Wet betreffende de vrijwillige zwangerschapsafbreking, tot opheffing van de artikelen 350 en 351 van het Strafwetboek, tot wijziging van de artikelen 352 en 383 van hetzelfde Wetboek en tot wijziging van diverse wetsbepalingen, de 15 octobre 2018

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden en procedure

Art. 2. De zwangere vrouw mag een arts verzoeken om haar zwangerschap af te breken onder de volgende voorwaarden:

  1. De zwangerschapsafbreking moet:

    1. onverminderd de bepalingen onder 3° en onder 5°, plaatsvinden voor het einde van de twaalfde week na de bevruchting;

    2. onder medisch verantwoorde omstandigheden door een arts worden verricht in een instelling voor gezondheidszorg waaraan een voorlichtingsdienst is verbonden die de zwangere vrouw opvangt en haar omstandig inlicht inzonderheid over de rechten, de bijstand en de voordelen, bij wet en decreet gewaarborgd aan de gezinnen, aan de al dan niet gehuwde moeders en hun kinderen, alsook over de mogelijkheden om het kind dat geboren zal worden te laten adopteren; en die, op verzoek van de arts of van de vrouw, haar hulp en raad geeft over de middelen waarop zij een beroep zal kunnen doen voor de oplossing van de psychologische en maatschappelijke problemen welke door haar toestand zijn ontstaan.

  2. De arts tot wie een vrouw zich wendt om haar zwangerschap te laten afbreken, moet:

    1. de vrouw inlichten over de onmiddellijke of toekomstige medische risico's waaraan zij zich blootstelt door het afbreken van de zwangerschap;

    2. de verschillende opvangmogelijkheden voor het kind dat geboren zal worden in herinnering brengen en, in voorkomend geval, een beroep doen op het personeel van de voorlichtingsdienst bedoeld in de bepaling onder 1°, b), om de daar bepaalde hulp en raad te geven;

    3. zich vergewissen van de vaste wil van de vrouw om haar zwangerschap te laten afbreken. De appreciatie over de vaste wil van de zwangere vrouw, op basis waarvan de arts aanvaardt de ingreep uit te voeren, kan niet meer worden aangevochten indien is voldaan aan de in dit artikel bepaalde voorwaarden.

  3. De arts kan de zwangerschapsafbreking niet eerder verrichten dan zes dagen na de eerste raadpleging, behoudens indien er voor de vrouw een dringende medische reden bestaat om de zwangerschapsafbreking te bespoedigen. Indien de eerste raadpleging plaatsvindt minder dan zes dagen voor het einde van de termijn bedoeld in de bepaling onder 1°, a), wordt deze termijn verlengd prorata het aantal niet verstreken dagen van de termijn van zes dagen. Indien de laatste dag van die verlenging evenwel op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt, kan de zwangerschapsafbreking op de eerstvolgende werkdag worden verricht.

  4. De ingreep kan pas worden uitgevoerd nadat de vrouw, de dag van de ingreep, schriftelijk te kennen heeft gegeven dat ze vastbesloten is de ingreep te ondergaan. Deze verklaring moet bij het medisch dossier worden gevoegd.

  5. Na de termijn van twaalf weken, desgevallend verlengd overeenkomstig 3°, kan de zwangerschap onder de voorwaarden bepaald in de bepalingen onder 1°, b), en 2° tot 4° , slechts vrijwillig worden afgebroken, indien het voltooien van de zwangerschap een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van de vrouw of indien vaststaat dat het kind dat geboren zal worden, zal lijden aan een uiterst zware kwaal die als ongeneeslijk wordt erkend op het ogenblik van de diagnose. In dat geval moet de arts tot wie de vrouw zich heeft gewend, de medewerking vragen van een tweede arts, wiens advies bij het dossier wordt gevoegd.

  6. De arts of een andere...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT