Wet tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ten einde de werking van de Commissie voor vrijstelling te hervormen, de 2 décembre 2018

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen

Art. 2. Artikel 15, § 1, vijfde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij de wet van 22 november 2013, worden de woorden "zelfs indien de onderworpene vrijstelling heeft bekomen bij beslissing van de Commissie bedoeld in artikel 22" vervangen door de woorden "behalve indien de onderworpene vrijstelling van de betaling van bijdragen heeft bekomen in toepassing van artikel 17".

Art. 3. Artikel 17 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de wet van 18 december 2016, wordt vervangen als volgt:

"Art. 17. § 1. De zelfstandigen die menen zich in een tijdelijke moeilijke financiële of economische situatie te bevinden, waardoor zij niet in staat zijn om hun bijdragen te betalen, kunnen vrijstelling vragen van de betaling van de in de tweede paragraaf bedoelde bijdragen door zich te wenden tot het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, hierna "Rijksinstituut" genoemd.

De zelfstandigen die een vrijstelling van de bij dit artikel bedoelde bijdragen vragen, moeten bewijzen dat zij zich in een tijdelijke moeilijke financiële of economische situatie bevinden waardoor zij bij de opvordering van de verschuldigde bijdragen door het sociaal verzekeringsfonds niet in staat zijn om deze te betalen.

Het Rijksinstituut beoordeelt de situatie van de zelfstandige aan de hand van de elementen ingeroepen bij het indienen van zijn aanvraag.

§ 2. De aanvraag tot vrijstelling kan enkel ingediend worden voor de voorlopige bijdragen, bedoeld in de artikelen 11, § 3, en 13bis, § 2, en het bijdragesupplement ingevolge de regularisatie bedoeld in artikel 11, § 5, eerste lid, verschuldigd door de zelfstandige die behoort tot de categorie van bijdrageplichtigen bedoeld in de artikelen 12, § 1, 12, § 1bis, 12, § 1ter, 12bis, § 2 en 13, § 1.

§ 3. Bij de beoordeling of de zelfstandige zich in een tijdelijke moeilijke financiële of economische situatie bevindt, houdt het Rijksinstituut inzonderheid rekening met de beroepsinkomsten en - lasten van de zelfstandige of de omzet en de daaraan verbonden kosten van de onderneming of de vennootschap waarbinnen hij actief is en de uitzonderlijke omstandigheden die de aanvraag rechtvaardigen. De Koning kan bijkomende voorwaarden en criteria bepalen die het mogelijk maken te beoordelen of de zelfstandige zich in een tijdelijke moeilijke financiële of economische situatie bevindt die hem niet toelaat zijn bijdragen te betalen.

§ 4. De zelfstandige die aantoont dat hij zich in één van de hierna vermelde situaties bevindt, wordt vermoed zich in een moeilijke financiële of economische situatie te bevinden zoals bedoeld in de eerste paragraaf:

  1. wanneer hij in het genot is van een leefloon in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie gedurende de kwartalen die het voorwerp uitmaken van de aanvraag of binnen de 6 maanden na de stopzetting van de zelfstandige activiteit;

  2. wanneer hij in het genot is van een inkomensgarantie voor ouderen in toepassing van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen gedurende de kwartalen die het voorwerp uitmaken van de aanvraag of binnen de 6 maanden na de stopzetting van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT