Arrêt Nº251905 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/03/2021

Judgment Date30 mars 2021
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number251905
Procedure TypeAnnulation
X - Pagina 1
nr. 251 905 van 30 maart 2021
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
handelend in eigen naam en als wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarig
kind X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat R. AKTEPE
Amerikalei 95
2000 ANTWERPEN
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X die verklaart van Surinaamse nationaliteit te zijn en die handelt in eigen
naam en als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarig kind X, op 23 december 2020 heeft
ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissingen van de gemachtigde van de
staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 30 november 2020 tot weigering van verblijf van meer dan
drie maanden zonder bevel om het grondgebied te verlaten (bijlages 20).
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 29 december 2020 met
refertenummer X
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 8 februari 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 16 maart 2021.
Gehoord het verslag van kamervoorzitter J. CAMU.
Gehoord de opmerkingen van advocaat M. KIWAKANA, die loco advocaat R. AKTEPE verschijnt voor
de verzoekende partij en van advocaat M. DUBOIS, die loco advocaten C. DECORDIER en T.
BRICOUT verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Op 26 juni 2020 dient de verzoekende partij, die verklaart van Surinaamse nationaliteit te zijn, voor
zichzelf en voor haar minderjarige zoon een aanvraag in voor een verblijf van meer dan drie maanden in
functie van haar Nederlandse moeder.
X - Pagina 2
Op 30 november 2020 neemt de gemachtigde van de bevoegde staatssecretaris ten aanzien van zowel
de verzoekende partij als haar zoon een beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie
maanden zonder bevel om het grondgebied te verlaten. Dit zijn de bestreden beslissing.
De eerste bestreden beslissing, genomen ten aanzien van de verzoekende partij, luidt als volgt:
In uitvoering van artikel 52. §4. 5° lid van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de
toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt de
aanvraag van een verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie die op 26.06.2020 werd
ingediend door:
Naam: D. (...)
Voornamen: V.E.F. (...)
Nationaliteit Suriname
Geboortedatum: (...).1977
Geboorteplaats: Paramaribo
Identificatienummer in het Rijksregister: (...)
Verblijvende te (...)
om de volgende reden geweigerd:
De betrokkene voldoet niet aan de vereiste voorwaarden om te genieten van het recht op verblijf van
meer dan drie maanden in de hoedanigheid van familielid van een burger van de Unie. Betrokkene
vraagt gezinshereniging met haar Nederlandse moeder, de genaamde L., V.E. (...) ( (...)) in toepassing
van artikel 40 bis van de wet van 15.12 80 Artikel 40bis, §2, eerste lid, 3* van de wet van 15.12.1980
stelt dat als familielid van de burger van de Unie worden beschouwd: ‘de bloedverwanten in neergaande
lijn, alsmede die van de echtgenoot of partner als bedoeld onder 1° of 2°, beneden de leeftijd van
eenentwintig jaar of die te hunnen laste zijn ( .
Aangezien betrokkene ouder is dan 21 jaar, zal zij, om aan de door de wet gestelde vereisten te
voldoen, het bewijs moeten leveren dat zij ten laste is van de ascendent in functie van wie zij het
verblijfsrecht vraagt, in casu haar Nederlandse moeder.
Om als 'ten laste’ te kunnen worden beschouwd dient er reeds een afhankelijkheidsrelatie te bestaan
tussen betrokkene en de referentiepersoon van in het land van herkomst of origine/of het land waar
betrokkene het laatst heeft verbleven alvorens naar België te komen tot op het moment van de
aanvraag gezinshereniging
Om aan te tonen dat betrokkene ten laste is van de referentiepersoon, legt zij de volgende stukken neer:
Brief van de advocaat
Ziektekostenverzekering
Bewijs inkomsten referentiepersoon: loonstroken over een periode van september 2019 tot februari
2020 + wijziging arbeidsovereenkomst (bij de Leger des Heils in Nederland) attest OCMW Edegem dd.
08.09.2020 van D.V. (...): dd. 08.09.2020, S.C., L.V. (...) waaruit blijkt dat zij geen financiële steun
ontvangen.
Overmakingen van geld via Suri-Change (van L.V. (...) aan D.V. (...)) tussen september 2017 tot
september 2018 van € 650.
Bewijzen van verzendingen van postpakketten via Transolution (inhoud diversen') dd. 17.08.2018 (t.w.v.
€ 100) en 01.11 2018 (t.w.v. € 50). Er is geen aftekening van ontvangst bijgevoegd, waardoor niet met
zekerheid kan gesteld worden dat deze pakketten effectief zijn aangekomen bij betrokkene. Verklaring
van de Inspektie der belastingen op naam van betrokkene opgesteld op 19.02.2020 te Suriname van de
jaren 2016, 2017, en 2018 (Bij het opmaken van deze attesten was betrokkenen al in België.)
Attest van het Managment Instituut Grond registratie en Landinformatie waaruit blijkt dat betrokkene
geen onroerende goederen op haar naam heeft te Suriname dd. 28.10.2019
Betrokkene heeft op 12.12 2018 een visum type C aangevraagd bij de Nederlandse diplomatieke post te
Paramaribo, Suriname met als reisdoel: familiaal. Garant was ‘V.A.L. (...). Het Schengenvisum werd
goedgekeurd op 19.12.2018 geldig van 22.12.2018 tot 05.02.2019, meerdere binnenkomsten, voor 30
dagen Op 10 01 2019 reisde ze het Schengengebied in via de luchthaven van Amsterdam Schiphol. Op
3 mei 2019 legde betrokkene een verklaring van wettelijke samenwoning af met dhr. B.M. (...)
14.10.1978), maar deze werd op 23 september 2019 negatief beoordeeld door de Procureur des
Konings van Antwerpen. Op 19.11.2019 werd er een eerst aanvraag gezinshereniging ingediend i.f.v
haar Nederlandse moeder Maar deze werd haar gewei gerd omdat de Nederlandse referentiepersoon
toen nog geen verblijf had (niet in overweging name op 20 04 2020) Uit het geheel van de voorgelegde
documenten blijkt niet afdoende dat betrokkene voorafgaand aan de huidige aanvraag gezinshereniging
en reeds van in het land van herkomst ten laste was van de referentiepersoon Immers, zij heeft noch
afdoende aangetoond effectief onvermogend te zijn, noch afdoende bewezen voorafgaand aan de

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT