Décision judiciaire de Raad van State, 16 mai 2014

Date de Résolution16 mai 2014
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Xe KAMER

A R R E S T

nr. 227.424 van 16 mei 2014 in de zaak A. 204.816/X-15.111.

In zake : 1. Pieter SPAEPEN 2. Annemie BODEN

  1. Wouter BLONDEEL

  2. Dorien WUYTS

  3. Stijn DEJONCKHEERE

  4. Isabel DE BUYSSCHER

  5. Marijke BOON

  6. Anne CARDYN

  7. Friedl MAERTENS 10. Thierry CORNETTE 11. Goedele WILLEMS 12. Filip FACHE 13. Ana GARCIA 14. Yves VANRENTERGHEM 15. Christine WEYNE 16. Thomas VANDEN BERGHE 17. Lieve VAN EECKHOUTTE 18. Sumant KUMAR 19. Eszter BALOGH 20. Marc VERSTRAETEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Martin Denys kantoor houdend te 1560 Hoeilaart de Quirinilaan 2 bij wie woonplaats wordt gekozen

    tegen :

  8. de STAD LEUVEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Bert Beelen kantoor houdend te 3000 Leuven Justus Lipsiusstraat 24 bij wie woonplaats wordt gekozen

  9. de PROVINCIE VLAAMS-BRABANT bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Dany Socquet kantoor houdend te 3080 Tervuren Merenstraat 28 bij wie woonplaats wordt gekozen

    X-15.111-1/38

    Tussenkomende partijen :

  10. de NV DE GOEDE HERDER 2. de NV RESITERRA bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Yves Loix kantoor houdend te 2018 Antwerpen Mechelsesteenweg 27 bij wie woonplaats wordt gekozen 3. de KATHOLIEKE UNIVERSITEIT TE LEUVEN bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Jan Bergé kantoor houdend te 3000 Leuven Naamsestraat 165 bij wie woonplaats wordt gekozen

  11. Lieven DE MULDER 5. Louis STIENAERS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Erika Rentmeesters en Wim De Cuyper kantoor houdend te 9100 Sint-Niklaas Vijfstraten 57 bij wie woonplaats wordt gekozen

    -------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep

    1. Het beroep, ingesteld op 11 mei 2012, strekt tot de nietigverklaring van : - het besluit van 20 december 2011 van de gemeenteraad van de stad Leuven houdende definitieve vaststelling van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Benedenstad II - Janseniushof”, en - het besluit van 2 februari 2012 van de deputatie van de provincieraad van

    Vlaams-Brabant houdende goedkeuring van het voormelde gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

    II. Verloop van de rechtspleging

    2. Bij arrest nr. 220.701 van 24 september 2012 is de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissingen verworpen.

    X-15.111-2/38

    Bij arrest nr. 226.939 van 28 maart 2014 heropent de Raad van State het debat en wordt de zaak opnieuw opgeroepen op de openbare terechtzitting van 4 april 2014.

    Staatsraad Pierre Lefranc heeft verslag uitgebracht.

    Advocaat John Toury, die loco advocaat Martin Denys verschijnt voor de verzoekende partijen, advocaat Dany Socquet, die verschijnt voor de tweede verwerende partij, advocaat Jeroen De Coninck, die loco advocaat Bert Beelen verschijnt voor de eerste verwerende partij, advocaat Katrien Vergauwen, die loco advocaat Yves Loix verschijnt voor de tussenkomende partijen sub 1 en 2, die tevens loco advocaat Jan Bergé verschijnt voor de tussenkomende partij sub 3, en die eveneens loco advocaat Erika Rentmeesters verschijnt voor de tussenkomende partijen sub 4 en 5, zijn gehoord.

    Auditeur An Van den broeck heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Feiten

  12. Voor de uiteenzetting van de feiten kan verwezen worden naar het arrest nr. 220.701 van 24 september 2012.

    IV. Ontvankelijkheid van het beroep

    Tijdigheid

    4. In de mate dat de tweede verwerende partij opmerkt dat “uit het bewijs van aangetekende zending zal dienen te blijken dat verzoekster heeft

    X-15.111-3/38

    gereageerd binnen de hiertoe voorziene verjaringstermijn van 60 dagen”, dient te worden vastgesteld dat uit de poststempel blijkt dat het verzoekschrift op 11 mei 2012 – en dus tijdig – per aangetekende zending aan de Raad van State werd toegezonden.

    Belang

    Standpunt van de partijen

    5. Ter ondersteuning van hun belang bij de vordering zetten de verzoekende partijen in het verzoekschrift uiteen dat zij allen eigenaars zijn van een woning in het plangebied en dat zij rechtstreeks geconfronteerd zullen worden met de nadelen die uit het bestreden gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (hierna: gemeentelijk RUP) zullen voortvloeien. Meer bepaald voeren de verzoekende partijen aan dat zij door de inneming van het binnengebied te maken zullen krijgen met nadelen zoals rechtstreekse inkijk, schending van de privacy, overlast door de grote densiteit,… Verder menen zij dat hun bestaande leefomgeving op een dermate sterke wijze zal worden aangetast dat het niet meer aangenaam wonen zal zijn. Ze zullen moeten leven in een omgeving waarin elk groen teniet wordt gedaan door torenhoge woonblokken. Het groene binnengebied zoals dit op heden bestaat en dat het leven in de verstedelijkte omgeving draagbaar maakt, zal volledig verdwijnen.

  13. De tweede verwerende partij werpt een exceptie van onontvankelijkheid wegens het gebrek aan het rechtens vereiste belang op. Ze voert aan dat de verzoekende partijen niet het algemeen belang kunnen nastreven, doch zeer concreet dienen uiteen te zetten welk belang zij al zouden hebben om het gemeentelijk RUP aan te vechten voor de Raad van State. Het loutere feit dat de verzoekende partijen in de omgeving wonen impliceert geenszins een persoonlijk aanwijsbaar belang. De verzoekende partijen slagen er niet in aan te tonen dat de vooropgestelde ontwikkeling van het gemeentelijk RUP hun woongenot op een ernstige manier zou gaan verstoren.

    X-15.111-4/38

    7. De derde tussenkomende partij werpt in haar toelichtende memorie een gelijkaardige exceptie op, stellende dat de verzoekende partijen niet aantonen dat de bestreden beslissingen voor hen een zeker en actueel nadeel met zich meebrengen. De verzoekende partijen beperken zich tot het aanhalen van enkele vaag geformuleerde nadelen, zoals inkijk, schending van de privacy en overlast door de grote densiteit, en verduidelijken niet welke concrete elementen hiertoe bijdragen. In dit opzicht merkt de derde tussenkomende partij tevens op dat het verzoekschrift uitgaat van maar liefst 20 personen met in totaal 11 verschillende adressen, zonder dat enig onderscheid wordt gemaakt naargelang de precieze ligging van de respectieve percelen. Er wordt nergens een specificatie gegeven van de vermeende nadelen per persoon, of per perceel. Er wordt geenszins aangetoond dat iedere verzoeker individueel over een persoonlijk belang beschikt. Voorts doet de derde tussenkomende partij gelden dat de door de verzoekende partijen aangevoerde nadelen niet rechtstreeks voortvloeien uit de bestreden beslissingen, aangezien deze allerminst een vergunning inhouden om tot de werken over te gaan. Ten slotte haalt de derde tussenkomende partij aan dat de verzoekende partijen evenmin aantonen dat de gevraagde nietigverklaring hen enig persoonlijk en rechtstreeks voordeel kan opleveren.

  14. Met twee aangetekende brieven van 1 oktober 2013 bezorgen de eerste en de tweede tussenkomende partij de Raad van State enkele definitieve stedenbouwkundige vergunningen die zij inmiddels hebben verkregen voor de binnen het plangebied voorziene projecten. Het betreft een vergunning voor het bouwen van een uitbreiding aan de studentenhuisvesting “De Goede Herder”, een vergunning voor het verbouwen van het voormalige Landbouwinstituut tot appartementen en handelsruimten, een vergunning tot slopen van leegstaande gebouwen en labo’s, een vergunning voor het bouwen van een appartementsgebouw (blok 1A) en een vergunning voor het bouwen van een bouwvolume met 19 appartementen (blok 1B). Daarnaast werd ook een verkavelingsvergunning verleend. Op basis van deze stukken betwisten de eerste en de tweede tussenkomende partij het actueel belang van de verzoekende partijen.

    X-15.111-5/38

    9. In hun laatste memorie stellen de verzoekende partijen dat de afgeleverde vergunningen weinig tot niets veranderen aan het aangetoonde belang. De vergunning tot verbouwing van het voormalig landbouwinstituut betreft de verbouwing van een bestaand beschermd monument. Het effect op de densiteit van het binnengebied en op de woonbeleving van de verzoekende partijen is minimaal. Ook de vergunning voor de sloop van leegstaande gebouwen heeft geen enkele impact op de densiteit. Voorts worden de twee kleine appartementsgebouwen (1A en 1B) voor een groot deel voorzien op plaatsen waar reeds eerder gebouwen stonden. Het betreft dus voor een deel vervanging van bestaande bebouwing. De impact van de afgeleverde vergunningen op de toekomstige mogelijkheden naar densiteit is dan ook klein.

  15. In hun laatste memories verduidelijken de eerste en de tweede tussenkomende partij dat de verleende verkavelingsvergunning 104 eenheden beslaat op een totaal van 206 eenheden. Van de gebouwen zijn 51 eenheden vergund en intussen in aanbouw. Er kan dan ook geenszins worden voorgehouden dat de betrokken vergunningen slechts een klein deel van het plangebied betreffen. De opmerking van de verzoekende partijen dat de gebouwen voor een groot deel worden voorzien op plaatsen waar reeds eerder gebouwen stonden en dus slechts als vervanging van de bestaande gebouwen dienen te worden aanzien, kan niet worden gevolgd. De uitbreiding en het bouwen van de appartementen heeft sowieso gevolgen op de densiteit in het binnengebied. Deze densiteit is net de reden waarom de verzoekende partijen om de nietigverklaring van het RUP verzoeken.

  16. Ook de derde tussenkomende partij stelt in de laatste memorie dat de verzoekende partijen geen actueel belang meer hebben bij hun vordering, gelet op de verleende stedenbouwkundige vergunningen.

    Beoordeling

    12. Het wordt niet betwist dat de verzoekende partijen allen eigenaar zijn van een woning binnen het plangebied. Hierdoor alleen al doen zij

    X-15.111-6/38

    in beginsel blijken van het rechtens vereiste belang bij de vordering. In...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT