Wet tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wat de notie wettelijke pensioenleeftijd betreft, de 15 mars 2019

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. In artikel 171 van het Wetboek van de Inkomsten-belastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. de bepaling onder 2°, b), wordt aangevuld met een gedachtestreepje, luidende:

    "het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;";

  2. in de bepaling onder 4°, f), wordt tussen het derde en vierde gedachtestreepje een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:

    "het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;".

    Art. 3. In artikel 169, paragraaf 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. het derde lid wordt vervangen als volgt:

    "In afwijking van het eerste lid, worden kapitalen van aanvullende pensioenen toegekend overeenkomstig artikel 52bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, zoals het van kracht was voordat het door artikel 70 van de programmawet van 24 december 2002, werd vervangen of van aanvullende pensioenen als bedoeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling 4, van de programmawet van 24 december 2002, voor de vaststelling van de belastbare grondslag, slechts in aanmerking genomen tot het bedrag van de lijfrente die zou voortvloeien uit de omzetting van 80 pct. van die kapitalen volgens de in het eerste lid...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT