Décision judiciaire de Raad van State, 10 octobre 2013
| Date de Résolution | 10 octobre 2013 |
| Juridiction | Nietigverklaring |
| Nature | Arrest |
RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
VIIe KAMER
A R R E S T
nr. 225.045 van 10 oktober 2013 in de zaak A. 204.989/VII-38.530.
In zake : de GEMEENTE DENDERLEEUW bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Trui De Vulder en tevens door advocaat Konstantijn Roelandt kantoor houdend te 9000 Gent Recollettenlei 9 bij wie woonplaats wordt gekozen
tegen :
het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Bart Bronders kantoor houdend te 8400 Oostende Archimedesstraat 7 bij wie woonplaats wordt gekozen
Tussenkomende partij : de NV ASPIRAVI bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Peter Flamey en Pieter Jan Vervoort kantoor houdend te 2018 Antwerpen Jan Van Rijswijcklaan 16 bij wie woonplaats wordt gekozen
-------------------------------------------------------------------------------------------------- I. Voorwerp van het beroep
1. Het beroep, ingesteld op 25 mei 2012, strekt tot de nietigverklaring van het besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur van 13 maart 2012 waarbij de beroepen ingesteld tegen de beslissing van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen van 17 maart 2011, houdende het verlenen aan de NV Aspiravi van een milieuvergunning voor de exploitatie van
VII-38.530-1/26
een windturbinepark met twee windturbines en het weigeren ervan voor twee andere windturbines, gelegen aan de N45 te Haaltert, gedeeltelijk gegrond worden verklaard, de beroepen beslissing wordt opgeheven en, mits het opleggen van bijzondere vergunningsvoorwaarden, de gevraagde milieuvergunning voor de exploitatie van een windturbinepark met vier windturbines wordt verleend.
II. Verloop van de rechtspleging
2. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend.
De tussenkomende partij heeft een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomst is toegestaan bij beschikking van 12 september 2012. De tussenkomende partij heeft een memorie ingediend.
Auditeur Dieter Decock heeft een verslag opgesteld.
De verzoekende partij heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. De tussenkomende partij heeft een laatste memorie ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 5 september 2013.
Kamervoorzitter Luc Hellin heeft verslag uitgebracht.
Advocaat Konstantijn Roelandt, die verschijnt voor de verzoekende partij, advocaat Clive Rommelaere, die loco advocaat Bart Bronders verschijnt voor de verwerende partij, en advocaat Pieter Jan Vervoort, die verschijnt voor de tussenkomende partij, zijn gehoord.
VII-38.530-2/26
Auditeur Dieter Decock heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.
Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
III. Feiten
3.1. Op 10 september 2010 dient de tussenkomende partij een milieuvergunningsaanvraag in voor de exploitatie van vier windturbines, gelegen nabij de N45 te Haaltert.
3.2. Tijdens het openbaar onderzoek worden 29 bezwaarschriften ingediend, waaronder een petitie met 1.256 handtekeningen.
3.3. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Haaltert adviseert ongunstig.
3.4. Op 17 maart 2011 verleent de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen de milieuvergunning voor twee turbines en weigert ze de vergunning voor twee andere turbines.
3.5. Tegen die beslissing worden meerdere administratieve beroepen ingediend, enerzijds door het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Haaltert en een aantal buurtbewoners, en anderzijds door de tussenkomende partij.
3.6. Parallel aan de milieuvergunningsaanvraag wordt de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning ingediend.
VII-38.530-3/26
Op 27 januari 2011 verleent de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar een voorwaardelijke stedenbouwkundige vergunning. Er worden twee beroepen ingediend bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen : - een eerste beroep op 28 februari 2011 door de gemeenten Haaltert en Denderleeuw; bij tussenarrest nr. A/2012/0115 van 27 maart 2012 worden de debatten in die zaak heropend om de partijen te laten antwoorden op een door de Raad voor Vergunningsbetwistingen ambtshalve opgeworpen middel; - een tweede beroep door de VZW Aero Scouts, een modelvliegbouwclub die in de nabijheid een vergund terrein exploiteert; bij arrest nr. A/2011/0215 van 20 december 2011 stelt de Raad voor Vergunningsbetwistingen de afstand van het geding vast.
3.7. Geen van de adviezen die worden gegeven in het kader van de administratieve beroepen tegen de milieuvergunning is ongunstig.
3.8. Op 13 maart 2012 verklaart de bevoegde Vlaamse minister de diverse administratieve beroepen ingesteld tegen de beslissing van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen van 17 maart 2011 gedeeltelijk gegrond, heft zij die beslissing op en verleent zij de gevraagde milieuvergunning voor de exploitatie van vier windturbines, mits toevoeging van een aantal bijzondere vergunningsvoorwaarden.
Dit is het thans bestreden besluit, dat onder meer gemotiveerd is als volgt :
"Gelet op de ligging van WT1 en WT2 in agrarisch gebied en de ligging van WT3 en WT4 in landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan 'Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem', vastgesteld bij het koninklijk besluit van 30 mei 1978;
(…)
Overwegende dat er in de lokalisatienota bij de aanvraag 2 types naar voor worden geschoven om te bouwen, namelijk de Enercon E70 met 2,3 MW en de Enercon E82 met 2,3 MW; dat in de aanvraag evenwel een maximaal vermogen van 3 MW aangevraagd wordt gezien de windturbinetechnologie continu evolueert en bijgevolg de mogelijkheid bestaat dat deze turbines op het ogenblik van de bouwfase een upgrade ondergaan hebben;
VII-38.530-4/26
(…)
Overwegende dat er op 8 september 2010 een geluidstudie door een erkend deskundige werd uitgevoerd; dat de geluidscontouren berekend werden aan de hand van het berekenings- en voorspellingsmodel IMMI; dat de berekeningen uitgevoerd werden voor het type Enercon E70 van 2,3 MW met een ashoogte van 113 m en een bronvermogen van 103,8 dB(A); dat de berekeningen gebeurden bij een windsnelheid van 8 m/s en op 10 m boven maaiveld; dat er 7 evaluatiepunten bepaald werden; dat 5 van deze evaluatiepunten gelegen zijn in een agrarisch gebied en 2 evaluatiepunten in een gebied op minder dan 500 meter van KMO-gebied; dat in de studie de berekeningen getoetst worden aan de richtwaarden van de omzendbrief EME/2006/01- RO/2006/02 van 12 mei 2006 inzake het afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines; dat uit de studie blijkt dat in alle punten aan de richtwaarden van de omzendbrief voor de dagperiode wordt voldaan; dat voor de avond- en nachtperiode er overschrijdingen zijn; dat voor de avond- en nachtperiode er gepaste geluidsreducerende maatregelen genomen moeten worden;
Overwegende dat op 15 november 2010 een aanvullende geluidstudie werd uitgevoerd door dezelfde erkend deskundige; dat in deze studie de verwachte geluidsdrukniveaus bij een windsnelheid van 8 m/s bekeken werd in functie van de windrichting bij volle capaciteit (bronvermogen van 103,8 dB(A), Enercon E70); dat om te voldoen aan de richtwaarden van de omzendbrief voor de avond- en nachtperiode voor de verschillende windrichtingen de turbines naar een andere modus geschakeld moeten worden;
Overwegende dat op 23 december 2011 het wijzigingsbesluit van titel I en titel II van het VLAREM definitief werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering; dat het bijgevolg aangewezen is om de uitgewerkte en goedgekeurde beleidslijn inzake de windturbines toe te passen; dat in het wijzigingsbesluit gesteld wordt dat het geluid van windturbines niet hoger mag zijn dan volgende richtwaarden:
(…)
Overwegende dat in het wijzigingsbesluit van 23 december 2011 bijkomend gesteld wordt dat als het achtergrondgeluid hoger is dan de hierboven genoemde richtwaarden, de waarde van het achtergrondgeluid de norm is in plaats van de richtwaarden; dat dit principe evenwel alleen van toepassing is als de afstand van de windturbines tot de woningen, meer dan drie maal de rotordiameter bedraagt; dat er hier geen metingen van het achtergrondgeluid beschikbaar zijn;
Overwegende dat bovenstaande richtwaarden lager liggen dan de richtwaarden waaraan de windturbines moeten voldoen volgens de omzendbrief EME/2006/01- RO/2006/02; dat mits het schakelen naar een andere modus er aan deze nieuwe richtwaarden voldaan kan worden; dat het aangewezen is deze nieuwe richtwaarden reeds toe te passen en op te leggen in een bijzondere voorwaarde zodat de woningen in de omgeving van de windturbines beter beschermd worden;
Overwegende dat gezien er gewerkt moet worden met geluidsreducerende maatregelen (instellen van modussen) om aan de nieuwe richtwaarden te voldoen, het aangewezen is een controlemeting op te leggen als een bijzondere voorwaarde die 6 maand na de ingebruikname van de turbines uitgevoerd
VII-38.530-5/26
moeten worden en dit in overleg met de afdeling Milieu-inspectie;
Overwegende dat gezien het turbinetype nog niet gekend is en de types Enercon E70 en Enercon E82 naar voor geschoven worden als mogelijke types het aangewezen is om het laagste bronvermogen van deze 2 types, namelijk 103,4 dB(A) voor de Enercon E82, op te leggen in een bijzondere voorwaarden;
(…)
Overwegende dat de deputatie oordeelde dat de inplantingsplaats van WT2 een sterk beperkende invloed heeft op de vergunde activiteiten van de modelvliegclub; dat het niet geheel onmogelijk wordt, maar beknot wordt en de daaruit voortvloeiende rechten van de vzw uitgehold zouden worden;
Overwegende dat het Directoraat-generaal van de Luchtvaart stelt dat 2 windturbines van het project zich in de nabijheid bevinden van het modelluchtvaartterrein; dat volgens de circulaire CIR/GDF-01 het verboden is te vliegen met...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI