Arrêt Nº251897 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 30/03/2021

Judgment Date30 mars 2021
CourtIIde KAMER (Raad voor Vreemdelingengeschillen)
Judgement Number251897
Procedure TypeAnnulation
X - Pagina 1
nr. 251 897 van 30 maart 2021
in de zaak RvV X / II
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat C. DELMOTTE
Mont Saint-Martin 79
4000 LIÈGE
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en
Migratie.
DE VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Georgische nationaliteit te zijn, op 15 januari 2021
heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de
beslissing van de gemachtigde van de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie van 10 november 2020,
waarbij de aanvraag om machtiging tot verblijf op basis van artikel 9ter van de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen ontvankelijk doch ongegrond verklaard wordt.
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 8 februari 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 16 maart 2021.
Gehoord het verslag van kamervoorzitter J. CAMU.
Gehoord de opmerkingen van advocaat M. MALANDA, die loco advocaat C. DELMOTTE verschijnt voor
de verzoekende partij en van advocaat L. RAUX, die loco advocaten D. MATRAY en A. DE WILDE
verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
Op 3 maart 2020 dient de verzoekende partij, die verklaart van Georgische nationaliteit te zijn, een
aanvraag in om machtiging tot verblijf in toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen (hierna: de vreemdelingenwet).
X - Pagina 2
Op 10 november 2020, met kennisgeving op 21 december 2020, neemt de gemachtigde van de
bevoegde staatssecretaris de beslissing waarbij deze aanvraag ontvankelijk doch ongegrond wordt
verklaard. Dit is de bestreden beslissing, waarvan de motieven luiden als volgt:
Onder verwijzing naar de aanvraag om machtiging tot verblijf die op datum van 03.03.2020 bij
aangetekend schrijven bij onze diensten werd ingediend door :
T., A; (...) (R.R.: (...))
nationaliteit: Georgië
geboren te Kutaisi op (...).1958
adres: (...)
in toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals vervangen door
Artikel 187 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen, deel ik u mee dat dit
verzoek ontvankelijk doch ongegrond is.
Reden(en) :
Het aangehaalde medisch probleem kan niet worden weerhouden als grond om een verblijfsvergunning
te bekomen in toepassing van artikel 9ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot
het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals vervangen door
Art 187 van de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen.
Er worden medische elementen aangehaald voor T., A. (...). De arts-adviseur evalueerde deze
gegevens op 07.05.2020 (zie verslag in gesloten omslag in bijlage) en concludeerde dat de
aangehaalde medische elementen niet weerhouden konden worden gezien de medische behandeling
en opvolging beschikbaar en toegankelijk zijn in het land van herkomst, Georgië.
Derhalve dient de aanvraag ongegrond verklaard te worden.
Derhalve
1) kan uit het voorgelegd medische dossier niet worden afgeleid dat betrokkene lijdt aan een ziekte die
een reëel risico inhoudt voor het leven of de fysieke integriteit, of
2) kan uit het voorgelegd medische dossier niet worden afgeleid dat betrokkene lijdt aan een ziekte die
een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate
behandeling is in het land van herkomst of het land waar de betrokkene gewoonlijk verblijft.
2. Over de rechtspleging
Waar de verwerende partij in haar nota vraagt de kosten ten laste van de verzoekende partij te leggen,
wijst de Raad erop dat de verzoekende partij het voordeel van de kosteloze rechtspleging geniet, zodat
aan geen van de partijen kosten van het geding ten laste kunnen worden gelegd. Het beroep is immers
kosteloos.
3. Onderzoek van het beroep
3.1. In een enig middel voert de verzoekende partij de schending aan van de artikelen 9ter en 62 van de
vreemdelingenwet, van de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke
motivering van de bestuurshandelingen (hierna: de wet van 29 juli 1991) en van de artikelen 3 en 13 van
het Europees Verdrag tot Bescherming voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden,
ondertekend te Rome op 4 november 1950 en goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955 (hierna: het
EVRM). Daarnaast meent zij dat er sprake is van een kennelijke beoordelingsfout.
Het middel luidt als volgt:
A. GEBREK AAN VOLDOENDE MOTIVATIE
A.1. IN RECHTE

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT