Décision judiciaire de Raad van State, 22 juin 2017

Date de Résolution22 juin 2017
JuridictionUDN
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

VOORZITTER VAN DE IXe KAMER

ARREST

nr. 238.607 van 22 juni 2017 in de zaak A. 222.375/IX-9083

In zake: Rita DELARUELLE bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Peter Crispyn kantoor houdend te 9030 Mariakerke Mazestraat 16 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

het OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN SINT-NIKLAAS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Tom De Gendt kantoor houdend te 3000 Leuven

Koning Leopold I-straat 32 bij wie woonplaats wordt gekozen

--------------------------------------------------------------------------------------------------

I. Voorwerp van de vordering

1. De vordering, ingesteld op 9 juni 2017, strekt tot de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van “het besluit van de Secretaris van het OCMW Sint-Niklaas dd. 30 mei 2017 waarbij is besloten dat [Rita Delaruelle] met ingang van 01 mei 2017 onwettig afwezig is en de hier impliciet in besloten liggende weigering om [Rita Delaruelle] in toepassing van art. 299 van de toepasselijke rechtspositieregeling een dienstvrijstelling te verlenen vanaf 01 mei 2017 en verder”.

II. Verloop van de rechtspleging

2. De verwerende partij heeft een nota ingediend.

De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 19 juni 2017, om 11.30 uur.

Staatsraad Bert Thys heeft verslag uitgebracht.

Advocaat Peter Crispyn, die verschijnt voor de verzoekende partij en advocaat Karen Deckers, die loco advocaat Tom De Gendt verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

Auditeur Iris Verheven heeft een met dit arrest eensluidend ad-vies gegeven.

Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

III. Feiten

3.1. Verzoekster is verpleegassistente in statutair dienstverband bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) van Sint-Niklaas. Zij is werkzaam in het woonzorgcentrum Populierenhof, waar zij zorgtaken en verpleegkundige taken uitvoert.

3.2. Tijdens de periode van 19 juli 2016 tot en met 30 april 2017 is zij gewettigd op het werk afwezig wegens medische ongeschiktheid.

3.3. Met een brief van 28 maart 2017 gericht aan de externe bedrijfsgeneeskundige dienst vraagt verzoekster om op grond van artikel 73/2 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 „betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers‟ een re-integratietraject op te starten.

3.4. Ingevolge die vraag van verzoekster onderzoekt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of verzoekster de overeengekomen werkzaamheden, eventueel mits een aanpassing van de werkpost, opnieuw zal kunnen uitvoeren. Hij komt op 14 april 2017 tot de bevinding dat verzoekster “definitief ongeschikt [is] om het overeengekomen werk bij de werkgever te hervatten, maar [...] wel in staat [is] om aangepast werk of ander werk bij de werkgever uit te voeren”.

Als “aanbeveling” of “voorstel” in verband met aangepast of ander werk, stelt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer:

“definitief geen schouderbelastend werk: geen trek, sleur en duwwerk / geen werk boven schouderhoogte.”

3.5. Er volgt dan e-mailverkeer tussen de secretaris van het OCMW en de persoon die aan verzoekster consult verleent, met betrekking tot de toepasselijkheid van de re-integratieprocedure van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 „betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers‟ in dit geval.

3.6. Met een e-mailbericht van 28 april 2017 deelt de secretaris aan verzoekster mee dat een re-integratieverslag werd opgemaakt, waarin wordt vastgesteld dat aan haar geen alternatieve tewerkstelling kan worden aangeboden.

De secretaris voegt eraan toe:

“Dit heeft tot gevolg dat wij u vanaf 1 mei geen alternatieve tewerkstelling kunnen aanbieden, maar dat wij u als ziek blijven beschouwen totdat er definitief uitsluitsel is over uw situatie. Hierbij refereer ik aan het feit dat het wettelijk kader met betrekking tot re-integratie niet aangepast is op de statutaire aanstellingen. Wij zullen dit de komende dagen en weken nader uitklaren.”

3.7. De betwisting tussen de secretaris en de persoon die aan verzoekster consult verleent over haar administratieve situatie wordt vervolgens per e-mail voortgezet.

3.8. Met een aangetekende brief van 8 mei 2017 deelt de secretaris aan verzoekster onder meer mee:

“Mede in functie van uw vraag met betrekking tot re-integratie en de juridische onduidelijkheid die daaromtrent voor statutaire medewerkers bestaat, wordt de situatie waarin u zich nu bevindt grondig onderzocht. Onder andere is uit onze gegevens gebleken dat u vanaf 1 mei 2017 afwezig bent zonder enige vorm van wettiging. Uw laatste ziekteattest liep tot en met 30 april 2017.

Gezien uw specifieke situatie gaan we ervan uit dat u verder ziek bent, waardoor er een disponibiliteitswedde kan worden uitbetaald voor de ziekteperiode waarvoor u tijdig een ziekteattest indient. Dit ziekteattest moet verplicht melding maken van arbeidsongeschiktheid èn van de waarschijnlijke duur van deze ongeschiktheid (cfr. artikel 3 § 2 van de arbeidsovereenkomstenwet).

Het feit dat de arbeidsgeneesheer u arbeidsgeschikt verklaarde mits aangepast werk, ontslaat u niet van de verplichtingen die opgenomen zijn in het arbeidsreglement en meer specifiek het ziektereglement. Gezien de arbeidsgeneesheer geen arbeidsongeschiktheid noch een waarschijnlijke duur van de arbeidsongeschiktheid vermeldt, geldt dit niet als wettiging voor uw afwezigheid.

Daarom sturen wij u deze herinnering, waarin wij de afspraken conform het geldend ziektereglement, nog eens meegeven...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT