Wet tot omzetting van richtlijn 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019, van richtlijn 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019, van richtlijn 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019, van richtlijn 2019/2177 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2019, van richtlijn 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 en houdende diverse bepalingen, de 11 juillet 2021

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. De bepalingen van deze wet regelen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. § 1. Deze wet voorziet in de omzetting van richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen en in de omzetting, wat betreft de omzettingstermijn van die richtlijn 2019/878, van artikel 2 van richtlijn (EU) 2021/338 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2021 tot wijziging van richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis.

§ 2. Deze wet voorziet in de omzetting van richtlijn (EU) 2019/879 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en richtlijn 98/26/EG.

§ 3. De artikelen 303 tot 309 van deze wet zorgen voor de omzetting in Belgisch recht, wat de wijzigingen van richtlijn (EU) 2015/849 betreft, van de bepalingen van richtlijn 2019/2177 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2019 tot wijziging van richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten, en van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

§ 4. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 3. In artikel 35, § 3 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, ingevoegd bij de wet van 13 maart 2016, worden de woorden "de artikelen 12, § 1" vervangen door de woorden "de artikelen 8, 12, § 1".

Art. 4. In artikel 36/6, § 2, 2° van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, worden de woorden ", met inbegrip van de criteria voor de toepassing van het evenredigheidsbeginsel bedoeld in het vierde lid van het genoemde artikel 142," ingevoegd tussen de woorden "en beursvennootschappen" en de woorden "en in de artikelen 318 tot 321 van de wet van 13 maart 2016".

Art. 5. In artikel 36/11, § 6 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het eerste lid vervangen als volgt:

"De Sanctiecommissie maakt haar beslissingen nominatief bekend op de website van de Bank voor een duur van minstens vijf jaar, tenzij deze bekendmaking de financiële stabiliteit of een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopende strafrechtelijke procedure in het gedrang dreigt te brengen of onevenredig nadeel dreigt te berokkenen aan de betrokken personen of instellingen. In dat geval wordt de beslissing niet-nominatief bekendgemaakt op de website van de Bank. Indien er een beroep is ingesteld tegen de sanctiebeslissing, wordt zij niet-nominatief bekendgemaakt in afwachting van de uitslag van de beroepsprocedures, met de vermelding dat dit beroep is ingesteld. Latere informatie over de uitkomst van het beroep, met inbegrip van een beslissing tot vernietiging van de sanctiebeslissing, wordt eveneens bekendgemaakt.".

Art. 6. Artikel 36/14, § 1 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2020, wordt aangevuld met de bepaling onder 26°, luidende:

"26° binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie, aan de financiële inlichtingeneenheden bedoeld in artikel 4, 15° van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.".

Art. 7. In dezelfde wet wordt artikel 36/15, opgeheven bij de wet van 20 juli 2020, hersteld als volgt:

"Art. 36/15. § 1. In afwijking van artikel 35 en binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie mag de Bank ook vertrouwelijke informatie meedelen:

  1. aan het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank, met het oog op beoordelingen voor het Financial Sector Assessment Programme;

  2. aan de Bank voor Internationale Betalingen, met het oog op kwantitatieve effectenstudies;

  3. aan de Raad voor financiële stabiliteit, met het oog op zijn controlefunctie.

    § 2. De Bank mag enkel vertrouwelijke informatie krachtens paragraaf 1 meedelen op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken instelling en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  4. het verzoek is naar behoren gemotiveerd in het licht van de specifieke taken die door de verzoekende instelling in overeenstemming met haar opdrachten worden verricht en de meegedeelde informatie is bijgevolg beperkt tot wat strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van deze taken;

  5. het verzoek is nauwkeurig genoeg wat de aard, reikwijdte en vorm van de gevraagde informatie, alsook de wijze van mededeling ervan betreft;

  6. de informatie wordt uitsluitend meegedeeld aan de personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de specifieke taak;

  7. de verzoekende instelling is wat de informatie betreft aan een beroepsgeheim gebonden dat te vergelijken is met dat als bedoeld in artikel 35.

    § 3. De mededeling van vertrouwelijke informatie krachtens paragraaf 1 mag enkel in geaggregeerde of geanonimiseerde vorm gebeuren, of, bij ontstentenis, door tot deze informatie toegang te geven in de lokalen van de Bank.

    § 4. Voor zover de mededeling van informatie de verwerking van persoonsgegevens met zich meebrengt, voldoet de verwerking van persoonsgegevens door de verzoekende instelling aan de voorschriften van Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).".

    Art. 8. In dezelfde wet wordt het opschrift van Hoofdstuk IV/4 als volgt vervangen:

    "Hoofdstuk IV/4. Specifieke opdrachten van de Bank in verband met het voorkomen en het beheer van crisissen en risico's in de financiële sector.".

    Art. 9. In Hoofdstuk IV/4 van dezelfde wet wordt een artikel 36/48 ingevoegd, luidende:

    "Art. 36/48. De Bank oefent de opdrachten uit waarmee zij als sectorale overheid voor de sector financiën is belast krachtens de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren.".

    Art. 10. In hetzelfde Hoofdstuk IV/4 wordt een artikel 36/49 ingevoegd, luidende:

    "Art. 36/49. De Bank wordt aangeduid als administratieve overheid in de zin van artikel 22quinquies van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. De Bank is bevoegd voor de entiteiten van de sector financiën die zij als kritieke infrastructuur identificeert krachtens de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren."

    Art. 11. In hetzelfde Hoofdstuk IV/4 wordt een artikel 36/50 ingevoegd, luidende:

    "Art. 36/50. § 1. De Bank oefent de opdrachten bedoeld in dit hoofdstuk uitsluitend in het algemeen belang uit. De Bank, de leden van haar organen en haar personeelsleden zijn niet burgerlijk aansprakelijk voor hun beslissingen, niet-optreden, handelingen of gedragingen in het kader van de uitoefening van deze opdrachten, behalve in geval van bedrog of zware fout.

    § 2. De Bank kan de werkingskosten die betrekking hebben op haar opdrachten bedoeld in de eerste paragraaf verhalen op de entiteiten ten aanzien waarvan zij die opdrachten uitoefent, volgens de nadere regels vastgesteld door de Koning. De Bank kan de Algemene Administratie van de inning en invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën belasten met de inning van de onbetaalde vergoedingen.".

    HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen

    Art. 12. In artikel 1/1 van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, laatst gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  8. de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:

    "3° "centrale tegenpartij": een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, punt 1) van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters;";

  9. in het bepaalde onder 6° worden de woorden "of een systeemexploitant" vervangen door de woorden ", een systeemexploitant of een clearinglid van een centrale tegenpartij waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 648/2012".

    HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

    Art. 13. In artikel 2 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT