Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een betere werking van de rechterlijke orde en van de Hoge Raad voor de Justitie, de 23 mars 2019

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2. Artikel 64 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 februari 1998 en 1 december 2013, wordt aangevuld met twee leden, luidende:

"Zij hebben geen permanente functie en worden benoemd om verhinderde rechters tijdelijk te vervangen.

Zij kunnen niet worden geroepen om zitting te nemen tijdens een terechtzitting in de loop waarvan zij rechtstreeks of via een tussenpersoon optreden als raadsman voor de partijen die betrokken zijn in een geschil.".

Art. 3. Artikel 87 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, wordt vervangen als volgt:

"Art. 87. § 1. Er zijn plaatsvervangende rechters in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank. Zij hebben geen permanente functie en worden benoemd om verhinderde rechters tijdelijk te vervangen.

De plaatsvervangende rechters kunnen ook geroepen worden om zitting te nemen wanneer de bezetting niet volstaat om de rechtbank overeenkomstig de bepalingen van de wet samen te stellen.

Zij kunnen niet worden geroepen om zitting te nemen tijdens een terechtzitting in de loop waarvan zij rechtstreeks of via een tussenpersoon optreden als raadsman voor de partijen die betrokken zijn in een geschil.

§ 2. De plaatsvervangende rechters van de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken worden benoemd in de rechtbank.

De voorzitter van de rechtbank verdeelt de plaatsvervangende rechters over de afdelingen van de rechtbank. De verdeling van de plaatsvervangende rechters over de afdelingen wordt ter griffie in elke afdeling aangeplakt.

De voorzitter van de rechtbank kan een plaatsvervangend rechter in een andere afdeling van die rechtbank aanwijzen na de betrokkene te hebben gehoord. Het beroep bedoeld in artikel 330quinquies staat open voor de plaatsvervangende rechters.

In de aanwijzingsbeschikking van de voorzitter wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een plaatsvervanger en in voorkomend geval op een plaatsvervanger met dienstaanwijzing in een andere afdeling, en worden de nadere regels van de aanwijzing omschreven.

§ 3. Er kunnen plaatsvervangende rechters in sociale zaken en plaatsvervangende rechters in ondernemingszaken worden benoemd om verhinderde rechters in sociale zaken en rechters in ondernemingszaken tijdelijk te vervangen.

Er kunnen plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank worden benoemd om verhinderde assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank tijdelijk te vervangen.".

Art. 4. In artikel 102 van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 2, opgeheven bij de wet van 29 december 2010, hersteld als volgt:

" § 2. De plaatsvervangende raadsheren kunnen niet worden geroepen om zitting te nemen tijdens een terechtzitting in de loop waarvan zij rechtstreeks of via een tussenpersoon optreden als raadsman voor de partijen die betrokken zijn in een geschil.".

Art. 5. In artikel 156bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1984 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden de woorden "gewone bezigheden" vervangen door de woorden "permanente functie".

Art. 6. Artikel 187bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 april 2005, wordt aangevuld met een lid, luidende:

"De plaatsvervangende rechters en de plaatsvervangende raadsheren die hun ambt hebben uitgeoefend sinds vijf jaar en die gedurende ten minste vijftien jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat hebben uitgeoefend worden vrijgesteld van het in artikel 259bis-9, § 1, bedoelde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een bij artikel 187 bedoelde benoeming, mits aan de in artikel 191bis, §§ 2 en 3, bedoelde voorwaarden is voldaan.".

Art. 7. In artikel 188 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de woorden ", geslaagd zijn voor het examen dat toegang verleent tot het ambt van plaatsvervangend rechter en van plaatsvervangend raadsheer of voor het examen inzake beroepsbekwaamheid of voor het mondelinge evaluatie-examen of houder zijn van het getuigschrift waaruit blijkt dat hij de in artikel 259octies bedoelde gerechtelijke stage met vrucht heeft voltooid" ingevoegd tussen de woorden "licentiaat in de rechten zijn" en de woorden "en ten minste vijf jaar werkzaam zijn geweest", en worden de woorden "gerechtelijke functies of" ingevoegd tussen de woorden "aan de balie," en de woorden "het notarisambt".

Art. 8. Artikel 191bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 7 april...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT