Wet tot opening van voorlopige kredieten voor de maanden november en december 2020, de 30 octobre 2020

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Voorlopige kredieten

Art. 2. Voorlopige kredieten, welke in mindering komen van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2020 worden geopend voor de maanden november en december 2020 ter grootte van de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabellen.

De uitgaven ten laste van de variabele kredieten van de organieke fondsen worden voor de maanden november en december 2020 geraamd op de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

De aanrekeningen van de secties 02 - Kanselarij van de Eerste Minister, 06 - FOD Beleid en Ondersteuning, 12 - FOD Justitie, 14 - FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, en Ontwikkelingssamenwerking, 17 - Federale Politie en Geïntegreerde Werking, 23 - FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, 24 - FOD Sociale Zekerheid en 25 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu van de begroting mogen gebeuren volgens de aangepaste programmastructuur en de codering van de aangepaste basisallocaties vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

Art. 3. Facultatieve toelagen kunnen worden verleend op basis van de in de algemene uitgavenbegroting alsook in de aangepaste algemene uitgavenbegroting voor het jaar 2018 opgenomen specifieke bepalingen.

Art. 4. § 1. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel " en "11.00.04 - Ander dan statutair personeel " alsook de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen.

§ 2. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 41.60.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12, 72 en 74, al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een bestaansmiddelenprogramma, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen, noch op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99.

§ 3. In afwijking van paragraaf 2 mogen de erin bedoelde basisallocaties binnen éénzelfde sectie van de begroting eveneens naar de basisallocaties 21.40.01, 21.40.02, 21.60.01 en 21.60.02 worden herverdeeld.

§ 4. 1°. In afwijking van artikel 52 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat en onverminderd de bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 en 5 tot 7, mag de bevoegde voorzitter van het directiecomité, mits het akkoord van de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning, de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van de basisallocaties herverdelen.

De voorgestelde verhogingen mogen echter een maximumbedrag van 100 000 euro per basisallocatie niet overschrijden. Wanneer eenzelfde basisallocatie het voorwerp is van opeenvolgende verhogingen worden de bedragen samengeteld voor de toepassing van deze bepaling.

Deze afwijkingen zijn ook van toepassing op het Ministerie van Landsverdediging, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen aan de voorzitter van het directiecomité deze voor de chef defensie is, en op de Federale Politie, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen is aan de commissaris-generaal;

  1. De voorzitter van het bevoegde directiecomité kan de bevoegdheid die punt 1° hem verleent delegeren aan de stafdirecteur Budget en Beheerscontrole of aan de ambtenaar die deze functie uitoefent, voor het maximumbedrag dat hij vaststelt in de delegatieakte, maar dat niet meer mag bedragen dan 100 000 euro.

    Deze delegatieakte wordt meegedeeld aan de bij zijn departement geaccrediteerde Inspectie van Financiën en aan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning;

  2. Als de directeur-generaal van het directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning afwezig of verhinderd is, wordt de bevoegdheid die deze paragraaf hem verleent uitgeoefend door een adviseur-generaal van het directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning;

  3. Deze afwijkingen zijn niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen.

    § 5. 1°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, en van paragraaf 1 van dit artikel, mogen de vastleggingskredieten van allerhande basisallocaties " 11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel " en " 11.00.04 - Ander dan statutair personeel " evenals de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99 van de secties 16 en 17 van de begroting herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van sectie 01 op volgende wijze :

    *Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01;

    * Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van sectie 01;

  4. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003, en van paragraaf 2 van dit artikel, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 41.60.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12 en 74 van de secties 02, 05, 14, 16 en 17, al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een bestaansmiddelenprogramma, herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van sectie 01, op volgende wijze :

    * Bovenvermelde kredieten van sectie 02 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 1 van het programma 30/6 van sectie 01;

    * Bovenvermelde kredieten van sectie 06 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 9 van het programma 30/6 van sectie 01;

    * Bovenvermelde kredieten van sectie 14 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 2 van het programma 30/6 van sectie 01;

    * Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01;

    * Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van sectie 01.

    Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99;

  5. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003 mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 19.55 21 61.41.03, 19.55 22 41.40.02 en 19.55 22 41.40.03 herverdeeld worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van activiteit 5 van programma 30/6 van sectie 01 en mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 46.60 11 33.00.01 en 46.61 12.11.23 herverdeeld worden met de overeenkomstige kredieten van activiteit 4 van het programma 30/6 van sectie 01;

  6. De vereffeningskredieten van de basisallocaties van deze paragraaf mogen mutatis mutandis eveneens herverdeeld worden onder dezelfde voorwaarden.

    § 6. In afwijking van artikel 52 van dezelfde wet van 22 mei 2003 en van de paragrafen 2 en 3 van dit artikel, worden herverdelingen enkel toegestaan in sectie 01 van de begroting binnen de grenzen van de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van elke activiteit van het programma 30/6. Deze afwijking geldt niet voor de activiteiten 6,7 en 8 van het voormelde programma 30/6, die onderling herverdeeld mogen worden.

    § 7. 1°. De paragrafen 2 en 3 zijn niet van toepassing op de basisallocaties van de volgende programma's :

    02.36.1, 12.62.9, 13.54.5, 13.54.9, 25.54.6, 25.54.7, 25.54.8, 32.21.6, 32.46.7, 32.49.4 en 44.55.2;

  7. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 2°, van dezelfde wet van 22 mei 2003, kunnen de vereffeningskredieten van de basisallocaties van de programma's opgenomen onder punt 1° hierboven slechts worden herverdeeld binnen elk van deze programma's.

    Art. 5. Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT