Décision judiciaire de Raad van State, 29 décembre 2000

Date de Résolution29 décembre 2000
JuridictionNietigverklaring
Nature Arrest

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE.

A R R E S T nr. 91.930 van 29 december 2000 in de zaak A. 79.732/X-8278.

In zake :

Alain GORET, die woonplaats kiest bij Advocaat K. ERARD, kantoor houdende te 1703 SCHEPDAAL,

Oudstrijdersstraat 30 tegen :

  1. de gemeente HULDENBERG, die woonplaats kiest bij Advocaat P. JONGBLOET, kantoor houdende te 1000 BRUSSEL,

    Grote Hertstraat 12,

  2. het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, dat woonplaats kiest bij Advocaat M. van DIEVOET, kantoor houdende te 1000 BRUSSEL,

    Koningsstraat 15.

    tussenkomende partij :

  3. Patrick LEGREVE,

  4. Nicole POYSAT, die woonplaats kiezen bij Advocaten J. DURNEZ, I. IMPENS en E. GOFFIN, kantoor houdende te 3050 OUD HEVERLEE,

    Waversebaan 134 A.

    D E R A A D V A N S T A T E, Xe K A M E R,

    Gezien het verzoekschrift dat Alain GORET op 10 september 1998 heeft ingediend om de vernietiging te vorderen van het besluit van 9 juli 1998 van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Huldenberg waarbij aan Patrick LEGREVE en Nicole POYSAT de bouwver- gunning wordt verleend voor het oprichten van een "woning", gelegen te Huldenberg, Klein Waverstraat 32, kadastraal bekend Sectie B, nr. 168 X;Gelet op het arrest nr. 75.619 van 26 augustus 1998 waarbij het verzoek tot tussenkomst van Patrick LEGREVE en Nicole POYSAT in het administratief kort geding wordt ingewilligd, de schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt bevolen van het besluit van 9 juli 1998 van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Huldenberg waarbij aan Patrick LEGREVE en Nicole POYSAT de bouwvergunning wordt verleend voor het oprichten van een "woning", gelegen te Huldenberg, Klein Waverstraat 32, kadastraal bekend Sectie B, nr. 168 X, en van het eraan voorafgaand advies van 13 februari 1998 van de gemachtigde ambtenaar, de bekendmaking van het arrest wordt bevolen op dezelfde wijze als de geschorste besluiten, en de uitspraak over de bijdrage in de beta- ling van de kosten van de vordering tot schorsing wordt uitgesteld;

    Gezien het verzoekschrift tot voortzetting van de tweede verwerende partij van 23 september 1998;

    Gezien het verzoekschrift tot voortzetting van de eerste verwerende partij van 25 september 1998;

    Gezien het verzoekschrift tot tussenkomst van Patrick LEGREVE en Nicole POYSAT van 12 januari 1999;

    Gelet op de beschikking van 3 februari 1999 die de tussenkomst van Patrick LEGREVE en Nicole POYSAT toelaat;

    Gezien de regelmatig gewisselde memories van antwoord en van wederantwoord;

    Gezien het verslag opgemaakt door Auditeur P. BARRA;Gelet op de beschikking van 8 december 1999 die de neerlegging ter griffie van het verslag en van het dossier gelast;

    Gelet op de kennisgeving van het verslag aan partijen en gezien de laatste memories van verzoeker en van de eerste verwerende partij;

    Gelet op de beschikking van 6 november 2000 waarbij de terechtzitting bepaald wordt op 22 november 2000;

    Gehoord het verslag van Kamervoorzitter M. VRINTS;

    Gehoord de opmerkingen van Advocaat K. ERARD, die verschijnt voor verzoeker, van Advocaat P. JONGBLOET, die verschijnt voor de eerste verwerende partij, van Advocaat H. CAREME die, loco Advocaat M. van DIEVOET verschijnt voor de tweede verwerende partij, en van Advocaat J. DURNEZ, die verschijnt voor de tussenkomende partijen;

    Gehoord het eensluidend advies van Auditeur P. BARRA;

    Gelet op titel VI, hoofdstuk II, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

    Overwegende dat het eerste middel wordt afgeleid uit de schending van de motiveringsplicht; dat verzoeker in dat verband in de eerste plaats betoogt dat het in de vergunning opgenomen advies van de gemachtigde ambtenaar nalaat "nader te bepalen waarom het bouwont- werp qua algemeen concept, in de stedenbouwkundige voorschriften van het gewestplan kan worden ingepast (en waarom) het project zich integreert in de omgeving en degoede ordening van het gebied niet in het gedrang brengt"; dat verzoeker erop wijst dat "uit de feitelijke plaatsgesteldheid juist (blijkt) dat de omgeving in casu uitsluitend bestaat uit landelijke woningen in kleine hoevestijl en het derhalve in de lijn ligt van een geordende stedenbouwkundige aanleg dat geen sterk afwij- kende bouwwerken van de globale conceptie worden toege- laten"; dat verzoeker bovendien onder meer laat gelden dat ook de redengeving van het college van burgemeester en schepenen "is gebaseerd op overwegingen die lijken te zijn gesteund op de plaatselijke toestand terwijl in deze plaatselijke toestand geen steun voor die overwe- gingen kan worden gevonden, zodat de vraag rijst hoe het bestuur tot deze aangevochten overweging is kunnen komen";

    Overwegende dat het tweede middel is gesteund op de schending van de artikelen 5, 1.0., en 6,

    1.2.2., van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen; dat het middel als volgt wordt ontwikkeld : "Het vergunde bouwwerk is gelegen in een woongebied met een landelijk karakter. Welnu, in deze gebieden kunnen bedrijven echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

    In casu...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT