Wet tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, de 20 juillet 2020

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Onder de door of krachtens deze wet bepaalde voorwaarden wordt de staatswaarborg toegekend op de verliezen die een kredietgever lijdt op de door hem toegekende gewaarborgde kredieten.

HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  1. de staatswaarborg: de staatswaarborg die krachtens deze wet wordt toegekend;

  2. gewaarborgd verlies: het gewaarborgd verlies zoals bedoeld in artikel 11;

  3. een kredietgever: een kredietgever zoals bedoeld in artikel 5;

  4. een gewaarborgd krediet: een krediet in de zin van artikel 4;

  5. de wet van 27 maart 2020: de wet van 27 maart 2020 tot machtiging van de Koning om een staatswaarborg te verstrekken voor bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;

  6. het koninklijk besluit van 14 april 2020: het koninklijk besluit van 14 april 2020 tot toekenning van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus;

  7. de looptijd van een krediet: de tijd tussen de verlening van een krediet en de dag waarop de kredietnemer alle onder het krediet verschuldigde bedragen moet hebben terugbetaald;

  8. verlenen van een krediet: een krediet wordt verleend wanneer een kredietnemer contractueel het recht krijgt om het krediet geheel of gedeeltelijk op te nemen;

  9. een kredietnemer: een kredietnemer die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6;

  10. een maandelijkse aangifte: de aangifte bedoeld in artikel 4, § 6;

  11. een toegelaten debetstand: een uitdrukkelijke kredietopening waarbij een kredietgever een kredietnemer de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op de hiermee verbonden betaalrekening te boven gaan;

  12. een herfinancieringskrediet: een krediet, of een gedeelte van een krediet, dat wordt verleend tot terugbetaling van een krediet dat een kredietgever heeft verleend voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, met inbegrip van de verlenging van een voor de datum van inwerkingtreding van deze wet verleend krediet; wordt niet als herfinancieringskrediet aanzien, een krediet of een gedeelte van een krediet dat wordt verleend tot terugbetaling van een krediet dat werd toegekend met toepassing van de wet van 27 maart 2020, dat door de kredietgever niet werd geïdentificeerd met toepassing van artikel 4, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 14 april 2020, en met betrekking waartoe de kredietgever voorziet een respijtmaatregel te moeten toekennen op de vervaldag ervan;

  13. wederopname van een krediet: de wederopname of hernieuwing van een geheel of gedeeltelijk terugbetaald krediet dat vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet werd verleend en voor zover dergelijke wederopname of hernieuwing voor ten hoogste dezelfde hoofdsom plaatsvindt;

  14. een leasingovereenkomst: een overeenkomst die beantwoordt aan de criteria vastgesteld in artikel 3:89 van het koninklijk besluit van 29 april 2019 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voor de post III.D Leasing en soortgelijke rechten;

  15. een factoringovereenkomst: een overeenkomst waarbij een partij de te innen schuldvorderingen die voortvloeien uit contracten tot levering van goederen en/of het verstrekken van diensten afgesloten tussen die partij en zijn debiteuren, aan de wederpartij overdraagt in ruil voor de voorfinanciering van de te innen schuldvorderingen;

  16. de Kruispuntbank van Ondernemingen: het register bedoeld in artikel III.15 van het Wetboek economisch recht;

  17. een onderneming waartegen een collectieve insolventieprocedure loopt: een onderneming die het voorwerp uitmaakt van de lopende procedure zoals bedoeld in bijlage A bij de Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures;

  18. Verordening nr. 2015/2365: de Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  19. een voor een bijzonder doel opgerichte effectiseringsentiteit: een entiteit met als enige opdracht één of meer verrichtingen van effectisering, alsook het verrichten van andere werkzaamheden ter vervulling van deze opdracht;

  20. Verordening (EU) nr. 1407/2013: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

  21. een patrimoniumvennootschap: een vennootschap zoals bedoeld in artikel 14526, § 3, 5° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

  22. een managementvennootschap: een vennootschap zoals bedoeld in artikel 14526, § 3, 6° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

  23. maximaal gewaarborgde interesten: de maximaal gewaarborgde interesten zoals bedoeld in artikel 9;

  24. Verordening nr. 651/2014: de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  25. een groep: een onderneming, samen met de met haar verbonden personen;

  26. een verbonden persoon: een verbonden onderneming of een partneronderneming in de zin van Bijlage 1 bij de Verordening 651/2014;

  27. een interest op jaarbasis: een interest die geldt voor een jaar, berekend op 360 dagen;

  28. de toegewezen enveloppe: de toegewezen enveloppe van een kredietgever zoals vastgesteld door de Koning krachtens de wet van 27 maart 2020;

  29. verlies: verlies zoals bedoeld in artikel 12;

  30. een pari passu bepaling: een bepaling die de vermindering van een waarborg tot gevolg heeft omwille van coëxistentie met andere waarborgen waarbij de vermindering gebeurt evenredig met het aantal andere waarborgen en met de door deze andere waarborgen gewaarborgde bedragen;

  31. de Nationale Bank: de Nationale Bank van België bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

  32. respijtmaatregelen: respijtmaatregelen in de zin van artikel 47ter, 1., a) en b) van de Verordening nr. 575/2013;

  33. Verordening nr. 575/2013: de Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;

  34. effectisering: securitisatie in de zin van artikel 2.1 van de Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012;

  35. kwalificerende buitenlandse activiteiten: buitenlandse activiteiten van een kredietnemer die beantwoorden aan de volgende voorwaarden:

    1. de buitenlandse activiteiten worden gevoerd door de kredietnemer zelf of door een entiteit die onder de exclusieve of gezamenlijke controle staat van de kredietnemer;

    2. de continuïteit van de buitenlandse activiteiten is cruciaal voor de Belgische activiteiten;

    3. er bestaat geen andere mogelijkheid om de buitenlandse activiteiten duurzaam en tegen normale marktvoorwaarden te financieren;

  36. een zekerheid: elke persoonlijke zekerheid of zakelijke zekerheid;

  37. een vergoeding: enige vergoeding zoals bedoeld in hoofdstuk 7.

    HOOFDSTUK 3. - Gewaarborgde kredieten

    Afdeling 1. - Algemeen

    Art. 4. § 1. Gewaarborgde kredieten zijn kredieten met een looptijd van meer dan 12 maanden en ten hoogste 36 maanden verleend door een kredietgever aan een kredietnemer tussen de datum van inwerkingtreding van deze wet en 31 december 2020, voor zover zij door de kredietgever op het ogenblik dat ze worden verleend specifiek worden geïdentificeerd. De hiervoor bedoelde identificatie van een krediet kan door de kredietgever niet worden beëindigd of ongedaan gemaakt.

    § 2. Een krediet in de zin van paragraaf 1 is elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt, in de vorm van een lening, een kredietopening, een toegelaten debetstand, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling, met uitsluiting van:

  38. herfinancieringskredieten;

  39. wederopnames van kredieten;

  40. leasingovereenkomsten;

  41. factoringovereenkomsten;

  42. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT