Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het doel de bescherming van de openbare orde en de nationale veiligheid te versterken, de 19 avril 2017

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de volgende richtlijnen :

  1. de richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen;

  2. de richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging;

  3. de richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen;

  4. de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG;

  5. de richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie;

  6. de richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven;

  7. de richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan;

  8. de richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking);

  9. de richtlijn 2016/801/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten (herschikking).

    Art. 3. In artikel 1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vervangen bij de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wetten van 19 januari 2012, 15 mei 2012 en 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  10. de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt :

    "8° inreisverbod : de beslissing die kan samengaan met een beslissing tot verwijdering en waarbij de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van het Rijk of het grondgebied van alle lidstaten, met inbegrip van het grondgebied van het Rijk, voor een bepaalde termijn verboden wordt;";

  11. artikel 1 wordt aangevuld met een bepaling onder 18°, luidende :

    "18° Algemene Nationale Gegevensbank : de politionele gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.".

    Art. 4. In Titel I van dezelfde wet, wordt een Hoofdstuk Iter ingevoegd, luidende :

    "Hoofdstuk Iter. - Algemene bepalingen met betrekking tot de indiening van een verblijfsaanvraag en van een verzoek om internationale of tijdelijke bescherming.".

    Art. 5. In Hoofdstuk Iter, ingevoegd bij artikel 4, wordt een artikel 1/3 ingevoegd, luidende :

    "Art. 1/3. De indiening van een verblijfsaanvraag of van een verzoek om internationale of tijdelijke bescherming door een vreemdeling die reeds het voorwerp is van een maatregel tot verwijdering of terugdrijving, tast het bestaan van deze maatregel niet aan.

    Indien de betrokkene overeenkomstig de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten voorlopig op het grondgebied mag blijven, in afwachting van een beslissing inzake deze verblijfsaanvraag of dit verzoek om internationale of tijdelijke bescherming, wordt de uitvoerbaarheid van de maatregel tot verwijdering of terugdrijving opgeschort.".

    Art. 6. Artikel 3 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wetten van 19 januari 2012, 19 maart 2014 en 4 mei 2016, wordt vervangen als volgt :

    "Art. 3. Behoudens de in een internationaal verdrag of in de wet bepaalde afwijkingen, kan de toegang worden geweigerd aan de vreemdeling die zich in een van de volgende gevallen bevindt :

  12. wanneer hij aangetroffen wordt in de luchthaventransitzone zonder in het bezit te zijn van de bij artikel 2 vereiste documenten;

  13. wanneer hij het Rijk poogt binnen te komen zonder in het bezit te zijn van de bij artikel 2 vereiste documenten;

  14. wanneer hij, zo nodig, geen documenten kan overleggen ter staving van het doel en de verblijfsomstandigheden van het voorgenomen verblijf;

  15. wanneer hij niet over voldoende middelen van bestaan beschikt, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van oorsprong of voor de doorreis naar een derde Staat waar zijn toelating is gewaarborgd, en hij niet in staat is die middelen wettelijk te verwerven;

  16. wanneer hij ter fine van weigering van toegang of verblijf gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem of in de Algemene Nationale Gegevensbank;

  17. wanneer hij geacht wordt de internationale betrekkingen van België of van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, te kunnen schaden;

  18. wanneer hij geacht wordt de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid te kunnen schaden;

  19. wanneer hij sedert minder dan tien jaar uit het Rijk werd teruggewezen of uitgezet, zo de maatregel niet werd opgeschort of ingetrokken;

  20. wanneer hij het voorwerp uitmaakt van een inreisverbod dat noch opgeschort noch opgeheven is;

  21. wanneer hij lijdt aan een van de ziekten opgesomd in de bijlage bij deze wet.

    De beslissing wordt genomen door de minister of, behalve in het geval bedoeld in het eerste lid, 6°, door zijn gemachtigde. In de in het eerste lid, 1° of 2°, bedoelde gevallen, kunnen de met de grenscontrole belaste overheden de beslissing zelf nemen.

    Wanneer overwogen wordt om de toegang te weigeren aan een vreemdeling die in het bezit is van een geldig visum, beslist de bevoegde overheid eveneens of het visum moet worden nietig verklaard of ingetrokken.

    De met de grenscontrole belaste overheden drijven de vreemdeling aan wie de toegang geweigerd wordt terug en, in voorkomend geval, verklaren zij het visum nietig of trekken zij het in.

    De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en regels voor de toepassing van dit artikel vaststellen.".

    Art. 7. In artikel 7, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wet van 19 januari 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  22. in de bepaling onder 4° worden de woorden ", op eensluidend advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen," opgeheven;

  23. de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt :

    "5° wanneer hij ter fine van weigering van toegang of verblijf gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem of in de Algemene Nationale Gegevensbank;".

    Art. 8. In artikel 8bis, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 september 2004 en gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2009, 19 januari 2012 et 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  24. in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "van de artikelen 20 en 21" vervangen door de woorden "van de artikelen 21 en 22";

  25. in paragraaf 4, worden de woorden "of in de Algemene Nationale Gegevensbank" ingevoegd tussen de woorden "in het Schengeninformatiesysteem" en de woorden ", omwille van een in § 1, 1°, bedoelde reden" .

    Art. 9. In artikel 19, § 4, eerste lid, 2°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 maart 2014, worden de woorden "werkelijke en voldoende ernstige bedreiging" vervangen door de woorden "werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging".

    Art. 10. In titel I van dezelfde wet, wordt het opschrift van hoofdstuk VI vervangen als volgt :

    "Hoofdstuk VI. Einde van het verblijf van meer dan drie maanden om redenen van openbare orde of nationale veiligheid.".

    Art. 11. Artikel 20 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 maart 2014, wordt vervangen als volgt :

    "Art. 20. Onverminderd de meer voordelige bepalingen van een internationaal verdrag en het non-refoulementbeginsel, is dit hoofdstuk van toepassing op de onderdanen van derde landen die zijn toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden op het grondgebied van het Rijk.

    Het is niet van toepassing op de onderdanen van derde landen die de internationale bescherming in het Rijk genieten.".

    Art. 12. Artikel 21 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 26 mei 2005 en gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2009 en 19 maart 2014, wordt vervangen als volgt :

    "Art. 21. De minister of zijn gemachtigde kan een einde maken aan het verblijf van een onderdaan van een derde land die voor een beperkte of onbeperkte duur tot verblijf is toegelaten of gemachtigd en hem het bevel geven het grondgebied te...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT