Décision judiciaire de Raad van State, 31 août 2011

Date de Résolution31 août 2011
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Ve KAMER

A R R E S T

nr. 214.910 van 31 augustus 2011 in de zaak A. 186.606/V-1772

In zake: Michel PIRARD bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Luc Misson en Aurélie Kettels kantoor houdend te 4020 Luik rue de Pitteurs 41 bij wie woonplaats wordt gekozen

tegen:

de BELGISCHE STAAT vertegenwoordigd door de minister van Justitie bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaten Patrick Peeters en François Tulkens kantoor houdend te 1170 Brussel Terhulpsesteenweg 120 bij wie woonplaats wordt gekozen

Tussenkomende partijen:

  1. de ORDRE DES BARREAUX FRANCOPHONES ET GERMANOPHONE bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Xavier Leurquin kantoor houdend te 1160 Brussel Tedescolaan 7 bij wie woonplaats wordt gekozen

  2. de ORDE VAN VLAAMSE BALIES bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Edward Janssens kantoor houdend te 2000 Antwerpen Louizastraat 32, bus 1 en advocaat Veerle Tollenaere kantoor houdend te 9000 Gent Koning Albertlaan 128 bij wie woonplaats wordt gekozen

    ------------------------------------------------------------------------------------------

    V-1772-1/68

    I. Voorwerp van het beroep

  3. Het beroep, ingesteld op 8 januari 2008, strekt tot de nietigverklaring van het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat.

    II. Verloop van de rechtspleging

  4. De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en de verzoeker heeft een memorie van wederantwoord ingediend.

    De eerste tussenkomende partij heeft een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomst is toegestaan bij beschikking van 31 maart 2008. De eerste tussenkomende partij heeft een memorie ingediend.

    De tweede tussenkomende partij heeft een verzoekschrift tot tussenkomst ingediend. De tussenkomst is toegestaan bij beschikking van 16 april 2008. De tweede tussenkomende partij heeft een memorie ingediend.

    Eerste auditeur Eric Thibaut heeft een verslag opgesteld.

    De verzoeker heeft een verzoek tot voortzetting van het geding en een laatste memorie ingediend. De verwerende partij en de tussenkomende partijen hebben een laatste memorie ingediend.

    De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 30 maart 2011.

    Kamervoorzitter Paul Lemmens heeft verslag uitgebracht.

    V-1772-2/68

    Advocaat Aurélie Kettels, die verschijnt voor de verzoeker, advocaten François Tulkens en Jens Mosselmans, deze laatste loco advocaat Patrick Peeters, die verschijnen voor de verwerende partij, advocaat Emmanuel Gourdin, die verschijnt voor de eerste tussenkomende partij, en advocaat Veerle Tollenaere, die verschijnt voor de tweede tussenkomende partij, zijn gehoord.

    Eerste auditeur Eric Thibaut heeft een met dit arrest eensluidend advies gegeven.

    De sluiting der debatten is vastgesteld op 13 april 2011, om aan de partijen de gelegenheid te geven bijkomende stukken neer te leggen. Geen van de partijen heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

    Er is toepassing gemaakt van de bepalingen op het gebruik der talen, vervat in titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

    III. Wettelijk kader en feiten

  5. Ten gevolge van bepaalde ontwikkelingen in de rechtspraak van het Hof van Cassatie in verband met de terugvorderbaarheid van het ereloon van de advocaat, ingezet bij een arrest van 2 september 2004, heeft de wetgever de wet betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat aangenomen. Deze wet is op 21 april 2007 bekrachtigd en afgekondigd.

    De wetgever heeft ervoor geopteerd om de verhaalbaarheid van een deel van het ereloon en de kosten van de advocaat te regelen via de rechtsplegingsvergoeding. Volgens artikel 1018, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij artikel 5 van de wet van 21 april 2007, is de rechtsplegingsvergoeding opgenomen in de kosten waarin de in het ongelijk gestelde partij wordt verwezen.

    V-1772-3/68

    Artikel 7 van de wet van 21 april 2007 voorziet in de vervanging van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. Het nieuwe artikel 1022 luidt als volgt:

    “Art. 1022. De rechtsplegingsvergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij.

    Na het advies te hebben ingewonnen van de Orde van Vlaamse Balies en van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, stelt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de basis-, minimum- en maximumbedragen vast van de rechtsplegingsvergoeding, onder meer in functie van de aard van de zaak en van de belangrijkheid van het geschil.

    Op verzoek van een van de partijen en op een met bijzondere redenen omklede beslissing, kan de rechter ofwel de vergoeding verminderen, ofwel die verhogen, zonder de door de Koning bepaalde maximum- en minimumbedragen te overschrijden. Bij zijn beoordeling houdt de rechter rekening met: - de financiële draagkracht van de verliezende partij, om het bedrag van de vergoeding te verminderen; - de complexiteit van de zaak; - de contractueel bepaalde vergoedingen voor de in het gelijk gestelde partij; - het kennelijk onredelijk karakter van de situatie.

    Indien de in het ongelijk gestelde partij van de tweedelijns juridische bijstand geniet, wordt de rechtsplegingsvergoeding vastgelegd op het door de Koning vastgestelde minimum, tenzij in geval van een kennelijk onredelijke situatie. De rechter motiveert in het bijzonder zijn beslissing op dat punt.

    Wanneer meerdere partijen de rechtsplegingsvergoeding ten laste van dezelfde in het ongelijk gestelde partij genieten, bedraagt het bedrag ervan maximum het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen aanspraak kan maken. Ze wordt door de rechter tussen de partijen verdeeld.

    Geen partij kan boven het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding worden aangesproken tot betaling van een vergoeding voor de tussenkomst van de advocaat van een andere partij.”

    Artikel 7 van de wet van 21 april 2007 heeft het voorwerp uitgemaakt van verscheidene beroepen tot nietigverklaring bij het Grondwettelijk Hof, onder meer een beroep mede ingesteld door de verzoeker in de voorliggende zaak. Bij arrest nr. 182/2008 van 18 december 2008 heeft het Hof die beroepen verworpen.

    V-1772-4/68

    Artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek is ondertussen gewijzigd bij de wetten van 22 december 2008 en 21 februari 2010. De laatstgenoemde wet is nog niet in werking gesteld. Eén van de wijzigingen bij de laatstgenoemde wet is van belang voor het onderzoek van het achtste middel. Hierop wordt ingegaan bij de bespreking van dat middel.

  6. Ter uitvoering van artikel 1022, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek is het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 genomen, tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat.

    Dit besluit bevat 11 artikelen, luidend als volgt:

    “Artikel 1. De basis-, minimum- en maximumbedragen van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek worden vastgesteld in dit besluit.

    De bedragen worden vastgesteld per aanleg.

    Geen vergoeding is verschuldigd wegens handelingen verricht voor een gerecht waaraan de zaak bij beslissing van de arrondissementsrechtbank is onttrokken.

    Zo ook is geen vergoeding verschuldigd indien de verweerder of de gedaagde in hoger beroep vóór de inschrijving van de zaak op de rol, de eis inwilligt en zijn verbintenissen kwijt in hoofdsom, interesten en kosten.

    Ingeval de verweerder, of de gedaagde in hoger beroep, na de inschrijving op de rol, de eis inwilligt en zijn verbintenissen kwijt in hoofdsom, interesten en kosten, is het bedrag van de vergoeding gelijk aan één kwart van de basisvergoeding, zonder hoger te kunnen zijn dan 1.000 euro.

    Art. 2. Met uitzondering van de aangelegenheden bedoeld in artikel 4 van dit besluit wordt de rechtsplegingsvergoeding voor geschillen die betrekking hebben op in geld waardeerbare vorderingen, vastgesteld als volgt:

    V-1772-5/68

    Basisbedrag Minimumbedrag Maximumbedrag

    Tot 250,00 € 150,00 € 75,00 € 300,00 €

    Van 250,01 € tot 750,00 €

    200,00 € 125,00 € 500,00 €

    Van 750,01 € tot 2.500,00 €

    400,00 € 200,00 € 1.000,00 €

    Van 2.500,01 € tot 5.000,00 €

    650,00 € 375,00 € 1.500,00 €

    Van 5.000,01 € tot 10.000,00 €

    900,00 € 500,00 € 2.000,00 €

    Van 10.000,01 € tot 20.000,00 €

    1.100,00 € 625,00 € 2.500,00 €

    Van 20.000,01 € tot 40.000,00 €

    2.000,00 € 1.000,00 € 4.000,00 €

    Van 40.000,01 € tot 60.000,00 €

    2.500,00 € 1.000,00 € 5.000,00 €

    Van 60.000,01 € tot 100.000,00 €

    3.000,00 € 1.000,00 € 6.000,00 €

    Van 100.000,01 € tot 250.000,00 €

    5.000,00 € 1.000,00 € 10.000,00 €

    Van 250.000,01 € tot 500.000,00 €

    7.000,00 € 1.000,00 € 14.000,00 €

    Van 500.000,01 € tot 1.000.000,00 €

    10.000,00 € 1.000,00 € 20.000,00 €

    15.000,00 € 1.000,00 € 30.000,00 €

    Voor de toepassing van dit artikel wordt het bedrag van de vordering vastgesteld overeenkomstig de artikelen 557 tot 562 en 618 van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bepaling van de bevoegdheid en de aanleg. Wanneer het geschil betrekking heeft op de titel van een uitkering tot

    Boven

    1.000.000,01 €

    V-1772-6/68

    onderhoud, wordt in afwijking van artikel 561 van hetzelfde Wetboek het bedrag van de vordering berekend, ter bepaling van de rechtsplegingsvergoeding, op basis van het bedrag van de annuïteit of van twaalf maandelijkse termijnen.

    Art. 3. Voor de geschillen die...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT