Arrêt Nº 18/2019. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2019-02-07

Date07 février 2019
Docket NumberF-20190207-2
CourtCour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage)
Rolnummer 6779
Arrest nr. 18/2019
van 7 februari 2019
A R R E S T
__________
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 356 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen 1992, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 22 december 2009
houdende fiscale bepalingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling
Luik.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen,
J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques,
bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij vonnis van 16 november 2017 in zake A.I. en M.B. tegen de Belgische Staat, waarvan
de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 november 2017, heeft de Rechtbank
van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld :
« Schendt artikel 356 van het WIB 1992, zoals ingevoerd bij artikel 2 van de wet van
22 december 2009 houdende fiscale bepalingen (B.S. 31 december 2009), zoals door het Hof
van Cassatie in zijn op 13 februari 2015 (A.R. nr. F.13.0150.N) en op 26 november 2015
(A.R. nr. F.14.0014.N (lees : F.14.0077.N)) gewezen [arresten] in die zin geïnterpreteerd dat
het de belastingadministratie toestaat aan de rechtbank een subsidiaire aanslag voor te stellen
door binnen een termijn van zes maanden na een vonnis van nietigverklaring louter een
conclusie ter griffie neer te leggen zonder aan het annulatiegebrek een einde te moeten maken,
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en beperkt het op onevenredige wijze de rechten van
de belastingplichtige, in zoverre het de belastingadministratie het recht verleent
procedurefouten te begaan zonder enig gevolg voor haar, terwijl zij de adressaten van haar
opdracht, die nochtans van algemeen belang is, fundamentele waarborgen ontzegt, en doet het
geen verschil in behandeling ontstaan tussen twee categorieën van belastingplichtigen naar
gelang van de door een van de partijen begane fouten, waarbij de enen het voordeel genieten
van de mogelijkheden tot tegenspraak ten aanzien van de wettigheid van de komende aanslag
en van procedurele waarborgen a priori, vóór de vestiging van de aanslag, wanneer de
belastingadministratie hem [lees : hun] een bericht van wijziging of een kennisgeving van
aanslag van ambtswege toezendt, terwijl de anderen dezelfde procedurele waarborgen worden
ontzegd, die verbonden zijn met de aan de komende rechtzetting voorafgaande concrete en
cijfermatige gegevens, aangezien zij nooit één keer een bericht van wijziging of een bericht
van aanslag van ambtswege zullen hebben ontvangen, ongeacht of het gaat om de
aanvankelijke procedure dan wel om de procedure van subsidiaire aanslagen, en zij niet de
minste opmerking zullen hebben kunnen doen gelden, waarbij men een gerechtelijk debat
over de wettigheid van subsidiaire aanslagen gevoerd laat worden op basis van de in het
gerechtelijke stadium uitgewisselde proceduregeschriften alleen ? »;
« Schendt artikel 356 van het WIB 1992, zoals ingevoerd bij artikel 2 van de wet van
22 december 2009 houdende fiscale bepalingen (B.S. 31 december 2009), de artikelen 10 en
11 van de Grondwet, in zoverre het het fiscaal proces van subsidiaire aanslag zijn karakter
van burgerlijk proces, beheerst door het gemeen gerechtelijk recht, ontneemt, en in zoverre
het de belastingadministratie de mogelijkheid biedt een nochtans vervallen rechtsgeding te
doen herleven, niet alleen de debatten voort te zetten voor een rechterlijke instantie die de
vordering van de belastingplichtige nochtans heeft ingewilligd, hetgeen het rechtsgeding zou
moeten doen vervallen en het definitief aan de rechterlijke instantie zou moeten onttrekken
met toepassing van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek, maar voorts het onderwerp van
het voortgezette rechtsgeding te veranderen en van procedurele rol te veranderen, waarbij de
fiscus in het raam van eenzelfde rechtsgeding een veroordeling tot het betalen van sommen op
naam van de belastingplichtige vordert nadat zijn titel langs gerechtelijke weg nietig verklaard
werd, terwijl de beginselen van het gerechtelijk recht vereisen dat indien de rechterlijke
instantie de nietigverklaring heeft uitgesproken, het geschil aan haar wordt onttrokken en
terwijl de onttrekking van openbare orde is, hetgeen belet dat de vordering tot
geldigverklaring van een subsidiaire aanslag nog kan worden voorgelegd aan de ‘ geadieerde
rechterlijke instantie ? ».

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT