overige 7000 dollar zouden betalen.
Uw neef J. werd dan op 5 september 2017, een klein half jaar na het eerste incident, gearresteerd in
San Antonio (Táchira), op 500 kilometer van Acarigua. Hij werd uiteindelijk overgeplaatst naar Valencia
(CGVS, p. 17, punt 183 en CGVS X, p. 12, punt 118-120 en p. 18, punt 172), een reis van 675
kilometer. Daar zat hij in de cel, op 175 kilometer van Acarigua. Zijn advocaat had gesproken met
mensen van de CICPC (CGVS X, p. 16, punt 152-153). “[De advocaat] had mij uitgelegd dat alles te
maken had met het feit dat ik niet betaald had voor het incident van 12 mei. Ze hadden een zaak
gezocht waar ik niets mee te maken had en wilden mij daar bij betrekken. Ze hadden gekozen voor een
drugszaak, omdat dan het openbaar ministerie verplicht is automatisch een aanhoudingsbevel uit te
schrijven (CGVS X, p. 12, punt 119).” Zo wilden ze J. aanhouden (CGVS X, p. 16, punt 153). Gewezen
op de afstand tussen Acarigua en Valencia en gevraagd hoe de agenten uit Valencia betrokken zijn bij
de afpersing van mei 2017, antwoordt J.: “Ik ben daar niet zeker van. Maar ze werken allemaal samen.
Het is een nationaal korps. En op basis van wat mijn advocaat mij gezegd heeft. Kan ik afleiden dat ze
een verre plaats kiezen zodat het voor de familie moeilijk is om je te komen bezoeken en ze zo weer
druk kunnen uitoefenen (CGVS X, p. 17, punt 160).” U verklaart dat het in Valencia niet om dezelfde
twee ambtenaren ging als de eerste keer (CGVS, p. 19, punt 209-211). U schetst het volgende beeld:
“[…] Maar het gaat hier over een heel organisme. Het gaat dan zo, ze zeggen: luister, ik wil dat je die
persoon gaat aanhouden. Dus ze doen dat niet daar ter plaatse. Ze houden je op een andere plek aan,
omdat je eerder beschuldigd werd door degene die de opdracht gaf voor de aanhouding. Dus die
persoon stelt zich met een andere entiteit in contact. Het is bijvoorbeeld alsof Brussel contact opneemt
met Gent. […] (CGVS, p. 19, punt 212).” De rechter, die J. vrijliet na de betaling, zou betrokken geweest
zijn bij de afpersing (CGVS X, p. 15-16, punt 145). Het is niet geloofwaardig dat de nationale CICPC en
de Venezolaanse justitie u zouden betrokken bij een drugszaak uit een volkomen ander deel van het
land en u arresteren aan de grens om het overige bedrag van de afgesproken som te betalen, een klein
half jaar na het eerste incident.
Dat zij dit voor hun plan bestaande rechtszaken zouden gebruiken en een officiële weg zouden volgens,
waarbij alles vastgelegd werd met documentatie, houdt geen steek. De CICPC maakte gebruik van een
bestaande drugszaak, J. werd gelinkt aan een zaak waar hij niets mee te maken had. Die zaak werd
gebruikt om hem aan te kunnen houden (CGVS X, p. 12). In San Antonio werden hem die beschuldiging
en het document dat vermeldde dat hij gezocht werd getoond. Ze hebben zijn vingerafdrukken en een
foto van hem genomen. Hij is daar voor een rechter verschenen (CGVS X, p. 12, punt 119). Ook in
Valencia verscheen J. voor een rechter, die een beslissing nam. Ook naar aanleiding van zijn vrijlating
was er een rechtszitting en een rechterlijk bevel (CGVS X, p. 13, punt 121). Hij werd onschuldig
verklaard voor de drugsfeiten. Hij legt daarover ook documenten voor, het bevel tot vrijlating en een
bevel om hem uit het systeem van gezochte personen te halen (CGVS X, p. 17-18, punt 165-172). Dat
dit allemaal in werking werd gesteld om jullie de zeven of acht duizend dollar te laten betalen, die jullie
bij de allereerste afpersing nog niet konden betalen, is totaal niet aannemelijk.
Het grootse complot dat u beschrijft houdt nog minder steek gezien zij jullie de eerste keer wel gewoon
konden oppakken en beschuldigen van deelname aan een demonstratie waarin jullie niet deelnamen,
en vervolgens vasthielden tot jullie 3000 dollar betaalden (CGVS, p. 11 en 12, punten 116-118 en CGVS
X, p. 11 en 12). Dat zij voor de betaling van het achterstallige bedrag dan plots een enorme officiële
constructie moeten opzetten houdt geen steek.
Over het eerste afpersingsincident kunnen nog enkele zaken worden opgemerkt. Op 12 mei 2017 werd
u, in Araure, samen met uw neef J. tegengehouden door de CICPC. Zij ontdekten kisten met medicijnen
bij jullie en namen jullie mee naar hun kantoren (CGVS, p. 11, punt 115-117). De agenten vroegen voor
wie de medicijnen bestemd waren, u verklaart dat jullie hen vertelden: “[…] dat het om giften ging, uit
Miami. Dat zijn giften die verzameld werden onder de Venezolanen daar (CGVS, p. 11, punt 116).” Uw
neef verklaart echter: “Ze vroegen ons naar de facturen, maar die hadden we niet, want het was een
donatie. Ze vroegen voor wie de medicijnen bestemd waren. We zeiden dat ze voor persoonlijk gebruik
waren, want we wilden er niemand bij betrekken. Ze zeiden dat ze niet dom waren. Dat dat soort
verzendingen heel vaak bedoeld was als donatie aan klinieken (CGVS X, p. 11, punt 115).” Volgens u
vertelden jullie de agenten dat het om giften ging, volgens uw neef probeerden jullie dat net te
ontkennen, jullie hadden de facturen niet. Volgens hem vertelden jullie dat de medicijnen voor
persoonlijk gebruik waren. Jullie verklaring hierover is dus niet consistent en ondermijnt de
geloofwaardigheid van deze gebeurtenis.
Jullie werden meegenomen naar de kantoren van de CICPC (CGVS, p. 14, punt 151). U verklaart [b]ij
het binnengaan van Araure (CGVS, p. 14, punt 154)” in de gevangenis, in de kantoren van de CICPC, te
hebben gezeten (CGVS, p. 15, punt 155). Volgens uw neef was het Acarigua (CGVS X,p. 17, punt 159).
Het CGVS erkent dat de twee steden aaneengesloten zijn, zoals uw neef ook bevestigt (CGVS X, p. 5,
punt 38). Toch mag van twee mannen die er al jaren wonen (CGVS, p. 6, punt 55 en CGVS X, punt 6,

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT