Wet tot wijziging van de wet van 12 mei 2019 tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens, de 21 avril 2024
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 12 mei 2019 tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens teneinde een Mechanisme ter preventie van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in te richten
Art. 2. Tussen de hoofdstukken 1 en 2 van de wet van 12 mei 2019 tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens, gewijzigd bij de wetten van 28 november 2022 en 8 december 2022, wordt een hoofdstuk 1/1 ingevoegd, luidende "Hoofdstuk 1/1 - Mechanisme ter preventie van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing".
Art. 3. In hoofdstuk 1/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 2, wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 8/1. Oprichting van een Preventiemechanisme
Binnen het Instituut wordt een mechanisme ter preventie van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing opgericht, overeenkomstig het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, aangenomen te New York op 18 december 2002.
Het Preventiemechanisme, opgericht binnen een autonoom departement, beschikt over autonoom personeel en een autonoom budget."
Art. 4. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 8/2 ingevoegd, luidende:
"Art. 8/2. Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
-
"OPCAT": het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, aangenomen te New York op 18 december 2002 en ondertekend door België op 24 oktober 2005;
-
"Preventiemechanisme": een onafhankelijk mechanisme, als bedoeld in artikel 3 van het OPCAT, dat is belast met het brengen van regelmatige bezoeken aan de plaatsen waar zich personen bevinden die van hun vrijheid zijn beroofd, met als doel foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen;
-
"vrijheidsberoving": enige vorm van detentie of gevangenneming of de plaatsing van een persoon in een openbare of particuliere instelling waar toezicht wordt uitgeoefend, die hij niet naar eigen goeddunken mag verlaten, bevolen door een rechterlijke of bestuurlijke autoriteit of door enige andere openbare autoriteit;
-
"plaats van vrijheidsberoving": enig onder de rechtsmacht of toezicht van België vallende plaats waar zich personen bevinden of kunnen bevinden die van hun vrijheid beroofd werden op bevel of op instigatie van een openbare autoriteit, met of zonder de uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming ervan;
-
"gespecialiseerde instantie": instantie opgericht op grond van een wet, en op grond waarvan ze toeziet op de naleving van de mensenrechten op bepaalde plaatsen van vrijheidsberoving of ten aanzien van bepaalde personen die van hun vrijheid zijn beroofd;
-
"AVG": Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
-
"bevoegde autoriteiten": autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de personen die van hun vrijheid zijn beroofd en de plaatsen van vrijheidsberoving;
-
"gespecialiseerde internationale organisatie": intergouvernementele organisatie die op Europees of internationaal niveau bevoegd is voor de preventie van en de strijd tegen foltering."
Art. 5. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 8/3 ingevoegd, luidende:
"Art. 8/3. Opdrachten van het Preventiemechanisme
Het Preventiemechanisme oefent de volgende opdrachten uit:
-
Het Preventiemechanisme onderzoekt regelmatig de toestand van personen die van hun vrijheid beroofd werden en zich bevinden in elke plaats van vrijheidsberoving teneinde, in voorkomend geval, hun bescherming tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te versterken;
-
Het Preventiemechanisme formuleert aanbevelingen ten aanzien van de bevoegde autoriteiten met als doel de behandeling en de toestand van personen die van hun vrijheid beroofd werden te verbeteren, alsook foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen, rekening houdend met de relevante internationale normen ter zake. De bevoegde autoriteiten onderzoeken de aanbevelingen van het Preventiemechanisme en gaan de dialoog ermee aan inzake de maatregelen die zouden kunnen worden genomen om deze aanbevelingen uit te voeren. De bevoegde autoriteiten informeren het Preventiemechanisme binnen de zes maanden over het gevolg dat zij aan de aanbevelingen hebben gegeven of zullen geven;
-
Het Preventiemechanisme formuleert, op verzoek of op eigen initiatief, voorstellen en opmerkingen betreffende geldende wetgeving of wetsontwerpen ter zake;
-
Het Preventiemechanisme stelt jaarlijks een verslag op van zijn werkzaamheden. Dat verslag wordt openbaar gemaakt. Het Preventiemechanisme en de bevoegde autoriteiten staan in voor de verspreiding van het jaarverslag. Het Preventiemechanisme bezorgt het ook aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voor bespreking;
-
Het Preventiemechanisme staat in voor de informatiedoorstroming naar de burger;
-
Het Preventiemechanisme is het aanspreekpunt voor alle gespecialiseerde internationale organisaties en alle Preventiemechanismen in andere landen."
Art. 6. In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 8/4 ingevoegd, luidende:
"Art. 8/4. Uitoefening van de opdrachten door het Preventiemechanisme
§ 1. Het Preventiemechanisme oefent zijn opdrachten uit in alle onafhankelijkheid, overeenkomstig de Principes van Parijs.
§ 2. Het Preventiemechanisme werkt nauw samen met de gespecialiseerde instanties.
Ingeval een gespecialiseerde instantie krachtens haar wetgeving niet over alle nodige middelen beschikt om preventieve bezoeken in de zin van dit hoofdstuk te brengen, machtigt het Preventiemechanisme haar om gebruik te maken van de in paragraaf 4 bedoelde actiemiddelen. Die machtiging vindt plaats op voorwaarde dat de gespecialiseerde instantie de in paragraaf 5 bedoelde normen en standaarden en de in paragrafen 6 en 7 bedoelde nadere regels van de samenwerking naleeft.
Ingeval een gespecialiseerde instantie de in paragraaf 5 bedoelde normen en standaarden en de in paragrafen 6 en 7 bedoelde nadere regels van de samenwerking niet...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI