Décision judiciaire de Raad van State, 26 juin 2019

Date de Résolution26 juin 2019
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Xe KAMER

A R R E S T

nr. 244.963 van 26 juni 2019 in de zaak A. 209.636/X-15.563.

In zake : 1. Georges ANNÉ 2. Albert ANNÉ 3. de LV ANNÉ J EN B LANDBOUWVENNOOTSCHAP

Rechtsgeding hervat door : 1. de NV POLDERS INVESTERINGSFONDS 2. Benjamin SIMONS 3. de BVBA BIOPOLDER bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Koen Van Wynsberge kantoor houdend te 9860 Oosterzele Kwaadbeek 47a bij wie woonplaats wordt gekozen en eveneens bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Igor Rogiers kantoor houdend te 9270 Laarne Kalkendorp 17, bus 1

tegen :

het VLAAMSE GEWEST bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Veerle Tollenaere kantoor houdend te 9000 Gent Koning Albertlaan 128 bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partij :

het GEMEENTELIJK HAVENBEDRIJF ANTWERPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sven Vernaillen kantoor houdend te 2018 Antwerpen Mechelsesteenweg 27 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

X-15.563-1/36

I. Voorwerp van het beroep

1. Het beroep, ingesteld op 31 juli 2013, strekt tot de nietigverklaring van: 1° het besluit van de Vlaamse regering van 30 april 2013 houdende de definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’; 2° het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2012 houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening zeehavengebied Antwerpen’.

II. Verloop van de rechtspleging

2. Bij arrest nr. 241.405 van 4 mei 2018 is het debat heropend.

Auditeur Wouter De Cock heeft een aanvullend verslag opgesteld.

De verzoekende partijen, de verwerende partij en de tussenkomende partij hebben een (aanvullende) laatste memorie ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 10 mei 2019.

Staatsraad Stephan De Taeye heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Koen Van Wynsberge, die verschijnt voor de verzoekende partijen, advocaat Veerle Tollenaere, die verschijnt voor de verwerende partij, en advocaat Annelies Geerts, die loco advocaat Sven Vernaillen verschijnt voor de tussenkomende partij, zijn gehoord.

Auditeur Wouter De Cock heeft een eensluidend advies gegeven.

X-15.563-2/36

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3. Wat de uiteenzetting van de feiten betreft, wordt verwezen naar ’s Raads arrest nr. 241.405 van 4 mei 2018.

IV. Belang

Standpunt van de partijen

4.1. De tussenkomende partij en de verwerende partij achten in hun (aanvullende) laatste memorie het belang van de gedinghervattende partijen niet inpasbaar in het belang van de initiële verzoekende partijen.

4.2. De tussenkomende partij acht het “niet mogelijk” dat de eerste gedinghervattende partij haar belang koppelt aan haar eigendomsrechten als rechtsopvolger van de eerste initiële verzoeker, om reden dat deze laatste zijn belang nooit heeft verbonden aan zijn hoedanigheid van eigenaar van de betrokken gronden.

4.3. De derde gedinghervattende partij kan volgens de tussenkomende partij niet worden aanzien als de rechtsopvolger van de derde initiële verzoekende partij “daar deze pas werd opgericht ruim 2 jaar nadat de gronden werden verkocht die [de derde initiële verzoekende partij]” aanwendt in het kader van haar uitbating.

4.4. De tussenkomende en verwerende partij menen voorts dat de tweede gedinghervattende partij haar belang niet mag koppelen aan de bewoning van de hoeve, nu de initiële verzoekende partijen geen dergelijk belang hebben aangevoerd.

X-15.563-3/36

4.5. Subsidiair stelt de tussenkomende partij dat verzoekers’ belang beperkt dient te worden tot de betrokken gronden in het Opstalvalleigebied op de rechter Scheldeoever.

Beoordeling

5.1. Het belang van de rechtsopvolger van de initiële verzoekende partij moet kunnen worden ingepast in het belang dat aan de basis lag van de rechtsvordering die werd ingesteld door die initiële verzoekende partij.

5.2. Met betrekking tot het belang bij hun beroep lichten de initiële verzoekers toe dat zij “pachters/gebruikers zijn van landbouwgronden gelegen binnen het bestemmingsgebied van het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen’” en dat “de bestemmingswijzigingen die het thans bestreden RUP doorvoert voor de percelen van verzoekers een zeer zware negatieve impact hebben op de leefbaarheid van het bedrijf van verzoekers. Vele tientallen hectaren landbouwgrond zowel op linkeroever als op rechteroever krijgen hetzij een onmiddellijke herbestemming als natuurgebied, hetzij een nabestemming natuurgebied in 2028. Voor tal van gebieden (Nieuwe Arenbergpolder fase I en het Opstalvalleigebied) verleent de thans bestreden beslissing overigens een onteigeningsmachtiging”. Zij lichten verder toe dat “[v]oormelde herbestemming […] tot gevolg [heeft] dat de landbouwkundige gebruiksmogelijkheden beperkt worden” en dat “[a]angezien het merendeel van de bovenvermelde percelen in kwestie gelegen zullen [zijn] binnen een te onteigenen gebied […] deze vermoedelijk op korte of middellange termijn onttrokken [zullen] worden aan het landbouwbedrijf van verzoekers ingevolge onteigening, waarvoor de [eerste] bestreden beslissing overigens een machtiging verleen[t]”.

5.3. In de verklaring tot gedinghervatting stelt de eerste gedinghervattende partij, wat haar belang betreft, diverse percelen binnen het Opstalvalleigebied te hebben aangekocht van de initiële eerste verzoeker en eigenaar te zijn van landbouwgronden gelegen binnen het bestemmingsgebied van het bestreden gewestelijk RUP.

X-15.563-4/36

Anders dan de tussenkomende partij dit ziet, is dit belang, gestoeld op de hoedanigheid van eigenaar, inpasbaar in het door de initiële verzoekers aangevoerde belang in zoverre het berust op de negatieve impact van de bestemmingswijzigingen ingevolge het bestreden gewestelijk RUP en de vrees dat de kwestieuze gronden aan hen zullen “onttrokken” worden.

5.4. Waar de derde gedinghervattende partij haar belang steunt op haar hoedanigheid van gebruiker van de voormelde gronden sinds haar oprichting, is haar belang inpasbaar in het evenzeer op dit gebruik gestoelde belang van de initiële verzoekende partijen.

5.5. De door de tweede gedinghervattende partij ingeroepen hoedanigheid van bewoner van een hoeve gelegen binnen het betrokken plangebied kan niet worden ingepast in het belang dat de initiële verzoekende partijen hebben ingeroepen. De tweede gedinghervattende partij doet derhalve niet blijken van het vereiste belang om het geding te hervatten.

Het betoog in de aanvullende laatste memorie van de gedinghervattende partijen dat de hoeve deel uitmaakt van de verkoopovereenkomst tussen de initiële eerste verzoeker en de eerste gedinghervattende partij, en dat de initiële derde verzoekende partij gebruiker was van die hoeve, doet niet anders besluiten.

5.6. Gelet op wat voorafgaat, is de gedinghervatting niet ontvankelijk wat de tweede gedinghervattende partij betreft. Zij is wel ontvankelijk in hoofde van de eerste en de derde gedinghervattende partij.

5.7. Deze partijen blijken voorts het onder randnummer 4.5 gestelde niet te betwisten. Hun belang bij het beroep is in elk geval beperkt tot het Opstalvalleigebied op de rechter Scheldeoever.

X-15.563-5/36

5.8. De eerste gedinghervattende partij wordt hierna “eerste verzoekster” genoemd, de derde gedinghervattende partij “derde verzoekster”, samen “de verzoeksters”.

V. Middelen

A. Eerste middel, tweede en derde onderdeel

Uiteenzetting van het middel

6.1. Verzoeksters voeren in een eerste middel de schending aan van artikel 3.2 van de richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 ‘betreffende de beoordeling van de gevolgen van het milieu van bepaalde plannen en programma’s’, van artikel 4.2.1 van het decreet van 5 april 1995 ‘houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid’ (hierna: DABM), van de artikelen 4.2.3, § 1 en § 2, DABM, artikel 4.2.8, § 1, tweede lid, 5°, f) en g), DABM, en van het materiëlemotiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel als algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

6.1.2. In een tweede middelonderdeel voeren verzoeksters aan dat het bestreden gewestelijk RUP onvoldoende rekening houdt met de mitigerende maatregelen die zijn opgenomen in het technisch deelrapport ‘landbouw’ van het planmilieueffectrapport (hierna: het plan-MER). Daarin staat dat in eerste instantie die gebieden moeten worden aangesneden waar de impact op de landbouw het kleinst is, en dat bij voorkeur die gronden worden ingezet die reeds eigendom van de overheid zijn. Bij de totstandkoming van het bestreden gewestelijk RUP werden deze mitigerende maatregelen volgens verzoeksters niet nageleefd. Het bestreden gewestelijk RUP voorziet namelijk in een machtiging tot onteigening voor een groot aantal gebieden waar bij hoogdringendheid moet worden onteigend met het oog op de uitvoering van de natuurcompensaties.

6.1.3. In een derde middelonderdeel voeren verzoeksters aan dat het plan-MER onvolledig is. Het plan-MER geeft aan dat het onmogelijk is om de

X-15.563-6/36

effecten op de landbouw te beoordelen, omdat onduidelijk is op welke manier projecten zullen uitgevoerd worden. Verzoeksters menen dat er sprake is van vage en onduidelijke stedenbouwkundige voorschriften, meer bepaald wat artikel L18 ‘natuurgebied’ betreft. Die vage en onduidelijke voorschriften verhullen het bijzonder ingrijpend karakter van het bestreden gewestelijk RUP. Verder stellen zij dat de omvang en de draagwijdte van de plannen op diverse plaatsen in het plan-MER en in de passende beoordeling wel degelijk worden omschreven. Doordat de concrete inhoud van de natuurinrichtingsplannen ten tijde van de opmaak van het plan-MER gekend was, volstaat het volgens verzoekers niet...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT