Décision judiciaire de Raad van State, 18 octobre 2021

Date de Résolution18 octobre 2021
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

XIVe KAMER

A R R E S T

nr. 251.870 van 18 oktober 2021 in de zaak A. 227.399/XIV-37.944

In zake : 1. de NV BNP PARIBAS 2. XXXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Svjatoslav Gnedasj en Bart Martel kantoor houdend te 1050 Elsene Louizalaan 99 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen :

de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën Centrale Rechtskundige Dienst FOD Financiën North Galaxy - Toren B, 26ste verdieping kantoor houdend te 1030 Brussel Koning Albert II-laan 33, bus 15 alwaar woonplaats wordt gekozen

-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

1. Het beroep, ingesteld op 8 februari 2019, strekt tot de nietigverklaring van “de ‘[n]ieuwe berekeningsregels en FAQ’s - Voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van een door de werkgever/onderneming kosteloos ter beschikking gesteld voertuig’ zoals, in verschillende versies, gepubliceerd op de website van de FOD Financiën en het laatst geactualiseerd in januari 2019 […]”.

Tevens wordt de Raad van State verzocht toepassing te maken van artikel 36, § 1, derde lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State teneinde aan de verwerende partij een “verbod op onwettige interpretatie” op te

XIV-37.944-1/23

leggen, met name door te bevelen dat “de verwerende partij het principe van de aftrekbaarheid van de ‘bijdrage van de verkrijger’ in de zin van artikel 36, §2, laatste lid WIB92 niet langer zo mag interpreteren, zoals zij gedaan heeft in de bestreden FAQ, meer bepaald dat haar een verbod wordt opgelegd “om artikel 36, §2, laatste lid WIB92 in de zin te interpreteren dat: (i) enkel die kosten die verband houden met het persoonlijk gebruik van een terbeschikkinggestelde bedrijfswagen als een eigen ‘bijdrage van de verkrijger’ in mindering mogen worden gebracht, wanneer ze aan de werkgever worden (terug)betaald en/of door hem eerst worden voorgefinancierd; (ii) enkel die bijdragen voor de opties als een eigen ‘bijdrage van de verkrijger’ aftrekbaar zijn die betrekking hebben op de opties die de cataloguswaarde voor de berekening van het bruto belastbaar voordeel verhogen; (iii) de bijdragen voor de opties, die geen verhoging van de cataloguswaarde tot gevolg hebben, enkel in mindering mogen worden gebracht wanneer deze aan de werkgever betaald zijn”.

  1. Verloop van de rechtspleging

  1. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partijen hebben een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur Alexander Van Steenberge heeft een verslag opgesteld.

    De verzoekende partijen hebben een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 21 april 2021, om 15.45 uur.

    Staatsraad Kaat Leus heeft verslag uitgebracht.

    XIV-37.944-2/23

    Advocaten Svjatoslav Gnedasj en Bart Martel, die verschijnen voor de verzoekende partijen en attaché Selim Dedeli, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur Alexander Van Steenberge heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

    3.1. De eerste verzoekende partij stelt bedrijfswagens ter beschikking van haar personeel.

    De tweede verzoekende partij is een personeelslid van de eerste verzoekende partij.

    3.2. Krachtens de artikelen 6, 3° juncto de artikelen 23, § 1, 4° en 30, 1°, van het WIB92 wordt, voor toepassing van de personenbelasting op rijksinwoners, het belastbare inkomen gevormd door het totale netto-inkomen, verminderd met de aftrekbare bestedingen. Daaronder valt ook de bezoldiging van werknemers, wat een vorm van beroepsinkomen uitmaakt.

    Bezoldigingen van werknemers zijn alle beloningen die voor de werknemer de opbrengst zijn van arbeid in dienst van een werkgever (artikel 31 WIB92) waaronder “2° voordelen van alle aard verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid”.

    XIV-37.944-3/23

    Artikel 36 WIB92 strekt ertoe de waardering van de voordelen van alle aard te regelen. Die bepaling, zoals van toepassing op de voorliggende zaak, bepaalt:

    Ҥ 1. Anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard gelden voor de werkelijke waarde bij de verkrijger.

    In de gevallen die Hij bepaalt kan de Koning regels stellen om die voordelen op een vast bedrag te ramen. § 2. Het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig als bedoeld in artikel 65 wordt berekend door een CO2- percentage toe te passen op zes zevenden van de cataloguswaarde van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig.

    Onder cataloguswaarde wordt verstaan de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde belasting over de toegevoegde waarde, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno.

    De cataloguswaarde wordt vermenigvuldigd met een percentage dat is bepaald in de onderstaande tabel, teneinde rekening te houden met de periode die is verstreken vanaf de datum van eerste inschrijving van het voertuig:

    Periode verstreken sinds de eerste inschrijving van het voertuig (een begonnen maand telt voor een volledige maand)

    Bij de berekening van het voordeel in aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde Van 0 tot 12 maanden 100 %

    Van 13 tot 24 maanden 94 %

    Van 25 tot 36 maanden 88 %

    Van 37 tot 48 maanden 82 %

    Van 49 tot 60 maanden 76 %

    Vanaf 61 maanden 70 %

    Het CO2-basispercentage bedraagt 5,5 pct. voor een referentie-CO2-uitstoot van 115 g/km voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor, en voor een referentie-CO2-uitstoot van 95 g/km voor voertuigen met dieselmotor.

    De Koning bepaalt jaarlijks de referentie-CO2-uitstoot in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot over een periode van 12 opeenvolgende maanden die eindigt op 30 september van het jaar voorafgaand aan het belastbaar tijdperk ten opzichte van de gemiddelde CO2-uitstoot van het referentiejaar 2011 volgens de modaliteiten die hij vastlegt. De gemiddelde CO2-uitstoot wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot van de voertuigen bedoeld in artikel 65 die als nieuw zijn ingeschreven.

    Wanneer de uitstoot van het betrokken voertuig hoger ligt dan de voormelde referentie-uitstoot wordt het basispercentage met 0,1 pct. per CO2-gram vermeerderd, tot maximum 18 pct.

    Wanneer de uitstoot van het betrokken voertuig lager ligt dan de voormelde referentie-uitstoot wordt het basispercentage met 0,1 pct. per CO2-gram verminderd, tot minimum 4 pct.

    De voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes beschikbaar zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden, indien ze

    XIV-37.944-4/23

    worden aangedreven door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km, en, indien ze worden aangedreven door een dieselmotor, met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.

    Het voordeel mag nooit minder bedragen dan 820 euro per jaar.

    Wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene wat overeenkomstig de vorige leden is vastgesteld, verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.”

    Overeenkomstig de eerste paragraaf ervan, moet de werkelijke waarde bij de verkrijger in oogschouw worden genomen. Paragraaf 2 legt een afwijkende regeling vast voor de waardering van het “voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig”. Daarbij wordt ook in artikel 36, § 2, laatste lid, WIB92 bepaald dat “[w]anneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, […] het in aanmerking te nemen voordeel datgene [is] wat overeenkomstig de vorige leden is vastgesteld, verminderd met de bijdrage van het verkrijger van dat voordeel”.

    Artikel 18, § 3, 9°, van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 ‘tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992’ (dat op zijn beurt talrijke opeenvolgende wijzigingen heeft ondergaan), tot slot, legt de referentie-CO2-uitstoot vast in een tabel.

    3.3. Rekening houdende met de veelvuldige wijzigingen en het abstract karakter, formuleert het fiscaal bestuur “antwoorden op veel gestelde vragen m.b.t. de nieuwe forfaitaire berekeningswijze van het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van een door de werkgever/onderneming ter beschikking gesteld voertuig”. Het betreft de zogenoemde “Frequently asked questions” (hierna: de FAQ). Deze FAQ houden luidens de tekst ervan, “uitsluitend rekening met de hiervoor in de personenbelasting geldende bepalingen zoals die zijn gewijzigd met de Programmawet (I) van 29 maart 2012 (Belgisch Staatsblad van 6.4.2012 – Ed. 3)”

    Deze FAQ zijn in 2012 geregeld bijgewerkt en, nadien, geactualiseerd. In het administratief dossier zijn elf versies (stukken 11.1 tot 11.11)

    XIV-37.944-5/23

    van deze FAQ opgenomen, die, in de vorm zoals ze in het administratief dossier zijn opgenomen niet zijn gedateerd, behoudens de tweede versie die de datum van 31 januari 2012 vermeldt (stuk 11.2). Volgens de bijgevoegde inventaris van de stukken, dateert de eerste versie reeds van 26 januari 2012, de derde versie van 13 april 2012 en de vierde versie van 1 oktober 2012. De vijfde tot elfde versie zijn niet gedateerd doch gebaseerd op de hiervoor genoemde vierde versie van 1 oktober 2012 en elk jaar “geactualiseerd” voor de jaren 2013 tot 2019.

    Dit zijn de bestreden besluiten.

    3.4. Wat de (waardering van de) eigen bijdrage betreft, kan verwezen worden naar FAQ 44 dat het principe aangeeft hoe de eigen bijdrage in artikel 36, § 2, laatste lid, WIB92 moet worden begrepen. Deze FAQ (en het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT