Omzendbrief FB/VLABEL/2007. - Vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd voor onderwijs., de 11 septembre 2007

Artikel M. 1. Inleiding.

Deze omzendbrief heeft betrekking op de inning van de onroerende voorheffing in het Vlaamse Gewest.

Het Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB 1992) voorziet een vrijstelling van onroerende voorheffing voor goederen bestemd voor onderwijs.

Deze omzendbrief verschaft, voor wat het Vlaams Gewest betreft, toelichting bij de voorwaarden die moeten worden vervuld om deze vrijstelling te bekomen en te behouden. Hij zal door de Vlaamse Belastingdienst gehanteerd worden bij de beoordeling van de in de vorige paragraaf bedoelde vrijstelling.

De toelichtingen bij de toepasselijke bepalingen die zijn opgenomen in het zogenaamde " Commentaar op het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 ", opgemaakt door de federale overheid, worden voor bepaalde aspecten hernomen. Voor andere aspecten daarentegen worden- gelet op de maatschappelijke evoluties en noden - andersluidende standpunten ingenomen.

  1. Wettekst.

    Artikel 253, 1°, WIB 1992 :

    Van de onroerende voorheffing wordt het kadastraal inkomen vrijgesteld :

    1. van de in artikel 12, § 1, vermelde onroerende goederen of delen van onroerende goederen.

    Artikel 12, § 1, WIB 1992 :

    § 1. Vrijgesteld is het kadastraal inkomen van de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die een belastingplichtige of een bewoner zonder winstoogmerk heeft bestemd voor het openbaar uitoefenen van een eredienst of van de vrijzinnige morele dienstverlening, voor onderwijs, voor het vestigen van hospitalen, klinieken, dispensaria, rusthuizen, vakantiehuizen voor kinderen of gepensioneerden, of van andere soortgelijke weldadigheidsinstellingen.

  2. Toepassingsvoorwaarden : algemeen

    De vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd tot onderwijs wordt, conform algemeen geldende rechtsspraak, slechts verleend voor zover aan de volgende drie voorwaarden tegelijk is voldaan :

    1. ontbreken van winstbejag;

    2. systematisch onderwijs volgens de verhouding leerling-leermeester;

    3. hoofdzakelijke bestemming tot didactische doeleinden, zij het rechtstreeks, zij het onrechtstreeks.

  3. Toelichting bij de toepassingsvoorwaarden.

    4.1. Eerste voorwaarde : ontbreken van winstbejag.

    Aan de voorwaarde van het ontbreken van winstbejag is voldaan zelfs wanneer de belastingplichtige een (financieel) voordeel uit zijn onroerende goederen behaalt, op voorwaarde dat hij het bewijs levert dat dit voordeel werkelijk en uitsluitend gebruikt wordt voor de instandhouding en de uitbreiding van het onderwijs en dat de ontvangen sommen geen verdoken winst uitmaken.

    Deze voorwaarde impliceert dus dat de belastingplichtige geen winsten aan bestuurders, personeelsleden, aandeelhouders, enzovoort mag uitkeren, als hij een vrijstelling wil blijven genieten.

    Hierna volgen enkele concrete toepassingsgevallen en verduidelijkingen bij dit principiële uitgangspunt.

    4.1.1. Beoordeling in hoofde van belastingplichtige of gebruiker.

    Volgens artikel 12, § 1, WIB 1992 is voor de vrijstelling van onroerende voorheffing vereist dat " een belastingplichtige of een bewoner " het onroerend goed zonder winstoogmerk heeft bestemd tot een specifiek doel.

    De afwezigheid van winstoogmerk dient echter steeds beoordeeld te worden in hoofde van diegene die het goed voor het vermelde specifieke doel aanwendt of bestemt. Dit kan hetzij de belastingplichtige, hetzij de bewoner zijn, maar beide voorwaarden - de bestemming tot het specifieke doel en de afwezigheid van winstoogmerk - moeten in hoofde van dezelfde persoon verenigd zijn.

    Wanneer bijvoorbeeld het goed door de eigenaar ter beschikking wordt gesteld of wordt verhuurd aan een gebruiker die het goed zonder winstoogmerk aanwendt voor onderwijs, dan vormt de betaling van een huurprijs door de gebruiker aan de eigenaar geen beletsel voor de toekenning van de vrijstelling van onroerende voorheffing.

    4.1.2. Inschrijvingsgelden.

    Het feit dat scholen, al dan niet bij privé-initiatief opgericht, inschrijvingsgelden ontvangen, is op zich geen belemmering om de vrijstelling toe te staan. Als de inschrijvingsgelden extreem hoog zijn, in relatie tot de gemaakte kosten, kan dat duiden op winstoogmerk, maar het is niet noodzakelijk het geval.

    Het criterium bij de beoordeling van het recht op een vrijstelling van onroerende voorheffing is de aanwending van de ontvangen sommen voor onderwijsdoeleinden.

    4.1.3. Winkels verbonden aan scholen.

    handelsactiviteiten

    De zogenaamde Commissie voor Zorgvuldig Bestuur (CZB) waakt over de naleving van enkele principes en gedragsregels, onder meer inzake handelsactiviteiten, reclame en sponsoring, door scholen en onderwijscentra.

    Uiteraard is het zeker niet de bedoeling dat de Vlaamse Belastingdienst zich in de plaats gaat stellen van de CZB om te oordelen over de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten. De Vlaamse Belastingdienst heeft immers niet te oordelen over de toelaatbaarheid van de activiteiten, wel over het gebrek aan winstoogmerk (als voorwaarde voor de vrijstelling van de onroerende voorheffing).

    Aangezien de CZB een oordeel vormt over de verenigbaarheid van bepaalde activiteiten met de onderwijs- of begeleidingsopdrachten, spreekt het voor zich dat dit oordeel voor de Vlaamse Belastingdienst wel een indicatie kan vormen bij de beoordeling van de vereiste van afwezigheid van winstoogmerk.

    De CZB stelt in haar adviezen over onderwijsinstellingen en handelsactiviteiten het volgende :

    " Onderwijsinstellingen kunnen handelsactiviteiten verrichten, voor zover deze geen daden van koophandel zijn en voor zover ze verenigbaar zijn met haar onderwijs of begeleidingsopdracht.

  4. Daden van koophandel worden in enge zin geïnterpreteerd : handelsactiviteiten die enkel en alleen als doel hebben de verrijking van het bestuur of van personen betrokken bij het onderwijs of de begeleiding zonder dat er een algemene of concrete aanwending is in het kader van de taken en doelstellingen.

  5. De verenigbaarheid met de onderwijs- of begeleidingsopdracht houdt in dat de handelsactiviteiten kaderen in de normale dienstverlening aan de leerlingen of het leerprogramma. Indien de handelsactiviteiten buiten dat kader vallen, moeten ze een occasioneel karakter hebben. "

    Indien bijvoorbeeld een instelling in de kwestieuze gebouwen handelsactiviteiten verricht met het oog op de verrijking van het bestuur of van andere personen, zonder dat de ontvangen middelen worden gebruikt voor de taken of doelstellingen van de onderwijsinrichting, zal geen vrijstelling van onroerende voorheffing worden toegekend.

    Handelsactiviteiten met een sporadisch of occasioneel karakter - de Vlaamse Belastingdienst aanvaardt één maandelijkse organisatie als maximum - en waarvan de opbrengst integraal terugvloeit naar de onderwijsactiviteiten van de school, brengen de vrijstelling van de onroerende voorheffing niet in het gedrang.

    verkoop van eigen producten en verstrekken van eigen diensten

    Om ervoor te zorgen dat de leerlingen voldoende praktijkervaring opdoen in de hun aangeleerde technieken, is het - vooral in technische scholen - gebruikelijk dat de producten die door de leerlingen worden vervaardigd verkocht worden in een winkel die in de schoolgebouwen wordt ingericht. Soms worden door de leerlingen ook diensten aan een ruim publiek aangeboden.

    Voorbeelden van dergelijke winkels vindt men bij opleidingen snit en naad, hout- en metaalbewerking, en tuinbouwscholen.

    Voorbeelden van bedoelde diensten vindt men onder meer bij de opleidingen haartooi en schoonheidszorg.

    Vaak vindt de verkoop zowel tijdens als na de schooluren plaats, zowel op weekdagen als in het weekend.

    De Vlaamse Belastingdienst zal oordelen dat de verkoop van deze producten of het verstrekken van deze diensten in de schoolgebouwen of aanhorigheden van deze gebouwen, zelfs wanneer deze eerder een bestendig dan een occasioneel of sporadisch karakter hebben, geen beletsel is voor de toekenning van de vrijstelling van de onroerende voorheffing, op voorwaarde dat de opbrengsten worden geïnvesteerd in de onderwijsverstrekking of -infrastructuur.

    Een advies van de Commissie Zorgvuldig Bestuur (CZB/V/KSO/2003/26) over deze aangelegenheid wordt als bijlage bijgevoegd.

    miniondernemingen

    Een minionderneming is een samenwerkingsverband tussen leerlingen, die gedurende een bepaalde periode -meestal één schooljaar- een handelszaak uitbaten (aankopen, verkopen, boekhouding enz.). Dit gebeurt onder begeleiding van de school en soms ook van een derde partij (bijvoorbeeld Unizo, VOKA, de Kamers van Koophandel). Het gamma van aangeboden producten is meestal beperkt.

    Het gebruik van lokalen in de onderwijsinrichting door deze minionderneming zal de toekenning van de vrijstelling van de onroerende voorheffing niet verhinderen, opnieuw onder de voorwaarde dat de eventuele winsten terugvloeien naar onderwijsactiviteiten.

    hotel- en/of kokscholen

    Soms baten hotel- en kokscholen vrijwel volwaardige restaurants of hotels uit, waar de gerechten door leerlingen worden bereid en waar door leerlingen wordt opgediend, en die voor iedereen als klant vrij toegankelijk zijn. Dagschotels zijn verkrijgbaar tegen gangbare restaurantprijzen, volledige viergangenmenu's tegen eveneens gewone concurrentiële prijzen.

    Ook deze activiteiten op zich zullen geen beletsel zijn voor de vrijstelling van de onroerende voorheffing.

    Maar de vereiste blijft andermaal dat de eventueel behaalde winsten exclusief naar de onderwijsactiviteiten moeten terugvloeien.

    4.2. Tweede voorwaarde : systematisch karakter van het onderwijs.

    4.2.1. Definitie van onderwijs.

    Het woord onderwijs in de zin van het artikel 12, § 1, WIB 1992 impliceert een didactische werkzaamheid die door de onderwijzende persoon ten behoeve van de onderwezene wordt uitgeoefend.

    Hieruit volgt dat elke vorm van onderwijs voor vrijstelling in aanmerking komt zodra :

    1. de didactische werkzaamheden systematisch worden georganiseerd met het doel te onderrichten, dit wil zeggen volgens een zeker systeem, georganiseerd, regelmatig, volgens een leerplan,

    2. en dit volgens de verhouding...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT