19 JUNI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op :

- artikel 271, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994 en bij het koninklijk besluit van 20 december 1996;

- artikel 275, §§ 1 en 2;

- artikel 463bis , ingevoegd door de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 21 december 1994, 20 december 1995, 22 december 1998 en 4 mei 1999;

- artikel 469, gewijzigd bij de wet van 15 maart 1999;

Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op :

- artikel 88;

- bijlage III, vervangen door het koninklijk besluit van 21 november 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende :

- dat dit besluit onder meer de aanpassing aan de euro beoogt van de berekening van de bedrijfsvoorheffing;

- dat dit besluit bijgevolg van toepassing moet zijn op de vanaf 1 oktober 2002 betaalde of toegekende inkomsten;

- dat het ten spoedigste ter kennis moet worden gebracht van de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing;

- dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Bijlage III van het KB/WIB 92, vervangen door het koninklijk besluit van 21 november 2001, wordt vervangen door de bijlage van dit besluit.

Art. 2. Dit besluit is van toepassing op de vanaf 1 oktober 2002 betaalde of toegekende inkomsten.

Art. 3. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 juni 2002.

ALBERT

Van Koningswege :

De Minister van Financiën,

  1. REYNDERS

    _______

    Nota

    (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :

    Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992.

    Wet van 22 juli 1993, Belgisch Staatsblad van 26 juli 1993.

    Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.

    Wet van 6 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 16 juli 1994.

    Wet van 21 december 1994, Belgisch Staatsblad van 23 december 1994 (2e uitgave).

    Wet van 20 december 1995, Belgisch Staatsblad van 28 december 1995.

    Wet van 15 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 27 maart 1999.

    Wet van 4 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 12 juni 1999.

    Koninklijk besluit van 20 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996 (4e uitgave).

    Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

    Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989.

    Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996, err. 8 oktober 1996.

    Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.

    Koninklijk besluit van 21 november 2001, Belgisch Staatsblad van 6 december 2001 (1e uitgave), err. 22 januari 2002.

    Bijlage van het koninklijk besluit van 19 juni 2002

    BIJLAGE III VAN HET KONINKLIJK BESLUIT TOT UITVOERING VAN HET WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992

    Schalen en regels die van toepassing zijn om de bedrijfsvoorheffing vast te stellen bij de bron verschuldigd op inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 oktober 2002

    (Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 88)

    TOEPASSINGSREGELS

    HOOFDSTUK I. - Voorafgaande begrippen

    Afdeling 1. - Grondslag

    1. Aftrekken

      A . De bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten (hoofdstukken II tot V) wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto-inkomsten, verminderd met de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut.

      B . De brutobezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde inkomsten (hoofdstukken II en V) worden bovendien verminderd met de buitengewone beroepskosten als vermeld in artikel 89 van dit besluit.

      C . De bedrijfsvoorheffing op maandelijkse bezoldigingen van bedrijfsleiders (nrs. 39 tot 42, 56 en 57) die onderworpen zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto-inkomsten, verminderd zoals aangegeven in onderstaande tabel :

      Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

    2. Voordelen van alle aard

      A . De waarde van de voordelen van alle aard wordt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid :

      1. de voordelen worden door de werkgever of door diens tussenkomst aan de verkrijger toegekend of geacht toegekend te zijn : de waarde van de voordelen wordt :

        - toegevoegd aan het bedrag van de bezoldigingen wanneer zij gelijktijdig met de betaling of toekenning van bezoldigingen worden toegekend of geacht worden toegekend te zijn;

        - behandeld als in nr. 16, A , vermelde exceptionele vergoedingen in het andere geval;

      2. de voordelen worden, zonder tussenkomst van de werkgever, door een derde persoon aan de verkrijger toegekend of geacht toegekend te zijn : de waarde van de voordelen wordt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen volgens de regels en het tarief van nr. 22.

        B . Voordelen wegens leningen tegen gunstvoorwaarden worden voor het jaar waarin de lening begint te lopen, voor het vaststellen van de bedrijfsvoorheffing en zolang de Koning de voor dat jaar in aanmerking te nemen referentierentevoeten niet heeft bepaald, berekend op basis van het verschil tussen de referentierentevoet die geldt voor het laatste vorige jaar en de werkelijk aangerekende rentevoet.

    3. Fooien

      Voor werknemers wier bezoldiging geheel of gedeeltelijk uit fooien bestaat, moet, voor de toepassing van nr. 1, onder bruto-inkomsten worden verstaan :

      1. wanneer de fooien worden berekend op de ontvangsten, ongeacht of die fooien al dan niet begrepen zijn in de door de klanten betaalde prijs : het bedrag van de vaste bezoldiging verhoogd met het aandeel van de werknemer in de fooien (waarbij het totaal van die fooien ten minste gelijk moet zijn aan het produkt verkregen door vermenigvuldiging van de ontvangsten die aanleiding gaven tot de inning van fooien met het percent dat in de onderneming gewoonlijk wordt toegepast) of, indien dit hoger is, het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke door die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn;

      2. in de andere gevallen : het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn.

    4. Cumulatie van bepaalde pensioenen of renten (nrs. 28 tot 32 en 35)

      A . In geval van cumulatie van pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut ten laste van eenzelfde schuldenaar van bedrijfsvoorheffing, wordt de bedrijfsvoorheffing per verkrijger overeenkomstig de regels van de nrs. 28 tot 32 vastgesteld op het totaalbedrag van de gecumuleerde pensioenen of renten.

      B . In geval van cumulatie van pensioenen of renten als vermeld in punt A, betaald :

      - ofwel door de Rijksdienst voor Pensioenen (hierna de Rijksdienst) en de Administratie der Pensioenen (hierna de Administratie);

      - ofwel door de Rijksdienst en/of de Administratie en door een andere instelling vermeld in artikel 68, § 1, I, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen,

      wordt het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente in te houden bedrijfsvoorheffing vastgesteld en medegedeeld door de Rijksdienst of door de Administratie, naar analogie van de artikelen 68 tot 68quinquies van voormelde wet.

      In geval van cumulatie van één of meerdere pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut, waarvan tenminste een wordt betaald door de Rijksdienst of door de Administratie, met één of meerdere pensioenen of renten die niet worden verleend ter uitvoering van dergelijk statuut, is het eerste lid eveneens van toepassing voor de vaststelling van het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut in te houden bedrijfsvoorheffing.

      Het percentage wordt berekend op grond van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing verkregen door toepassing van de nrs. 28 tot 32 op het verschil tussen :

      - eensdeels, het totale brutobedrag van de wettelijke pensioenen en aanvullende voordelen als vermeld in artikel 68, § 1, a en c , van voormelde wet van 30 maart 1994, met uitzondering van de in de vorm van kapitaal uitbetaalde voordelen, zoals dat bedrag voor de toepassing van de artikelen 68 tot 68quinquies van dezelfde wet werd medegedeeld;

      - anderdeels, de verplichte sociale inhoudingen vermeld in nr. 1, A , of een forfait van 5 pct.

      Dit percentage wordt afgerond tot het hogere of lagere tiende van een punt naargelang het cijfer van de honderdsten van een punt al dan niet 5 bereikt.

      Bij wijziging van het percentage moet de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing de nieuwe toestand in aanmerking nemen zodra hij daarover is ingelicht.

      Afdeling 2. - Verminderingen wegens gezinslasten

    5. Gezinstoestand

      Voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing wordt verstaan :

      1. onder echtgenoten : de gehuwden die zich niet in een van de in sub 2°, b vermelde gevallen bevinden;

      2. onder alleenstaanden :

      1. de ongehuwde personen;

      2. de gehuwde personen :

      - voor het jaar van het huwelijk;

      - vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voorzover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt;

      - voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed;

      - die rijksinwoners zijn, indien de echtgenoot beroepsinkomsten heeft...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT