Arrêt nº 68677 de Conseil du Contentieux des Etrangers - IIde Kamer, 18 octobre 2011

ConférencierG. de Boeck
Date de Résolution18 octobre 2011
SourceConseil du Contentieux des Etrangers - IIde Kamer
PaysParaguay

nr. 68 677 van 18 oktober 201 in de zaak RvV X / II

In zake: X

Gekozen woonplaats: X

tegen:

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Migratie- e asielbeleid.

DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,

Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Paraguayaanse nationaliteit te zijn, op 29 juli 201 heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van d beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid van 26 januari 201 waarbij de aanvraag om machtiging tot verblijf op basis van artikel 9bis van de wet van 15 decembe 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering va vreemdelingen ontvankelijk doch ongegrond verklaard wordt. Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 198 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering va vreemdelingen. Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier. Gelet op de beschikking van 6 september 2011, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 10 oktobe 2011. Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken G. DE BOECK. Gehoord de opmerkingen van advocaat R. JESPERS, die verschijnt voor de verzoekende partij en va advocaat L. BRACKE, die loco advocaat C. DECORDIER verschijnt voor de verwerende partij. WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:

  1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak 1.1. Via een op 14 december 2009 gedateerd schrijven diende verzoekster een aanvraag in om, in toe-passing van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,

    het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: de Vreemdelingenwet), tot ee verblijf in het Rijk gemachtigd te worden. 1.2. De gemachtigde van de staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid nam op 26 januari 2011 d beslissing waarbij de aanvraag van verzoekster om tot een verblijf in het Rijk gemachtigd te worde ongegrond werd verklaard. Deze beslissing is gemotiveerd als volgt: RvV X - Pagina 1 van 11 "Onder verwijzing naar de aanvraag om machtiging tot verblijf die op datum van 15.12.2009 wer ingediend door : [B. P., D. C.] [...] Nationaliteit : Paragua [...] in toepassing van artikel 9 bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot he grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij artikel 4 va de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980, deel ik u mee dat di verzoek ontvankelijk is doch ongegrond. Reden(en): Betrokkene haalt aan dat zij geregulariseerd wil worden op basis van de instructies van 19 juli 200 betreffende de toepassing van art 9bis van de vreemdelingenwet. Zoals algemeen bekend, werden dez instructies door de Raad van State vernietigd op 11 december 2009. Zoals eveneens algemeen bekend,

    heeft de Staatssecretaris voor Asiel en Migratiebeleid, de heer Melchior Wathelet, zich geëngageerd o binnen zijn discretionaire bevoegdheid de criteria voor regularisatie zoals beschreven in eerde vernoemde instructie, te blijven toepassen. Betrokkene beroept zich op het criterium 2.8B van de vernietigde instructie van 19.07.2009. Qu verblijfsduur zou zij hiervoor eventueel in aanmerking kunnen komen. Echter, om hierop eventuee aanspraak te kunnen maken, moet een behoorlijk ingevuld arbeidscontract worden voorgelegd. Dit doe betrokkene niet. Verder beroept betrokkene zich op het criterium 2.3 van de vernietigde instructie van 19.07.2009. Zi vermeldt hierbij dat zij in 2006 naar België kwam om haar familie te vervoegen, zijnde haar zus [P. M.

    D.], van Belgische nationaliteit en haar moeder, [P. F. A. F.], in het bezit van een duurzame verblijfskaar van een familielid van een burger van de Unie, geldig van 25.09.2009 tot 25.09.2014. Betrokken voldoet echter niet aan de cumulatieve voorwaarden die noodzakelijk zijn om in aanmerking te kome voor regularisatie op deze basis. Allereerst toont zij niet aan een familielid te zijn van een EU-burger di buiten het toepassingsgebied van de gezinshereniging (artikel 40bis van de wet) valt. Zo legt zij gee bewijsstukken voor die de afstamming of verwantschap met haar zus (Belg) kunnen staven. Verde toont zij niet aan dat haar verblijf dient te worden 'vergemakkelijkt' in toepassing van de Europes richtlijn 2004/38, zijnde, de familieleden, ongeacht hun nationaliteit, die in het land van herkomst te laste zijn van of inwoonden bij de EU-burger, of die wegens ernstige gezondheidsredenen ee persoonlijke verzorging door de EU-burger nodig hebben. Het is aan betrokkene om op zijn minst ee begin van bewijs te leveren. Het feit dat betrokkene sinds 2006 in België zou verblijven, zich geïntegreerd zou hebben, al haa verplichtingen zoals sociale, fiscale en huurdersverplichtingen nakomt, naar school ging, cursusse Nederlands en een opleiding keukenhulp volgde, werkbereid is, regelmatig officieus tewerkgesteld is,

    een vrienden- en kennissenkring heeft opgebouwd en getuigenverklaringen voorlegt, kan nie weerhouden worden als een grond voor regularisatie. Ondanks deze elementen aangaande d integratie van betrokkene, doet dit niets af aan de voorwaarden die gesteld worden met betrekking to de instructies dd. 19.07.2009. Wat betreft het aangehaalde argument dat betrokkene nooit een inbreuk beging tegen de openbare ord dient opgemerkt te worden dat van alle vreemdelingen die in België verblijven, verwacht wordt dat zi zich houden aan de in België van kracht zijn wetgeving." Dit is de bestreden beslissing. 2. Over de rechtspleging Aan verzoekster werd het voordeel van de kosteloze rechtspleging toegestaan.

  2. Onderzoek van het beroep RvV X - Pagina 2 van 11 3.1. In een enig middel voert verzoekster de schending aan van artikel 3 van de wet van 29 juli 199 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen en van de materiële motiveringsplicht. Zij betoogt tevens dat verweerder zich schuldig maakte aan machtsoverschrijding. Zij verstrekt volgende toelichting: "Dat in casu de DVZ stelt dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden van de instructie van 19 jul 2010. Dat zoals gedaagde zelf te kennen geeft werd deze instructie door de Raad van State vernietigd. Dat derhalve de instructie niet meer kan worden toegepast door gedaagde. Dat de beslissing in essentie stelt dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden van de instructie. Dat de juridische vraag die zich hier stelt is of gedaagde zich kan beroepen op een "illegale" instructi om een aanvraag in redelijkheid af te wijzen als ongegrond. Verzoeker meent van niet. [...] Wat betreft de ontvankelijkheid: buitengewone omstandigheden zijn bewezen Dat de buitengewone omstandigheden welke werden aangevoerd door de DVZ als bewezen worde geacht. Dat derhalve aangenomen wordt dat het voor verzoeker buitengewoon moeilijk is om zich te begeve naar zijn land van herkomst te gaan om aldaar de aanvraag in te dienen. Dat in casu verzoekster stelt bij gebreke aan enige andere aanduiding de aangevoerde elementen. Dat de Raad van State (arrest 11.12.2009) uitdrukkelijk stelde in het vernietigingsarrest dat het volgend stelt: Overwegende dat een machtiging om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven in principe moe worden aangevraagd bij de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor d verblijfplaats van de vreemdeling of zijn plaats van oponthoud in het buitenland; dat op dit principe dri uitzonderingen bestaan: de in een internationaal verdrag, een wet of een koninklijk besluit bepaald afwijkingen (artikel 9, tweede lid), wanneer er buitengewone omstandigheden zijn en de vreemdelin over een identiteitsdocument beschikt kan de machtiging tot verblijf worden aangevraagd bij d burgemeester van de plaats waar de vreemdeling verblijft (artikel 9bis) en de in België verblijvend vreemdeling die beschikt over een identiteitsdocument en lijdt aan een ziekte kan onder welbepaald voorwaarden een machtiging tot verblijf aanvragen bij de minister of zijn gemachtigde (artikel 9ter); da in casu enkel de tweede uitzondering aan de orde is en meer bepaald het begrip "buitengewon omstandigheden"; dat vooraf en als algemeen principe dient gesteld dat de mogelijkheid om in België

    een verblijfsmachtiging aan te vragen als uitzonderingsbepaling restrictief moet worden geïnterpreteerd;

    dat de "buitengewone omstandigheden" in het oude artikel 9, derde lid, van de Vreemdelingenwet, e niet toe...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT