Arrêt Nº 74/2013. Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2013-05-30

Date30 mai 2013
Docket NumberF-20130530-2
CourtVerfassungsgericht (Schiedsgericht)
Rolnummer 5413
Arrest nr. 74/2013
van 30 mei 2013
A R R E S T
__________
In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 200 en 2011 van het Wetboek
diverse rechten en taksen en de wet van 1 mei 1939 « waarbij aan de Koning bepaalde
machten worden toegekend voor het gezondmaken en in evenwicht brengen van de openbare
financiën, het bekomen van gunstiger voorwaarden voor de ontwikkeling van ’s lands
economie en het voorzien in andere dringende noodwendigheden », gesteld door de
Correctionele Rechtbank te Dendermonde.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechters E. De Groot,
L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels,
T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux,
onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij vonnis van 21 mei 2012 in zake het openbaar ministerie tegen de nv « Think Media
Outdoor » en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 juni
2012, heeft de Correctionele Rechtbank te Dendermonde de volgende prejudiciële vragen
gesteld :
« 1. Is het verbod op aanplakking zoals omschreven in artikel 200 van het Wetboek
diverse rechten en taksen (WDRT) waarbij de regering gemachtigd wordt de aanplakking te
verwijderen in de gebieden die zij bepaalt buitensporig ten aanzien van het doel waarvoor dit
verbod werd ingesteld - namelijk om de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en
landschappen te vrijwaren - nu hierbij zelfs geen enkel advies dient te worden ingewonnen,
ook niet dat van de Administratie Monumenten en Landschappen, zodat het verbod in strijd is
met artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 EP EVRM en is dat verbod niet willekeurig en in
strijd met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet en artikel 1 EP EVRM omdat het te
algemeen geformuleerd is, dat er geen limieten zijn opgelegd en er geen waarborgen voorzien
zijn ?
2. Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden
toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het
creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en
door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182)
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij niet bepalen dat bij gebreke aan
bekrachtiging de op basis van bijzondere machten uitgevaardigde besluiten retroactief uit de
rechtsorde verdwijnen, waardoor aan de categorie van rechtsonderhorigen die onder de
toepassing van deze wet vallen de grondwettelijk gewaarborgde tussenkomst van een
democratisch verkozen beraadslagende vergadering wordt ontnomen ?
3. Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden
toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het
creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en
door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182)
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij niet werd bekrachtigd door de Kamer van
volksvertegenwoordigers en de Senaat, zoals voorzien in artikel 2 van die wet, waardoor aan
de categorie van rechtsonderhorigen die onder de toepassing van deze wet vallen de
grondwettelijk gewaarborgde tussenkomst van een democratisch verkozen beraadslagende
vergadering wordt ontnomen ?
4. Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden
toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het
creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en
door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182)
de artikelen 12 en 14 van de Grondwet door in artikel 1, VII, de essentie van de bevoegdheid
van de strafbaarstelling en de vaststelling te delegeren aan de Koning ?
5. Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden
toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het
creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en
door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182)

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT