Décision judiciaire de Raad van State, 2 juillet 2019

Date de Résolution 2 juillet 2019
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

XIVe KAMER

A R R E S T

nr. 245.049 van 2 juli 2019 in de zaak A. 221.508/XIV-37.329

In zake : Ailu GAO die woonplaats kiest bij advocaat Thierry L’Allemand kantoor houdend te 2000 Antwerpen Britselei 47-49 bus 1

tegen :

het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Dirk De Greef kantoor houdend te 1700 Dilbeek Eikelenberg 20 bij wie woonplaats wordt gekozen -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

  1. Het beroep, ingesteld op 17 februari 2017, strekt tot de nietigverklaring van de beslissing van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport van 8 december 2016 waarmee het beroep van verzoekster tegen de weigeringsbeslissing van het departement Werk en Sociale Economie van 4 juli 2016 inzake het toekennen van een beroepskaart ongegrond wordt verklaard.

    II. Verloop van de rechtspleging

  2. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en verzoekster heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    Eerste auditeur Marijke Sterck heeft een verslag opgesteld.

    XIV-37.329-1/12

    Verzoekster heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. De verwerende partij heeft een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 9 januari 2019.

    Staatsraad Carlo Adams heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat Dirk De Greef, die verschijnt voor de verwerende partij, is gehoord.

    Eerste auditeur Marijke Sterck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  3. Verzoekster, die verklaart van Chinese nationaliteit te zijn, dient op 10 mei 2016 een aanvraag in tot het verkrijgen van een beroepskaart voor vreemdelingen.

    Met een beslissing van 4 juli 2016 weigert het departement voor Werk en Sociale Economie de gevraagde beroepskaart.

    Op 25 juli 2016 stelt verzoekster administratief beroep in tegen de voormelde beslissing.

    XIV-37.329-2/12

    De Raad voor Economisch Onderzoek inzake Vreemdelingen (hierna: de REOV) geeft op 14 oktober 2016 een ongunstig advies.

    Op 8 december 2016 beslist de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport “om het beroepschrift ongegrond te verklaren en derhalve de gevraagde beroepskaart niet toe te kennen”. Dit is de bestreden beslissing.

    IV. Onderzoek van de middelen

    1. Eerste middel

    Uiteenzetting van het middel

  4. Verzoekster werpt in een eerste middel de schending op van de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 ‘betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen’, van de materiëlemotiveringsplicht, van het redelijkheidsbeginsel, van het zorgvuldigheidsbeginsel en “een manifeste dwaling in de beoordeling”.

    Verzoekster geeft een aantal theoretische beschouwingen over de formele- en materiëlemotiveringsplicht en het zorgvuldigheidsbeginsel. Zij stelt dat de bestreden beslissing “op lichtzinnige wijze” is genomen, dat uit de stukken en de motivering blijkt “dat verwerende partij tot haar conclusie is gekomen op basis van een niet-correcte interpretatie van de feitelijke omstandigheden in casu” en dat de verwerende partij “een beslissing [heeft] genomen zonder deze met zorg en zonder deze met respect voor voorzorg voorbereid te hebben”. Verzoekster haalt aan dat in de bestreden beslissing geen zelfstandig onderzoek wordt gevoerd maar enkel wordt verwezen naar de aanvankelijk bestreden beslissing en het advies van de REOV, waarin wordt geoordeeld dat geen extra investeringen worden aangetoond, dat verzoekster niet aantoont niet ten laste van de overheden te zullen vallen en dat de sector reeds verzadigd is. Volgens verzoekster wordt “een

    XIV-37.329-3/12

    onredelijk groot belang gehecht aan loutere perceptie en niet aan de relevante elementen of bewijsstukken”.

  5. In de memorie van wederantwoord herhaalt verzoekster het middel. Zij voegt toe dat de verwerende partij ten onrechte het middel niet-ontvankelijk beschouwt omdat het slechts vaag zou zijn geformuleerd. Het feit dat de verwerende partij er ten gronde op repliceert, toont aan dat dit verweer faalt.

  6. In haar laatste memorie, genoemd “synthesememorie van wederantwoord”, herhaalt verzoekster het middel. Zij acht het onjuist dat door de verwijzing naar het advies van de REOV is voldaan aan de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT