Décision judiciaire de Raad van State, 19 février 2004

Date de Résolution19 février 2004
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE.

A R R E S T nr. 128.292 van 19 februari 2004 in de zaak A. 74.583/VII-15.574.

In zake :

  1. Lucienne BEGINE,

  2. Willy MUES, die woonplaats kiezen bij Advocaat A. COUN, kantoor houdende te TIENEN,

    Leuvenselaan 76 tegen : het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, dat woonplaats kiest bij Advocaat J. BERGÉ, kantoor houdende te LEUVEN,

    Vaartstraat 64.

    tussenkomende partij : de stad TIENEN, die woonplaats kiest bij Advocaten C. BEVERNAGE en P. PEETERS, kantoor houdende te BRUSSEL,

    Brederodestraat 13.

    D E R A A D V A N S T A T E, VIIe K A M E R,

    Gezien het verzoekschrift dat Lucienne BEGINE en Willy MUES op 6 juni 1997 hebben ingediend om de vernietiging te vorderen van het besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling van 28 maart 1997 waarbij de beroepen die omwonenden hebben ingesteld tegen het besluit van de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant van 26 september 1996 houdende het verlenen aan de stad Tienen van de vergunning voor het exploiteren van een feestzaal met dansgelegenheid, gelegen aan de Minderbroedersstraat 15 te Tienen, slechts gegrond worden verklaard in de mate dat het beroepen besluit wordt aangevuld met een bijkomende bijzondere vergunningsvoorwaarde met betrekking tot de beheersing van de geluidshinder;Gezien het verzoekschrift tot tussenkomst van 19 november 1997;

    Gelet op de beschikking van 2 december 1997 die de tussenkomst van de stad TIENEN toelaat;

    Gezien de regelmatig gewisselde memories van antwoord en van wederantwoord;

    Gezien het verslag opgemaakt door Auditeur P. SOURBRON;

    Gelet op de beschikking van 26 november 2002 die de neerlegging van het verslag en van het dossier gelast;

    Gelet op de kennisgeving van het verslag aan partijen en gezien de laatste memorie van de verwerende partij;

    Gelet op de beschikking van 22 december 2003 waarbij de terechtzitting bepaald wordt op 15 januari 2004;

    Gehoord het verslag van Kamervoorzitter M.-R. BRACKE;

    Gehoord de opmerkingen van Advocaat A. COUN, die verschijnt voor verzoekers, en van Advocaat J. BERGÉ, die verschijnt voor de verwerende partij;

    Gehoord het eensluidend advies van Auditeur P. SOURBRON;

    Gelet op titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

  3. De feiten

    Overwegende dat de gegevens van de zaak als volgt kunnen worden samengevat :1.1.

    Op 29 april 1996 dient de stad Tienen bij de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant een aanvraag in voor de exploitatie van een feestzaal met dansgelegenheid, gelegen aan de Minderbroedersstraat 15 te Tienen. Tot het voorwerp van de aanvraag behoren in concreto : - een feestzaal met dansgelegenheid van circa 1.000 m2 (inclusief hal, vestiaire, dienstbar en bergplaats);

    - een schouwburg;

    - het lozen van 2.313 m3/jaar normaal huisafvalwater in de openbare riolering.

    1.2.

    Tijdens het openbaar onderzoek van de aanvraag worden drie schriftelijke bezwaarschriften ingediend waarin onder meer gewezen wordt op de ligging van de feestzaal in een woonzone en op de hinderlijkheid van de inrichting voor de omwonenden.

    1.3.

    Met een besluit van 26 september 1996 verleent de bestendige deputatie van de provincieraad van Vlaams-Brabant de gevraagde vergunning voor een termijn van twintig jaar.

    1.4.

    Met twee afzonderlijk verstuurde aangetekende brieven van 12 november 1996 stellen het echtpaar SIMONS-BOESMANS en mevrouw ERGO-BEGINE bij de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling beroep in tegen voormeld besluit van 26 september 1996. In de beide beroepschriften, waarvan de inhoud identiek is, voeren de beroepindieners onder meer aan wat volgt : "(...)

    Aangezien in de vergunning wordt erkend dat de zaal is gelegen midden in een woongebied doch zonder enige concrete motivatie wordt gesteld dat er geen onverenigbaarheid is met de onmiddellijke omgeving;

    Dat trouwens op geen enkele wijze wordt aangetoond dat er een planologische verenigbaarheid is; dat eveneens geen enkele stelling wordt ingenomen omtrent de verenigbaarheid van de exploitatie met de onmiddellijke omgeving voor wat betreft de hinder van een dergelijke exploitatie;

    Dat nochtans het uitbouwen van een fuifzaal van 100 m² of meer niet in redelijkheid kan verenigbaar zijn met een woonzone;

    Dat zelfs volledig ten onrechte en op ongemotiveerde wijze wordt gesteld dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt;

    Dat het verleden reeds aantoont dat de klachten van de omwonen- den voor de enorme hinder immens waren voor georganiseerde fuifen in dit gebied;

    Dat zowel de enorme hinder buiten als in de zaal reeds aanzienlijke klachten hebben teweeggebracht; dat thans nog een zaak hangend is bij hetparket te Leuven op klacht van de omwonenden aldaar gekend onder nr 64 12 20014/96;

    Dat in het bestreden besluit geen rekening wordt gehouden met het feit dat het verlenen van een vergunningsaanvraag niet strijdig mag zijn met de bepalingen van de gewestplannen en de bijzondere plannen van aanleg, quod certe casu quo (Raad van State, nr. 47.050, 28.04.1994, TMR, 1994, 352); dat door de beoogde exploitatie de ruimtelijke ordening wordt geschaad, gezien inderdaad aldus de ruimtelijke draagkracht van het gebied wordt overschreden; (...)".

    1.5.

    In het kader van de beroepsprocedure worden verschillende adviezen uitgebracht : a.

    De afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen verleent op 21 januari 1997 het volgende advies : "Volgens het gewestplan Tienen-Landen (K.B. van 24 maart 1978) is de inrichting gelegen in een woongebied (artikel 5.1.0. van het K.B. dd.

    28 december 1972).

    Voor de plaats in kwestie bestaat er geen goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg.

    Gelet op de verenigbaarheid van de inrichting met de voor het terrein geldende planologische voorschriften, wordt over de aanvraag een principieel gunstig advies uitgebracht.

    Het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT