25 JANUARI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, met het oog op het gedeeltelijk omzetten van Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, artikel 4, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999 en van 22 januari 2007;

Gelet op de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van het Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen, opgemaakt te Londen op 20 oktober 1972, artikel 2, § 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaart-reglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 mei 2011;

Gelet op advies 50.503/4 van de Raad van State, gegeven op 16 november 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het voorafgaande onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling waaruit blijkt dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Op de voordracht van de Minister van de Noordzee,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement

Artikel 1. In bijlage XXV van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. de bepalingen onder I., 1, 2 en 3, worden vervangen als volgt :

    I. - AUTOMATISCHE IDENTIFICATIESYSTEMEN

    1. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die internationale reizen maken en een Belgische haven aandoen, moeten zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (hierna AIS), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.

    2. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een AIS overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.

    3. a) Passagiersschepen van minder dan 15 meter lang of met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de toepassing van de in deze bijlage vastgestelde voorschriften inzake AIS.

    b) Schepen, andere dan passagiersschepen, met een brutotonnenmaat van 300 of meer, maar met een brutotonnenmaat van minder dan 500, die enkel varen op de Belgische binnenwateren en buiten de routes die gewoonlijk door met AIS uitgeruste schepen worden gebruikt, worden vrijgesteld van de in deze bijlage opgenomen voorschriften inzake AIS.

    ;

  2. de bepalingen onder II., 1, 2 en 3, worden vervangen als volgt :

    II. - REISGEGEVENSRECORDERSYSTEMEN

    1. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die internationale reizen maken en een Belgische haven aandoen, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (hierna VDR), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, mogen zijn uitgerust met een vereenvoudigde reisgegevensrecorder (hierna S-VDR) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.

    2. a) Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.

    b) Vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten worden uitgerust met een VDR of S-VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.

    3. a) Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in andere zeegebieden, dan die van klasse A, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust.

    b) Schepen, andere dan ro-ro-passagiersschepen, die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust als kan worden aangetoond aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is dat de interfacing tussen een VDR en de bestaande uitrusting van het schip onredelijk en onuitvoerbaar is.

    c) Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale of niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de verplichting om met een S-VDR te worden uitgerust als dergelijke schepen permanent buiten dienst worden gesteld binnen twee jaar na de in hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974 gespecificeerde tenuitvoerleggingsdatum.

    HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT