Wet tot wijziging van de artikelen VII.2, VII.3, VII.100, VII.148, VII.150, VII.153 en VII.154 van het Wetboek van economisch recht, de 31 juillet 2023
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van boek VII van het Wetboek van economisch recht
Art. 2. In artikel VII.2 van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 september 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
-
in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "op de datum van het sluiten van de kredietovereenkomst" ingevoegd tussen de woorden "met een consument die" en de woorden "in België zijn gewone verblijfplaats heeft";
-
een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende:
" § 2/1. De artikelen VII.148, § 1, eerste lid, 2° en 3°, tweede lid, en §§ 2 en 3, VII.149, § 2, en VII.150 tot VII.155, zijn van toepassing op kredietovereenkomsten waarbij geen enkele van de betrokken consumenten zijn gewone verblijfplaats in België heeft op de datum van het sluiten van de kredietovereenkomst, met een kredietgever die zijn beroepsactiviteit uitoefent in België, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op België of op verscheidene landen, met inbegrip van België, en de overeenkomst onder die activiteiten valt."
Art. 3. In artikel VII.3, § 3, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 29 juni 2016, worden de woorden "VII.148, VII.149, § 2, VII.150 tot VII.155," ingevoegd tussen de woorden "VII.114 tot VII.122," en de woorden "VII.158 tot VII.188".
Art. 4. In artikel VII.100 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wetten van 26 oktober 2015 en 20 september 2018, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:
" § 1. Wanneer een debetstand zich voordoet in het raam van een kredietopening of een betaalrekening terwijl de kredietgever iedere debetstand die het toegestane kredietbedrag te boven gaat uitdrukkelijk verboden heeft, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en eist hij de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand.
In het geval van een niet geoorloofde debetstand bedoeld in het eerste lid die zich voordoet in het raam van een kredietopening kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door dit boek geoorloofde nalatigheidsinteresten en kosten worden gevraagd. De nalatigheidsinteresten worden berekend op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.
In het geval van een debetstand bedoeld in eerste lid die zich voordoet in het raam van een betaalrekening waaraan geen kredietovereenkomst verbonden is, kunnen enkel de volgende bedragen gevraagd worden:
-
de maximale nalatigheidsinterestvoet gelijk aan het maximale jaarlijkse kostenpercentage voor de kredietopening zonder kaart op de datum dat de niet geoorloofde debetstand op een betaalrekening zich voordoet;
-
de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 7,50 euro, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dat forfaitair bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen;
-
een forfaitaire schadevergoeding gelijk aan 5 % van de niet geoorloofde debetstand indien de consument een maand na het versturen van een aangetekende zending met ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen. Dit schrijven wordt verstuurd wanneer de consument zijn verplichtingen voortvloeiend uit het eerste lid niet is nagekomen.
In het geval van een debetstand bedoeld in het eerste lid wordt de consument onverwijld, op een duurzame gegevensdrager, op de hoogte gebracht van:
-
de niet geoorloofde debetstand;
- ...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI