Décision judiciaire de Raad van State, 21 avril 2022

Date de Résolution21 avril 2022
JuridictionCassatie
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VIIe KAMER

A R R E S T

nr. 253.539 van 21 april 2022 in de zaak A. 233.801/VII-41.134

In zake : de BV VERHELST VASTGOED bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Ria Hens kantoor houdend te 2000 Antwerpen Verlatstraat 23-25 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

  1. Maria VAN STAEYEN 2. Gerda WOUTERS 3. An DE BEUCKELEER bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Peter Flamey kantoor houdend te 2018 Antwerpen Jan Van Rijswijcklaan 16 bij wie woonplaats wordt gekozen

    -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  2. Het cassatieberoep, ingesteld op 2 juni 2021, strekt tot de nietigverklaring van arrest nr. RvVb-S-2021-0918 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (hierna: RvVb) van 22 april 2021 in de zaak 2021-RvVb-0200-SA.

    II. Verloop van de rechtspleging

  3. Het cassatieberoep is toelaatbaar verklaard bij beschikking van 22 juni 2021.

    VII-41.134-1/13

    De verwerende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur Wouter De Cock heeft op 14 oktober 2021 een verslag opgesteld, op grond van artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 ‘tot vaststelling van de cassatie-procedure bij de Raad van State’.

    De verzoekende partij heeft een verzoek tot voortzetting van de procedure teneinde te worden gehoord ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022.

    Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Hilde Vermeiren, die loco advocaat Ria Hens verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Thomas Eyskens, die loco advocaat Peter Flamey verschijnt voor de verwerende partijen, zijn gehoord.

    Eerste auditeur Wouter De Cock heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  4. Op 15 oktober 2020 verleent de deputatie van de provincieraad van Antwerpen (hierna: deputatie) aan de bv Verhelst Vastgoed een omgevingsvergunning voor het slopen van de bestaande constructies, het vellen

    VII-41.134-2/13

    van bomen, het bouwen van twee meergezinswoningen met 20 wooneenheden

    waarvan een met vrij beroep en een ondergrondse parking.

  5. Het bestreden arrest: - verklaart het verzoek tot tussenkomst van de bv Verhelst Vastgoed ontvankelijk voor wat de vordering tot schorsing betreft; - beveelt op vordering van Van Staeyen en cons. de schorsing van de tenuitvoerlegging van de vergunningsbeslissing van de deputatie.

    IV. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

    Exceptie

    5. Van Staeyen en cons. werpen op dat het cassatieberoep onontvankelijk is “omdat slechts cassatiegrieven worden aangevoerd die teruggaan op de beoordeling door de [RvVb] van het ernstig karakter van het eerste middel”. De bv Verhelst Vastgoed heeft bij de RvVb “een verzoek tot voortzetting van de vernietigingsprocedure ingediend”. Bijgevolg moet er “nog ten gronde uitspraak [...] worden gedaan over het al dan niet gegrond zijn van dat eerste middel”. De bv Verhelst Vastgoed “is dus niet op definitieve wijze benadeeld, nu zij zich nog kan verweren op het ernstig karakter van het eerste middel en zij de waarborg geniet van een grondig onderzoek”. De bv Verhelst Vastgoed “voert enkel grieven aan die dreigen de [RvVb] te binden, ofschoon deze nog uitspraak dient te doen over de vernietigingsprocedure”.

  6. De bv Verhelst Vastgoed repliceert dat de RvVb “zijn rechtsmacht uit[put] ten aanzien van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de omgevingsvergunning” en dat het bestreden arrest “niet vatbaar is voor hoger beroep” en “in laatste aanleg gewezen” is “zodat een cassatieberoep tegen dit schorsingsarrest mogelijk is”. Zij stelt nog dat Van Staeyen en cons. “op[komen] tegen de opgeworpen middelen en niet tegen de ontvankelijkheid van het cassatieberoep”.

    VII-41.134-3/13

    Beoordeling

    7. Het bestreden arrest stelt vast dat Van Staeyen en cons., naast de ingewilligde vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de vergunningsbeslissing van de deputatie, ook de vernietiging van de vergunningsbeslissing vorderen.

    Over de vordering die strekt tot de vernietiging van voormelde vergunningsbeslissing heeft de RvVb nog geen uitspraak gedaan.

    Het bestreden arrest doet louter uitspraak over de vordering van Van Staeyen en cons. tot schorsing van de tenuitvoerlegging van vergunningsbeslissing van de deputatie.

    Met het bestreden arrest wordt het eerste middel van Van Staeyen en cons. na “een eerste voorlopig onderzoek” van de gegevens waarover de RvVb in dat stadium van de procedure beschikt, ernstig bevonden omdat uit de bestreden vergunningsbeslissing van de deputatie “op het eerste gezicht niet [blijkt] dat de [deputatie] een zorgvuldig onderzoek heeft...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT