Arrêt Nº C.15.0292.F. Cour de cassation, 2016-05-27

Date27 mai 2016
Docket NumberF-20160527-4
CourtCour de cassation
27
MEI
2016 C.15.0292.F/
1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.15.0292.F
BEOBANK nv,
Mr. Paul Lefèbvre, advocaat bij het Hof van Cassatie,
tegen
MICHEL GUILIN bvba.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel
van 31 januari 2014.
Raadsheer Marie-Claire Ernotte heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Thierry Werquin heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiseres voert een middel aan.
27
MEI
2016 C.15.0292.F/
2
Geschonden wettelijke bepalingen
- de artikelen 17, inzonderheid § 1 en 2, en 19 van Richtlijn 86/653/EEG van 18 decem-
ber 1986 van de Raad inzake de coördinatie van de wetgevingen van de Lidstaten in-
zake zelfstandige handelsagenten;
- de artikelen 20 en 21 van de wet van 13 april 1995 betreffende de handelsagentuur-
overeenkomst;
- algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk de bepalingen van internationaal recht (met
inbegrip van het gemeenschapsrecht) met directe werking in het interne recht voor-
rang hebben op alle nationale normen.
Aangevochten beslissingen
Het bestreden arrest beslist dat de verweerster recht heeft op een bijkomende vergoeding
van 38.223,44 euro ten laste van de eiseres, op grond van de onderstaande redenen:
“18. […] Het recht op de bijkomende schadeloosstelling bepaald door [artikel 21 van de
wet van 13 april 1995] is onderworpen aan twee voorwaarden. Ten eerste moet de agent
recht hebben op een uitwinningsvergoeding overeenkomstig artikel 20. Het wordt niet be-
twist dat die eerste voorwaarde hier vervuld is met betrekking tot [de eiseres], die daar-
voor spontaan 139.515,27 euro heeft betaald. Daarentegen was MetLife geen enkele uit-
winningsvergoeding verschuldigd […], zodat de vordering tot bijkomende vergoeding ten
laste van laatstgenoemde hoe dan ook niet kan worden aangenomen.
Ten tweede moet de agent een schade hebben geleden die het bedrag van de uitwinnings-
vergoeding te boven gaat. Het bestaan en het bedrag van de schade moeten door de agent
worden bewezen. De bijkomende vergoeding van artikel 21 is in dat geval gelijk aan het
resterende deel van de werkelijke schade in verhouding tot het bedrag van de uitwin-
ningsvergoeding van artikel 20.
De uitwinningsvergoeding en de bijkomende vergoeding strekken allebei ertoe het klan-
tenverlies te compenseren (Cass., 5 november 2009, AC 2009, nr. 642). Voor de bereke-
ning van de bijkomende vergoeding kan enkel schade met betrekking tot klanten in aan-
merking worden genomen (Brussel, 10 juni 2013, D.A.O.R., 2013, 378; Antwerpen, 14
februari 2005, NjW, 2005, 669; D. Mertens, ‘Welke schade vergoedt de bijkomende ver-
goeding van de handelsagent ?’, RW, 2008-2009, 1693; contra: Luik, 7 maart 2013,
D.A.O.R., 2013, 369; Luik, 28 juni 2007, J.L.M.B., 2009, 1369; M. Willemart en St. Wil-
lemart, ‘Les agents autonomes’, T.P.D.C., t. II (2e ed.), nr. 947; P. Kileste en C. Staudt,
‘Du dommage réparable au sens de l'article 21 van de wet du 13 avril 1995’, J.L.M.B.,
2009, 1382; voor een uiteenzetting over de controverse, zie P. Naeyaert, ‘Acte équipol-
lent à rupture en bijkomende schadevergoeding in het handelsagentuurecht’, D.A.O.R.,
2013, p. 386, nr. 15). Die vergoeding wordt inderdaad slechts toegekend aan de agent die
een uitwinningsvergoeding ontvangt en dus klanten heeft aangebracht; indien artikel 21
ertoe zou strekken andere soorten schade te vergoeden, bijvoorbeeld nog niet afgeschre-
ven investeringen, valt niet te begrijpen waarom het aan die voorwaarde onderworpen

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT