Arrêt Nº230656 de Conseil du Contentieux des Etrangers, 20/12/2019

Judgment Date20 décembre 2019
Judgement Number230656
Procedure TypeAnnulation
X - Pagina 1 van 30
nr. 230 656 van 20 december 2019
in de zaak RvV X / IX
In zake:
X
Gekozen woonplaats:
ten kantore van advocaat F. GELEYN
Henri Jasparlaan 109
1060 BRUSSEL
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie.
DE VOORZITTER VAN DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Palestijnse nationaliteit te zijn, op 25 april 2019 heeft
ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing
van de gemachtigde van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie
van 28 maart 2019 tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage
26quater).
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 30 september 2019 met toepassing van artikel 39/73 van voormelde wet.
Gelet op het verzoek tot horen van 8 oktober 2019.
Gelet op de beschikking van 23 oktober 2019, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 18 november
2019.
Gehoord het verslag van voorzitter G. DE BOECK.
Gehoord de opmerkingen van advocaat P. DE WOLF, die loco advocaat F. GELEYN verschijnt voor de
verzoekende partij en van advocaat L. BRACKE, die loco advocaat C. DECORDIER verschijnt voor de
verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
1.1. Verzoeker diende op 19 december 2018 een verzoek om internationale bescherming in.
X - Pagina 2 van 30
1.2. Op 30 januari 2019 richtte verweerder, op grond van artikel 18.1.b) van de verordening nr. 604/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en
instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om
internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de
lidstaten wordt ingediend (hierna: de verordening nr. 604/2013), een terugnameverzoek aan de
Spaanse autoriteiten.
1.3. De Spaanse autoriteiten deelden verweerder op 7 februari 2019 mee het terugnameverzoek te
aanvaarden.
1.4. De gemachtigde van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie
nam op 28 maart 2019 de beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten.
Deze beslissing, die verzoeker op dezelfde dag ter kennis werd gebracht, is gemotiveerd als volgt:
In uitvoering van artikel 51/5, § 4, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt aan de hee r,
die verklaart te heten:
naam : [A.]
voornaam : [I.A.M.]
[…]
nationaliteit : Palestina
die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, het verblijf in het Rijk geweigerd.
REDEN VAN DE BESLISSING :
België is niet verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van
betrokkene dat aan Spanje toekomt met toepassing van artikel 51/5 van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen en van artikel 18(1)b van Verordening 604/2013 van het Europees Parlement en de
Raad van 26 juni 2013.
De heer [A.I.A M], hierna de betrokkene, verklaart van Palestijnse origine te zijn. Op 05.12.2018 meldde
hij zich aan bij onze diensten waarbij hij de wens uitdrukte een verzoek om internationale bescherming
in te dienen. Op 19.12.2018 diende hij dit verzoek effectief in. De betrokkene was hierbij in het bezit van
zijn origineel paspoort, een kopie van zijn UNRWA kaart en een kopie van zijn geboorteakte. Op
19.02.2019 overhandigde de betrokkene eveneens een attest van ziekenhuis maas en kempen, waarbij
een opname werd bevestigd van 29.01.2019 tot 06.02.2019. Op 28.03.2019 legde de betrokkene een
operatieverslag neer, alsook twee verslagen omtrent de nazorg en document omtrent een volgende
afspraak.
Op 16.01.2019 werd de betrokkene bij onze diensten gehoord in het kader van zijn verzoek om
internationale bescherming. Hij verklaarde op 22.06.2018 te zijn vertrokken uit Palestina. Hij stel de per
vliegtuig naar Egypte en Mauritanië te zijn gereisd. Van daaruit reisde de betrokkene verder naar
Algerije en Marokko, om uiteindelijk toe te komen in Spanje. Hij stelde hier zijn vingerafdrukken te
hebben afgestaan. De betrokkene verklaarde een maand in Spanje te zijn geweest, waarna hij via
Frankrijk doorreisde naar België.
Onderzoek van de vingerafdrukken toont aan dat de betrokkene op 15.11.2018 een verzoek om
internationale bescherming heeft ingediend in Spanje.
Tijdens zijn persoonlijk onderhoud in België werd eveneens aan de betrokkene gevraagd vanwege
welke specifieke reden(en) hij besloot om in België om internationale bescherming te verzoeken en of hij
met betrekking tot omstandigheden van opvang of van behandeling redenen heeft die volgens hem
verzet tegen een overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat in het kader van Verordening 604/2013
rechtvaardigen. Hierop antwoordde de betrokkene dat hij goede verhalen heeft gehoord over België, als
multicultureel land dat de vrijheden respecteert. Hij stelde verder dat hij geen problemen had in Spanje,
maar dat België zijn voorkeur geniet.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT