Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake, de 22 juillet 2018

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2. Artikel 299 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 2007, wordt vervangen als volgt :

"Art. 299. Behoudens overeenkomst in tegenovergestelde zin, leidt de echtscheiding tot het verval van de overlevingsrechten die de echtgenoten elkaar bij huwelijksovereenkomst en sinds het aangaan van het huwelijk hebben toegekend.".

Art. 3. Artikel 733, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de volgende zin : "Deze verdeling in gelijke delen vindt niet plaats in het geval van artikel 754/1.".

Art. 4. In artikel 745bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 mei 1981 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt :

    "Wanneer de overledene bloedverwanten in de opgaande lijn of broeders, zusters of afstammelingen van dezen achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot :

    1. de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en in het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is, en

    2. het vruchtgebruik van de overige goederen van diens eigen vermogen.";

  2. in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "andere erfgerechtigden of" ingevoegd tussen het woord "overledene" en het woord "geen";

  3. in paragraaf 2 worden de woorden "366, § 1, eerste en tweede lid, 747 en 766" vervangen door de woorden "353-16, eerste lid, 2°, en 747".

    Art. 5. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 754/1 ingevoegd, luidende :

    "Art. 754/1. Bloedverwanten in de zijlijn, andere dan broeders of zusters van de overledene of hun afstammelingen, erven niet wanneer de overledene een langstlevende echtgenoot nalaat.

    De verdeling van de nalatenschap bij helften, bedoeld in artikel 753, vindt niet plaats wanneer de overledene een langstlevende echtgenoot nalaat.".

    Art. 6. Artikel 792 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

    "Art. 792. De erfgenaam die te kwader trouw informatie verzwijgt of valse verklaringen aflegt met betrekking tot de samenstelling of de omvang van de nalatenschap, om hieruit voor zichzelf, ten nadele van zijn mede-erfgenamen of van de schuldeisers van de nalatenschap, een voordeel te verkrijgen, is schuldig aan heling.

    De erfgenaam die schuldig is aan heling verliest de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen; al zou hij die willen verwerpen, toch blijft hij zuiver erfgenaam, zonder op enig aandeel in de geheelde goederen of waarden aanspraak te kunnen maken.

    Deze sanctie kan niet worden ingeroepen tegen de erfgenaam die spontaan en tijdig de juiste en volledige informatie verstrekt of zijn valse verklaringen rechtzet.".

    Art. 7. In artikel 1388 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 22 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1. in het tweede lid wordt de zin "Deze regeling doet geen afbreuk aan het recht van de ene, om bij testament of bij akte onder de levenden te beschikken ten gunste van de andere en kan in geen geval aan de langstlevende het recht van vruchtgebruik ontnemen van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 915bis, §§ 2 tot 4." vervangen door de zinnen "Deze regeling doet geen afbreuk aan het recht van de ene, om bij testament of bij akte onder de levenden te beschikken ten gunste van de andere. Ze kan in geen geval aan de langstlevende het recht van bewoning ontnemen van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende het gezin tot voornaamste woning diende en het recht van gebruik van het daarin aanwezige huisraad voor een periode van zes maanden vanaf de dag van het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende.";

    2. het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :

      "De artikelen 1100/2 tot 1100/6 zijn van toepassing op de overeenkomst bedoeld in het tweede lid.".

      Art. 8. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1389/1 ingevoegd, luidende :

      "Art. 1389/1. Wanneer het huwelijksvermogensstelsel eindigt door het overlijden van een der echtgenoten, kan de langstlevende, tegen opleg indien daartoe grond bestaat, zich bij voorrang doen toewijzen, voor zover deze behoren tot het gemeenschappelijk vermogen of tot het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is :

    3. een van de onroerende goederen die tot gezinswoning dient;

    4. het aldaar aanwezige huisraad;

    5. de goederen die hij aanwendt voor de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf.".

      Art. 9. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1389/2 ingevoegd, luidende :

      Art. 1389/2. § 1. Wanneer het huwelijksvermogensstelsel eindigt door echtscheiding op grond van artikel 229, door de scheiding van tafel en bed of door de gerechtelijke scheiding van goederen, kan elk der echtgenoten binnen de vereffeningsprocedure aan de familierechtbank te zijnen voordele toepassing van artikel 1389/1 vragen.

      § 2. De rechtbank beslist met inachtneming van de belangen die ieder van de echtgenoten kan laten gelden en rekening houdend met de financiële mogelijkheden van degene die de opleg desgevallend zal moeten betalen.

      Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, wordt het verzoek ingewilligd dat uitgaat van de echtgenoot die slachtoffer is van een feit bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403, 405, 409, §§ 1 tot 3 en 5 en 422bis van het Strafwetboek of van een poging tot het plegen van een feit bedoeld in de artikelen 375, 393 tot 397, 401, 404 en 409, § 4, van hetzelfde Wetboek, indien de andere echtgenoot door in kracht van gewijsde gegane beslissing uit dien hoofde als dader, mededader of medeplichtige schuldig werd bevonden.".

      Art. 10. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1389/3 ingevoegd, luidende :

      "Art. 1389/3. De echtgenoot die te kwader trouw informatie verzwijgt of valse verklaringen aflegt met betrekking tot de samenstelling of de omvang van de gemeenschap, van de tussen echtgenoten bestaande onverdeeldheden, of, in geval van een stelsel van scheiding van goederen met beding van verrekening, van de verrekenmassa, om hieruit voor zichzelf, ten nadele van de andere echtgenoot, een voordeel te verkrijgen, is schuldig aan heling.

      De echtgenoot die schuldig is aan heling verliest zijn aandeel in de geheelde goederen of waarden of wordt, desgevallend, gesanctioneerd ten belope van de geheelde goederen of waarden bij de berekening van de verrekenvordering.

      Deze sanctie kan niet worden ingeroepen tegen de echtgenoot die spontaan en tijdig de juiste en volledige informatie verstrekt of zijn valse verklaringen rechtzet.".

      Art. 11. In artikel 1395 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 januari 2013, wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende :

      " § 1/1. Dezelfde verplichting rust op de notaris voor wie een akte eigendomsverkrijging van een onroerend goed is verleden, waarin overeenkomstig artikel 1452, § 2, een verklaring van anticipatieve inbreng is opgenomen, voor wat die verklaring betreft.".

      Art. 12. In artikel 1399, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976, worden de woorden "of van schuldvorderingen" ingevoegd tussen het woord "goederen" en het woord "geleverd".

      Art. 13. In artikel 1400 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  4. de bepaling onder 1 wordt vervangen als volgt :

    "1. het toebehoren van eigen goederen of rechten;";

  5. de bepaling onder 2 wordt opgeheven;

  6. de bepaling onder 6 wordt vervangen als volgt :

    "6. de vorderbare netto-afkoopwaarde, op het moment van de ontbinding van het stelsel, verbonden aan een individuele levensverzekeringsovereenkomst die door één van de echtgenoten tijdens het stelsel is gesloten, indien de verzekeringsprestatie niet verschuldigd is bij de ontbinding van het stelsel;";

  7. de bepaling onder 7 wordt vervangen als volgt :

    "7. de verzekerde prestatie verbonden aan een individuele levensverzekeringsovereenkomst die door één van de echtgenoten tijdens het stelsel is gesloten, en die bij de ontbinding van het stelsel ten voordele van die echtgenoot verschuldigd is.".

    Art. 14. In artikel 1401 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 1 april 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  8. in de bestaande tekst, die de paragraaf 1 zal vormen, wordt de bepaling onder 5 vervangen als volgt :

    "5. de lidmaatschapsrechten verbonden aan vennootschapsaandelen die met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen en op naam van één echtgenoot zijn ingeschreven, met inbegrip van het recht om als eigenaar van deze aandelen te handelen, voor zover het gaat, hetzij om een vennootschap die onderworpen is aan wettelijke of statutaire regels, of overeenkomsten tussen vennoten, die de overdracht van aandelen beperken, hetzij om een vennootschap waarin enkel die echtgenoot zijn professionele activiteit als zaakvoerder of beheerder uitoefent;";

  9. de bestaande tekst, die de paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de bepalingen onder 6 en 7, luidende :

    "6. het recht op goederen die een echtgenoot exclusief voor de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf aanwendt, met inbegrip van het recht om als eigenaar van deze beroepsgoederen te handelen, tenzij de echtgenoten samen dat beroep uitoefenen of dat bedrijf uitbaten;

    1. het recht op cliënteel, met inbegrip van het recht om als eigenaar van het cliënteel te handelen, tenzij het cliënteel is opgebouwd binnen een beroep dat de echtgenoten samen uitoefenen of een bedrijf dat ze samen uitbaten.";

  10. het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende :

    " § 2. Eveneens eigen zijn :

    1. de schadevergoeding uitgekeerd aan een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT