Arrêt Nº P.14.0507.N. Cour de cassation, 2014-10-14

Date14 octobre 2014
Docket NumberF-20141014-4
CourtHof van Cassatie
14
OKTOBER
2014 P.14.0507.N/
1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. P.14.0507.N
I - II
A V W,
beklaagde, gedetineerd,
eiser,
met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent,
correctionele kamer, van 12 februari 2014.
De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, acht middelen aan.
Raadsheer Erwin Francis heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal met opdracht Alain Winants heeft geconcludeerd.
14
OKTOBER
2014 P.14.0507.N/
2
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep I
1. Het arrest verklaart eisers verzet ontvankelijk, vernietigt het bij verstek ge-
wezen arrest in zoverre dit hem kan benadelen, spreekt hem gedeeltelijk vrij voor
de telastlegging C.1 en oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden.
In zoverre tegen die beslissingen gericht, is het cassatieberoep niet ontvankelijk.
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep II
2. In strafzaken kan een partij, in de regel, krachtens artikel 438 Wetboek van
Strafvordering, geen tweede maal tegen dezelfde beslissing cassatieberoep instel-
len, ook al is het tweede cassatieberoep ingesteld vóór de verwerping van het eer-
ste. De eiser heeft tegen het arrest op 12 februari 2014 een ontvankelijk cassatie-
beroep ingesteld waarvoor geen afstand kon worden verleend. Zijn cassatieberoep
van 28 februari 2014 is een tweede cassatieberoep en is bijgevolg niet ontvanke-
lijk.
Eerste middel
Eerste onderdeel
3. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6.1 en 6.3.c EVRM en artikel
14.1 en 14.3.d IVBPR, alsmede miskenning van de algemene rechtsbeginselen
van het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging: het arrest oor-
deelt ten onrechte dat het feit dat de eiser niet op zijn zwijgrecht werd gewezen en
geen bijstand had van een advocaat bij zijn verhoren tijdens zijn vrijheidsbero-
ving, niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering.
4. De onrechtmatigheid van het bewijs omwille van het afleggen door een ver-
dachte na zijn vrijheidsberoving van verklaringen zonder bijstand van een advo-
caat of met miskenning van zijn zwijgrecht, leidt niet tot de niet-ontvankelijkheid
van de strafvordering, maar enkel tot de gebeurlijke uitsluiting van dit bewijs.
14
OKTOBER
2014 P.14.0507.N/
3
Het recht de strafvordering uit te oefenen ontstaat immers door het plegen van het
als misdrijf omschreven feit, ongeacht de wijze waarop ze verder wordt uitgeoe-
fend en onafhankelijk van de wijze waarop de bewijsgaring verloopt.
Het onderdeel dat uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting, faalt naar recht.
Tweede, derde en vierde onderdeel
5. De onderdelen voeren schending aan van artikel 6.1 en 6.3.c EVRM en arti-
kel 14.1 en 14.3.d IVBPR, alsmede miskenning van de algemene rechtsbeginselen
van het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging: het arrest oor-
deelt ten onrechte dat het feit dat de eiser niet op zijn zwijgrecht werd gewezen en
geen bijstand had van een advocaat bij zijn verhoren tijdens zijn vrijheidsbero-
ving, niet dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering of tot
de uitsluiting van die verhoren uit het bewijs; het arrest steunt op die verklaringen
bij de beoordeling van eisers schuld van de telastlegging B.4 (tweede onderdeel),
de telastlegging C.1 (derde onderdeel) en de telastlegging E (vierde onderdeel).
6. Het recht op bijstand van een advocaat en het recht op een eerlijk proces,
gewaarborgd door artikel 6.1 en 6.3 EVRM zoals thans geïnterpreteerd door het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, houden in de regel een verbod in
voor de rechter om zijn oordeel over de schuld van een beklaagde te steunen op de
verklaringen die deze laatste tijdens het onderzoek heeft afgelegd zonder toegang
tot een advocaat en zonder gewezen te zijn op zijn zwijgrecht, terwijl hij zich in
een bijzonder kwetsbare positie bevond. Dit laatste is onder meer het geval wan-
neer de beklaagde bij het afleggen van zijn verklaringen van zijn vrijheid was be-
roofd.
7. De onrechtmatigheid van het bewijs omwille van het afleggen door een ver-
dachte na zijn vrijheidsberoving van verklaringen zonder bijstand van een advo-
caat of met miskenning van zijn zwijgrecht, leidt niet tot de niet-ontvankelijkheid
van de strafvordering, maar enkel tot de gebeurlijke uitsluiting van dit bewijs.
Het recht de strafvordering uit te oefenen ontstaat immers door het plegen van het
als misdrijf omschreven feit, ongeacht de wijze waarop ze verder wordt uitgeoe-
fend en onafhankelijk van de wijze waarop de bewijsgaring verloopt.

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT